Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
§ 27. Een vijfde konsekwentie: Er zal grote eerbied moeten zijn voor de kerk.Als kerkvorst is Christus koning over de wereld. In Hem ‘recapituleert’ God eenmaal alles (Ef. 1:10): Alle dingen brengt God in Christus tot hun hoofdsom, hun voltooiing. De kerk zelf is geen cultuurstaat, maar wel een vuurhaard met haar dienst des Woords, die het hele leven onder beloften en normen stelt. Neemt men de kerk weg, dan wijkt het wezenlijk humane.Omdat de ballotage-normenGa naar voetnoot219) van deze coöperatieve gemeenschappen eigen normen zijn, ontleend aan de wet, die aan de gemeenschap der heiligen voor de prediking en bediening is toevertrouwd, daarom zal de vijfde konsekwentie van ons standpunt de grote eerbied moeten zijn, die, ook uit cultuur-gezichtspunt, mag worden gevorderd voor de kèrk. Als Kèrkvorst is de Christus Koning over heel de wereld, Voleinder van de natuur in haar geschiedenis (ook zij doorloopt geschiedenis, zoals RickertGa naar voetnoot220) terecht in herinnering bracht), Ambassadeur van God, die alle resultaten van het kosmisch ontginnings- en wervingsproces aan Gods voeten neer wil leggen, en dus Regent ook over de cultuur, en van haar organen Rechter en Herschepper. In Hem (Ef. 1:10) ‘recapituleert’ God eenmaal àlles.Ga naar margenoot+ We noemden daar Ef. 1:10, en spraken van ‘universele recapitulatie’. Om de vraag, welke plaats Christus inneemt ten aanzien van de ook cultureel te bepalen ‘hoofdsom van de historie’ te kunnen beantwoorden, verdient Paulus' uitspraak in deze tekst even onze aandacht. In de statenvertaling luidt ze: ‘...om in de bedeling van de volheid van de tijden wederom alles tot één te vergaderen in Christus...’. En de term ‘universele recapitulatie’ | |
[pagina 119]
| |
is door ons ontleend onder andere aan een vertaling van Paulus' woord, gelijkGa naar voetnoot221) het was aangehaald door Irenaeus, één van de ‘kerkvaders’; dit niet altijd ongevaarlijke soort van kerkkinderenGa naar voetnoot222) pleegt men nog steeds met deze niet onbedenkelijke naam aan te duiden. Irenaeus (ca. 140 - ca. 202) heeft eens Christus' hemelvaart en zitting aan de rechterhand van de Vader besproken onder verwijzing naar Ef. 1:10. Als Paulus zegt, dat Christus eenmaal zal wederkomen om alle dingen ‘tot één te vergaderen’, gebruikt Irenaeus' griekse tekst daar het woord ‘anakephalaioosasthai’, wat in de bij Rouet de Journel ❘Ga naar margenoot+als uitnemend behouden latijnse tekst wordt weergegeven met het latijnse woord recapituleren. Hemelvaartsdag maakt, zó gezien een aanvang met de universele recapitulatie. Wat hebben we aan dat woord? Helpt het ons? Dat zal ervan afhangen, of het in de weergave van Paulus' eigen woord uit Ef. 1:10 ‘de roos treft’. De roomse bijbelvertaling (Vulgata) gebruikt in Ef. 1:10 een andere term (instauratie); temeer daarom vraagt ‘recapitulatie’ ook hier onze attentie. VelenGa naar voetnoot223) hebben zich ervan bediend. We doen maar een greep, die meteen de bedoeling kan laten vatten. John Owen (Works, 1, 147) gelooft, onder verwijzing naar Ef. 1:10, dat de engelen | |
[pagina 120]
| |
Ga naar margenoot+ gebracht zijn in die ‘recovery’ (dat herstel) en in die recapitulatie van alle dingen, die God in Christus gegeven heeft. En, later, 367 v., wijdt hij aan dit laatste onderwerp een uitvoerige verhandeling: the glory of Christ in the Recapitulation of all things in Him. Onder verwijzing naar plaatsen als Col. 1:20, 1 Cor. 11:3, Ef. 1:22 en 23, roemt hij de kracht van de verlossing waardoor wat in Gods wereld verstrooid en uiteengeslagen lag, weer onder één Hoofd wordt verzameld (re-collected) als één familie-van-God, als één lichaam. Zijn deze meningen juist? Het griekse woord uit Ef. 1:10 laat inderdaad andere vertalingenGa naar margenoot+❘ toe. Bijvoorbeeld die van de statenvertaling: wederom bijeenverzamelen, wederom tot één vergaderen, weer bijeenlezen. Of: onder één hoofd begrijpen. Veel hangt ervan af, uit welke ‘sfeer’ men meent, dat het in zijn beeldspraak heenwijzen wil. Er is een mening, die zegt: het woord stamt uit de militaire wereld. Als soldaten uit het verband van de troep zijn losgeraakt en hier en daar rondzwerven, dient men ze weer in hun legerafdeling thuis te brengen, zo mogelijk: dàt zou hier de betekenis van het woord zijn.Ga naar voetnoot224) Ga naar margenoot+ Maar anderen leggen het weer anders uit. Zij denken niet aan militaire, maar aan rekenkundige operaties. Als men bepaalde getallen op-telt, krijgt men ‘een som’, een ‘uitkomst’; ‘som’ is ‘summa’ in het latijn; men denkt dus aan con-summatie: de eindsom wordt opgemaakt, streep er onder: ieder weet nu de uitkomst.Ga naar voetnoot225) De Christus zou dan hier ongeveer zó zijn gezien als de man, die aan het eind de rekening opmaakt: kijk, nu hebt u alles bij elkaar. Ook aan boekhouders is gedacht: ze tellen geldsommen bijeen.Ga naar voetnoot226) En geven dan een samenvatting van alles | |
[pagina 121]
| |
in de uitkomst.Ga naar voetnoot227) In het Grieks kan zo'n samen-vatting, zo'n uitkomst, immers ‘kephalaion’ (zoiets als hoofdsom, hoofd) heten? En dat woord ‘kephalaion’ ligt verwerkt in het griekse werkwoord, door Paulus gebruikt. Christus zou dan zelf volgens deze gedachtengang hoofd, of hoofdsom zijn; maar onder die ❘Ga naar margenoot+hoofdsom zou dan tévens (!) ‘alles’ worden samengevat (de som zou ‘in’ de som worden geteld, àlles is de som, en Christus óók, volgens deze eigenaardige gedachtengang, die wel wonderlijk met de woorden ‘in Christus’ opereert). En, nog is het aantal voorgedragen meningen niet uitgeput.Ga naar margenoot+Sommigen wijzen op een in Paulus' tijd onder de Joden gebruikelijk woord, dat de betekenis van ‘overeenstemming’, ‘samenstemming’ heeft, en dat afgeleid is van een andere stam, die door ‘hoofd’, of ‘uitkomst van een som’ te vertalen is. Deze technische term zou dan weer met het griekse woord voor ‘hoofd’ overeenkomen; en zo zou de betekenis zijn: zowel bij-elkaar-gebracht-worden (optellen), als ook: met-elkaar-over-eenstemmen; ergo: in vrede samengebracht worden, in harmonie vergaderd worden.Ga naar voetnoot228) Een laatste mening willen we nog vermelden: ze wijst terug naar de retoren-scholen. Daar is een handeling, als door Paulus' woord bedoeld, een korte samenvatting, in enkele hoofdpunten, van wat tevoren breder betoogd werd.Ga naar voetnoot229) Meestal was zo'n samenvatting dan niet een ‘neutrale’, ‘ongeïnteresseerde’ weergave in een hoofdsom, maar ging ze gepaard met een ‘toepasselijk’ woord: vermaan, bestraffing, vertroosting of eisende conclusie, bijvoorbeeld voor de rechtbank.Ga naar voetnoot230) Een kruising van al deze woordafleidingen en -verklaringen ontmoet men dan nog weer op verschillende manier. Bijvoorbeeld, als iemand het bestaat, te leren, dat de mens een mikrokos- | |
[pagina 122]
| |
mosGa naar voetnoot231) is, een wereld-in-het-klein, in wie de ‘elementen’ van de geschapen wereld als in een hoofdsom opgesloten liggen; terwijl nu Christus, als de Tweede Mens, God-en-mens in één persoon is; deGa naar margenoot+❘ mens (dat kort begrip, dat compendium van ‘alle dingen’, die mikrokosmos) wordt met het eeuwige Woord, deGa naar margenoot+ Logos, tenslotte weer verenigd.Ga naar voetnoot232) Of: zoals in civiele aangelegenheden soms een van zijn ‘hoofd’ gescheiden ‘lid’ (een van de man, het hoofd, gescheiden vrouw bijvoorbeeld) tot dat ‘hoofd’ teruggeleid wordt, en zo weer ‘thuis’ komt, in de kring, waar het behoort (een vrouw bijvoorbeeld die weer in het gezin teruggebracht wordt), zo komt de hele kreatuur, van God gescheiden, in Christus haar Hoofd, terug, ze komt weer thuis.Ga naar voetnoot233) De kreatuur is dan de verzoende ‘persoon’.Ga naar voetnoot234) Men ziet: de meningen variëren ten zeerste. Nu dient echter, voor wie zelf tot een beslissing komen wil, bedacht te worden, dat het griekse woord, hier gebruikt, niet op ‘kephalè’ (hoofd), maar op ‘kephalaion’ teruggaat. Dat woord heeft duidelijk de betekenis van ‘hoofdsom’, zo bijvoorbeeld Rom. 13:9, en Hebr. 8:1. In Rom. 13:9 zegt Paulus, dat de geboden van de tweede wetstafel worden samengevat in deze hoofdsom: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Dàt is van al die wetswoorden de éne, in alle weerkerende hoofd-zaak. Hoofdsom van de wet. In Hebr. 8:1 zegt de schrijver: van alles, wat we hierboven hebben betoogd, is nu de hoofdsom: wij hebben zùlk een Hogepriester als in het Nieuwe Testament ons wordt voorgesteld. Hoofdsom van de redenering. Wie echter de hoofdsom afkondigt, die komt meteen tot afsluiting. Zó nu geeft | |
[pagina 123]
| |
God in de volheid des tijds de hoofdsom van de geschiedenis. Van de geschiedenis van ‘alle dingen’. De hoofdsom, niet de samenvatting ervan als in een ‘mikrokosmos’, een ‘compendium’ van alle kosmische elementen, een ‘extract’ van al wat zich roert en beweegt. Nee, van èn in de geschiedenis van alle dingen geeft Hij de ❘Ga naar margenoot+hoofdsom. Hij geeft ze voor zich (medium). Hij brengt voor zich alle dingen tot en in hun hoofdsomGa naar voetnoot235), zo zou men vrij kunnen vertalen. Dat is dus toch een universele recapitulatie. De afsluitende, algehele ‘opmaking’ van de hoofdsom van de historie.Ga naar voetnoot236) Ze is universeel: want ‘alle dingen’ worden erin betrokken, en tot hun con-summatie gebracht. Alleen maar: die ‘alle dingen’ waren geen stilstaande grootheden; ze bleven permanent in beweging. Aan en in hen voltrok zich de éne geschiedenis. De zin daarvan verstaan wij niet uit de dingen, noch uit hun beweging zelf. Want - we merken ook eldersGa naar voetnoot237) dit op - het enigmatische (raadselachtige) ligt niet in het gesproken of geschreven Woord van God, maar in de feiten, in de geschiedenis zelf. Wij verstaan de dingen, en hun beweging, slechts in en uit het Woord. En nu kan niemand onder de mensen, naar de wijze van een retor, die hoofdsom van de geschiedenis van alle dingen in formule brengen. Ook al gaan we op onze retorentenen staan. Want wij zien maar stukwerk, en ook zijn we maar stukwerk. Zelfs de Messias belijdt, het niet te kunnen: ‘...van die dag en | |
[pagina 124]
| |
die ure weet niemand, dan de Vader’.Ga naar voetnoot238) Ga naar margenoot+ Maar God is de grote Retor-Spreker, en tevens de grote Poëet-Schepper; zo wordt Hij openbaar als de enige Recapitulator-Teller. Zijn tellen is niet het tellen van een kind, dat sommen maakt, maar dat van de bedienaar van de tijd: het DOET wat. Het stuwt naar het einde, de beslissing. Hij spreekt in Woord en feit; in het Woord geeft Hij openbaring, in het feit wordt en is Hij openbaar. Daarom kan Hij onze hoofdsommen maken, en doet het ook; de onze zijn de zijne: Hij had ze in zijn gedachten eer wij begonnen te leven. Hij is als de redenaar, die iedereen boeit en vasthoudt: wat zal erGa naar margenoot+❘ nog meer komen? Maar ineens spreekt hij: ik heb gezegd; of: amen. De redenaar zelf, die weet wèl, wanneer hij aan het slot toekomt, aan de epiloog, waarin hij alles nog eens samenvat, en de grote afsluiting geeft, de afsluiting-in-woorden. Maar omdat hier van God sprake is, die niet alleen Redenaar, maar ook Maker is, daarom is zijn epiloog in het spreken ook meteen afsluiting van daden. Omdat zijn doen tegelijk spreken, en zijn spreken tegelijk doen is, daarom is Hij, als Hij tot de hoofd-som-van-openbaring toegekomen is, meteen aan de hoofd-som-van-doen toegekomen; Hij ‘zet een streep er onder’. Waaronder? Onder zijn historisch spreken? Ja. Maar tevens onder zijn historisch doen en werken en bewegen van alle dingen. ‘De gebeden van David, de zoon van Isaï, hebben een einde’Ga naar voetnoot239), staat er in de psalmbundel; de griekse vertaling zegt dan: ze worden in anakephalaioose gebracht; hetzelfde woord als in onze tekst. De reflexieve samenvatting van de retor en de afsluitende handeling van de Handelende vallen samen - alleen maar bij Hem. En, dit alles voltrekt God de Here nu ‘in Christus’. Niet maar in Hem als de van eeuwigheid met de Vader en de Geest als hun gelijke verbonden Zoon (Logos), zoals in Colossenzen 1, maar ook in Hem als de verhoogde Heiland, die gezeten en gezet is aan de rechterhand van God. In die verhoogde Christus voert God het regiment over alle dingen; ten goede en ten kwade, in zegen | |
[pagina 125]
| |
en in oordeel. Alle dingen brengt Hij in Hem tot hun besluit, tot hun voltooiing. Zoals die in zijn Raad gedacht, en in zijn spreken en doen gezegd en verwerkelijkt wordt. Dit immers is de betekenis van Christus' verhoging: de Zoon desGa naar margenoot+mensen heeft als Gods bevoegde gemachtigde Zaakgelastigde de hand gelegd aan alle dingen. De Rede van God is over haar middelpunt heengekomen. De historie tot haar beslissing gebracht. Het drama over het derde - beslissende - bedrijf heengebracht. En nu móet alles komen tot de ontknoping. En deze wordt - zo zegt Paulus - door Hem beheerst. Er ❘Ga naar margenoot+is maar één geschiedenis, en die is ‘Christelijk’, dat wil zeggen: beheerst door Jezus Christus. Ook is ze Pneumatisch, dat wil zeggen: beheerst door de Geest, die alles uit Christus neemt. Wij lezen de krant, en horen de radio, en tasten naar de achtergronden dan wat de democraten-in-naam ons in het tijdperk van de kwasi-democratie stelselmatig onthouden in hun bedriegelijke pers, hun geheime diplomatie. We vinden de hoofdsom niet; geen retor zegt precies wat hij bedoelt; hij kènt trouwens zijn eigen hoofdsommen niet eens zelf; want de historische verwikkelingen slepen hem mee, en de programma's zijn dingen-van-tijdperken; en ze worden korter en korter, die tijdperken. Maar onze God in Christus heeft de hoofdsom in zijnGa naar margenoot+gedachten; en als Hij straks een streep zet onder alle gebeuren, dan zullen we meteen de hoofdsom zien van zijn beleid: en zalig is dan wie niet daaronder zal bezwijken. Want van ‘àlle dingen’ is de hoofdsòm door Christus beheerst. Maar aan de ‘geméénte’, en dan aan haar alleen, is Hij tot ‘hoofd’ gegeven. Hij is gesteld, niet in het centrum van ‘de dingen’, als hun kort begrip of mikrokosmos, maar gezet bóven en óver alle dingen, als hun beraden Regent. In het Kèrkhoofd wordt de hoofdsòm van àlle dingen opgemaakt: daarmee vàlt dus de theorie, volgens welke de kerk zèlf als zodanig cultuurstaat is, of worden mag. Aan geen suggestie is hier voet gegeven, alsof de kerk, die altijd een te institueren instituut is, en daarom haar kerk-naam nooit weggeeft aan wat men soms ter kenschetsing van het christelijk samenleven in school, gezin, maatschappij, staat enzovoorts ten onrechte ‘kerk | |
[pagina 126]
| |
als organisme’Ga naar voetnoot240) noemt, rechtstreeks een praktische cultuurbusiness zou zijn, laat staan: cultuurexponent zou zijn. Zo'n kerkbegrip vermoordt haar, schendt haar. Een dienst des Woords is geen direkt, in technische détails tredend, cultuur-college van de kerk, vermomd als christelijke volksuniversiteit. Maar: die dienst des Woords stelt wel het hele leven onder beloften en normen. En aan de kerkelijk-ambtelijkeGa naar margenoot+❘ dienst des Woords (dat wil zeggen: de bediening van het ‘zaad van de wedergeboorte’)Ga naar voetnoot241) heeft God rijke beloften verbonden: het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het Woord van God.Ga naar voetnoot242) Het geloof werkt dan ook de wedergeboorte (art. 24 Ned.Ga naar margenoot+ Gel. Bel.). En deze geschiedt dus in de kerk, die kinderen baart door het Woord. Zó kan en moet en mag de kerk de vuurhaard zijn, waar de mens Gods van boven af ‘geladen’ wordt met kracht van boven. Uit de kèrk, waar de Geest-van-Christus de door Hem verworven genade-schatten uitdeelt, moeten naar alle zijden de mensen Gods uitstromen over de breedten van de aarde en tot de besognes van het mensenleven, om over dit alles uit te roepen en ook in eigen daad te stellen: de heerschappij van God, het Koninkrijk der hemelen. Van de kerk uit moet de vuurhaard van gehoorzaamheid, dus óók van de zuivere cultuurgloed, over de wereld heenlaaien. Neem de kèrk weg en het Rijk van God hangt in de nevel. Zet Gods Koninkrijk in de nevel, en de Christus is verzaakt in de cultuur. De kèrk is het, waarin Christus de Geest kinderen laat verwekken voor God. De kèrk alleen baart, als moeder van de gelovigenGa naar voetnoot243), die ‘nieuwe’ mensen, die, ook | |
[pagina 127]
| |
inzake het cultuurleven, lastendragers zijn voor heel de wereld. De kèrk alleen verbindt hen tot een onverbrekelijke gemeenschap, en leert de normen voor alle levensverbanden, ook buiten de kerk. De kerk (geen clerus!) alleen als draagster van Gods Woord, kan in een volksgemeenschap Gods normen in de taal van tijd en plaats redigeren, en zó in dat volksleven weer bekend doen worden, wàt in dat leven naar eigen aard zich aan rijkdom kan ontplooien, en hóe dit kan en moet. Toen de kerk sterk was, bloeide er een christelijke kunst, was ook de cultuur een opheffen van het gelaat van de mensen naar de hemel. Tegenwoordig zijn wij afgezakt naar schreeuwende films, naar een toneel, dat zich enkel in stand houden kan, wanneer het minderwaardige genre niet van de programma's wijkt, naar een krant, die van de ‘opmaak’ het hebben moet, naar ❘Ga naar margenoot+een hoorspel, waarin een roman is samengeperst in dialoogvorm, met het knàl-effect als methode, naar een kerkportaal zelfs, dat de moed mist, de bulletins van al die drukke bedoeningen te weren van het aanplakbord. En een mensheid, die geen artikelen meer léést, maar slechts hun koppen verslindt, láát zich straks zelf verslinden: een goedkope prooi voor de één-dags-teksten en -leuzen, die het algemeen en brutaal bederf van de eigenwilligheid en zelfvergoding in handel en bedrijf, in pers en politiek, maken tot één massale uitgieting van zonde, zó goed en snel georganiseerd, dat zij de enkeling slaat met een machteloosheid, die niet eens de tijd meer krijgt om van zichzelf te ijzen. Daarom zal, terwille van de christelijke, dat is: van de zin-getrouweGa naar margenoot+cultuur, met alle kracht gewerkt moeten worden voor de kerk, voor het lichaam van Christus. Neem háár weg, en het wezenlijk humane wijkt, en het op zijn ruïnes pochende humanisme keert terug. Neem háár en haar belijdenis weg, en de cultuurhybris (in deemoedsgestalte), die in de gloriedagen van de filosofische romantiek heel het duitse (en ander) volk biologeerde door het immanentistisch pantheïsten-credo van een autonome en autarke oscillatie van alle individuele ‘Gebildeten’ met de door het universum waaiende goddelijke Geest meeGa naar voetnoot244), | |
[pagina 128]
| |
zal terugkeren. Want wel heeft de toenmalige romantische school in haar laatste periode bij monde van de gebroeders SchlegelGa naar voetnoot245) haar eigen aan Fichte ontleende leuzen zowat alle tegelijk weersproken, maar haar diepste wortel, de leer van de met God tezamen opgroeiende mens, is niet uitgerukt: het nationaal-socialisme met zijn cultuur-ontwerpen is daarvan het beste bewijs. Neem de kèrk weg, die van de plaatselijke samenbinding van de gelovigen uitgaande, straks landelijke, nationale, en zelfs internationale verbanden legt, - wat er dan overblijft, zal zijn een heen-en-weer-golven van ‘cultuur-slagen’, die de sterkste op het kussen brengen. De pantheïstische leusGa naar voetnoot246),Ga naar margenoot+❘ dat ‘het’ recht in de dingen ‘zit’, zal tribunalen stichten, die vonnissen niet in de naam van de Wetgever, die koningen bij de gratie Gods tot cultuurherders maakte, maar in naam van ‘het recht’ (Seyss Inquart in Nederland). ‘Het recht van de sterkste’ is dan de simpelste rechtsformule. Rechts- en krachtsformule vloeien tenslotte in één samen. Zo wordt, door kerkverval, enGa naar margenoot+ over de lijken van de kerkmensen heen, het platform opgebouwd voor de dictator van de laatste dagen, de antichrist. Hij drilt ze allen naar zijn systeem, maar het is hèt affreusGa naar voetnoot247) systeem. De kerk màg, o neen, niet eens de kleinste direkte cultuurkring zijn; maar zij mòet de grootste indirekte cultuurmacht zijn. Zij is de bruid van Christus, dat is van zo'n Bruidegom, die voor zichzelf, en voor zijn God, laat samenstromen al de glorie van de volkeren, en die een stad bouwt met de schoonste symmetrie: vandaar die kubus-vormGa naar voetnoot248) in het beeld van het nieuw Jeruzalem. |
|