25
Koenraad Droste (vert.): Homerus, Ilias,
Rotterdam, 1721.
Uit: ‘Voor-reden’.
Deze vertaling volgt op Drostes Odyssee van 1719. Zie
daarvoor no. 20, hierboven, evenals voor zijn verwijzing in de eerste alinea
hieronder naar De Lamotte. Ook al zegt hij van hem af te wijken door de
volledigheid van zijn versie, de daarna volgende alinea van zijn betoog is met
diens denkbeelden in overeenstemming.
Voor af moet ik den goetgunstigen Leser senden na de Voorreden van myne Odessea,
daer hy aenmerkingen sal vinden, die op de Ilias ook passen. Ik heb toen niet
gedacht, dat ik dit werk soude durven ondernemen; om dat de Heer de la Motte
sulks in deftige Fransche Vaersen al gedaen had, daer ik de myne niet soude
durven by gelyken. Maer alsoo hy van vier en twintig Boeken van Homerus twaelf
gemaekt heeft, en oversulks by na de helft heeft overgeslagen, heb ik het
genoegen aen myne Lantsluiden willen geven, dat sy den gantschen texst hier in
gerymt sullen vinden.
Alleen moet ik hen versoeken, dat sy sich voor oogen willen stellen de Eeuw, waer
in Homerus geschreven heeft (die men meent dat Tydgenoot is geweest van den
Koning Salomon:) wanneer veel zeden den naem van deugden hadden, die wy nu
aenstootelyk, ja selfs fouten oordeelen te syn. Ook is sints dien tyd de manier
van styl soodanig verandert, dat men nu soude berispen een Dichter, die syne
Helden soo onmenschelyk wreet en baetsoekende voorstelde, en over en
weêr malkanderen onbetamelyke scheltwoorden liet geven: en naderhant
een lang gesprek soude doen houden, terwyl sy den degen getrokken hadden om
malkanderen te bevechten. Het geen hen niet belette heele geschiedenissen van
hunne Voorouders onderwyl te vertellen, waer door Homerus den overvloet van syn
geest heeft willen bewysen, soo wel als door uitwykingen of digressien van de
verhaelde saek, herhalingen en langwylige gelykenissen, die hier en daer op het
voorwerp niet t'eenelmael passen, en op verscheide plaetsen met de selfde
woorden gebruikt werden. Dit heeft Horatius doen seggen, dat de goede Man
somtyds sluimert: hoewel hy anders onvergelykelyk is, en met recht den
Lauwerkrans der Dichtkunst heeft verkregen.