Spolia mundi(1949)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Stadsschouwburg Ik ging een avond naar een vertoning. Ik zat op een stoel naast een huurkoetsier. De deugd, sprak de man, vindt ergens beloning - Indien 't dan niet thuis is, misschien toch hier. Het doek schoof open: een ontijdse woning, Een woeste haard, onverwoestbaar fier Met een galm van hout en een geur van honing - Verwilderd, verwilderend ver van hier; En doende in die noodlotssombere omkroning Van blauwbaard, bloedbaard, sperwer en gier, Doorwaanzind, doorwoeld van walmzwart vier, Zag 'k wijzen noch dwazen, dochters noch koning Doch - om die ène verschijning verschoning! - Niets dan het Dier... Maar van de kunst toch de opperste kroning: King Lear! En daarvan, van Dalsum, getuig ik hier. Vorige Volgende