Spolia mundi(1949)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Duiven Niet om gewijd of ongewijd symbool Houd ik van duiven, noch omdat op school De duif me dikwijls als model moest gelden; Men mag mij vrij de duivenmelker schelden: Ik houd van duiven en wel even boud Als gij, Anselm, van goede verzen houdt, Mijn zus van paarden en mijn broer van honden! Ik heb de duiven altijd duifs gevonden Zoals de duivels duivels en de Duitsers dom; Vraag, bid ik u, dus liever niet waarom Ik duiven houd; waarom geen witte pauwen; Of indien wit te wit is, dan geen blauwe; Of waarom niet een groene papegaai! De vóórkeur vraagt niet, Anselm, en is even taai Als teder; láát me mijn gebreken En, áls ik spreken moet, van duiven spreken Want duiven en geen pauwen hebben 't mij gedaan: De trippeldans en niet het trotse gaan; De tuimelvlucht en niet de sleepgewaden Dier schemerige prinsen langs de paden; Het koeren en het spiegelen in de bron En niet de rauwe kreet, de schrik van het gazon! Indien 'k een Geest moest prijzen, zou ik prijzen Hem die uit rozen, sneeuw en parelgrijzen De duiven schiep: het kanten broekje wit Onder het frakje dat, voornaam van snit, Het borstje bloot laat en parmantig open, Op pootjes als van bessen-sap bedropen En dan in 't fraai en frank geheel die drang, Dat voetenvier, dat vleugelenverlang! [pagina 68] [p. 68] Zó, als 'k een Geest moest prijzen, prees ik Deze Die in het oerbegin, in zo'n klein wezen Het klaar-staan schiep voor - zeg maar - welke reis! De duif gaat voor; - en dan naar 't paradijs! Vorige Volgende