't Word grooter plas: maar niet zo 't was. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1670-1760
(1992)–C.W. Schoneveld– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 3
[pagina 27]
| |
3
| |
[pagina 28]
| |
roemen, desselfs maniere van seggen te stip van woorde te woorde achtervolgt, of, by sijne woorden, soo men seit, geswooren te hebben; alsoo onse tijd, tot nutter rechtsbeesigheeden althans beroepen, het oversien tegen elkander, veel min de vertaalings mis-slaagen, die d'er eenige toenmaals ingesloopen mochten sijn, te verbeeteren, niet toegelaaten heeft: behalven, dat soodanige mis-greepen van een aankomende jongelingschap, als de mijne toenmaals, eerder haar blinde dicht-yver quijtgescholden, als haar ingebeelde wijsheid geweeten moet worden. Wanneer ook een Dichter aan een woordelijkke oversetting sich soude verbinden, soo sow d'er geen Tooneel-stuk kunnen worden gesegt worden overgeset te weesen; vermits in de grond-taal noch altoos souden woorden gevonden worden, die in de oversetting niet gebracht waaren; ook somtijds niet souden hebben kunnen geschikt worden, als met de aanstootlijxte hardigheid, die oit in een vloejend Dichter mispreesen is. Soo ook een duitse vertaaling van een Frans Tooneel-stuk niet soude kunnen goet en volmaakt weesen, 't en sy al de woordjes doorgaans stip waaren overgeset, niet tegenstaande de sin op het krachtigste was uitgebeeld, soo most ook eerst aangeweesen worden, dat een Frans Dichter, die Spaansche stukken overset, als dit onse tegenwoordig is, ook soo net en stip sonder hardigheid het Spaans van woorde te woorde hadde vertaalt, en dat syn vertaalt Tooneel-stuk door die stippe vertolkking alleen luister kreeg: daar nochtans kenlijk is, dat veel Fransse, ja verre de meeste, Tooneelspeelen uit het Spaans overgeset sijn, en echter tegen elkander overgesien wordende, met elkander wel over een stemmen in het seggen, dat is, in de sin, maar juist niet in de maniere van seggen, dat is, in de woorden, en evenwel groote toejuiching in beide taalen behaalen; gelijk sulx meede kan bevestigt worden, uit verscheide Tooneel-stukken, die of uit dusdanig Frans, of uit het Spaans overgeset sijnde, met ongemeenen toeloop, en tot sonderling vernoegen der arme Godshuisen in onsen Schowburg vertoont worden:Ga naar eind7 terwijl het onmooglijk is de natuurlijkke maniere van seggen, en eigentlijkke aardigheid van de eene taal in de andere over te brengen; als hebbende iedere Taal, om des Dichters vindingen op het gevoeglijxt uit te drukken, sijne bysondere aangeboorene eigenschap, welke op het aldernaauwste, doenlijk is, na 't vereisch der Tooneelen en dicht-saakken te volgen genoeg is; mits de rechte sin ongeschonden blijve, en des eersten Dichters oogwit, soo wel in sijn grond-taal en eigentlijkke meening, als in des tweeden Dichters uitgedrukte vertaaling en krachtige nabootsing, getroffen worde. Waaromme J.v. Vondel, in sijne verduitste Elektra van den Griexen Sophokles, ook seer wel aanmerkt, seggende: Ook is 't onmoogelijk de reedenen wel te binden, indienmen, gehouden sijnde, de | |
[pagina 29]
| |
Griexe (of Latijnse, Franse, Spaanse of andere taalen) koppelingen stip te volgen, niet met een ruim geweeten wat vrymoedig daar over heen derf vaaren. Rijm en maat, waar aan de vertolkker gebonden staat, verhindert ook meenigmaal, dat de vertaalder niet soo wel en volmaaktelijk naspreekt, 't geen soo wel en heerlijk voorgesprookken word: ende iet van d'eene taal in d'ander door eenen engen hals te gieten, gaat sonder plengen niet toe. Ik doe dan de eerstelingen mijner, toen rijmsuchtige, jonkheid, nu voor de derdemaal, in een niew en luchtig Lente-kleed voor Uw Ed. Achtbaarheid ten Tooneele verschijnen, en deese mijne Edelmoedige Vyanden op de voet van het autaar uwer vriendlijkker edelmoedigheid, als een offer mijner verplichte eerbiedigheid, onderdanig nederleggen: met vertrowwen, dat hun edelmoedige vertooningen, die aan twee Dichters, de eerste in Spanje, de tweede in Vrankrijk, onvergangklijkke eer-naamen verschaft hebben, my van te stout bestaan by Uw Ed. Achtbaarheid sullen vryspreekken; als sijnde dit een van de beste en voltooiste Spaansche speel-stukken, die sedert de onverbeeterlijkke [= onovertrefbare, ed.] Cid, volgens de getuigenis van den Heer Scarron, op het Frans Tooneel vertoont sijn. [...] |
|