Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdK. Schilder, Christus en cultuur (vijfde druk). Uitgeverij T. Wever, Franeker 1978
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen, signatuur: 153 E 28
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Christus en cultuur (vijfde druk) van K. Schilder uit 1978 in de editie van J. Douma. De eerste druk is uit 1948.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (p. 4) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
christus en cultuur
[pagina 2]
Uitgave in samenwerking met ‘De Vuurbaak’ te Groningen
© Copyright 1978 Uitgeverij T. Wever B.V., Franeker
Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, forocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any manner whatsoever, whether by print, photoprint, microfilm, or any other means, without previously written permission from the publisher.
ISBN 90 6135 262 2
[pagina 3]
PROF. DR. K. SCHILDER
christus en cultuur
Vijfde druk, geannoteerd door Prof. Dr. J. Douma
UITGEVERIJ T. WEVER B.V. - FRANEKER
[pagina 139]
INHOUD
pag. | ||
---|---|---|
Woord vooraf bij de vijfde druk | 5 | |
§ 1. | Het thema ‘Christus en cultuur’ heeft de geesten altijd bezig gehouden, ook vóór Christus' komst. Dat zal zo blijven tot zijn wederkomst. | 7 |
§ 2. | Het thema is geen puur academische kwestie, maar ieder heeft er in alle omstandigheden mee te maken. | 8 |
§ 3. | Het vraagstuk is moeilijk, want de meningen lopen zowel over ‘Christus’ als over ‘cultuur’ uiterst sterk uiteen. | 9 |
§ 4. | Christus en het cultuurleven worden door de een tegen elkaar uitgespeeld en door de ander met elkaar ‘verzoend’, met verschillende konsekwenties voor de praktijk. Ook Kuypers ‘souvereiniteit in eigen kring’ brengt geen duidelijkheid. | 16 |
§ 5. | We stoten niet tot het fundament in ons probleem door als de vraag luidt: ‘Christendom en cultuurleven’ of ‘Jezus en het cultuurleven’. Het moet zijn: Jezus Christus en het cultuurleven. | 19 |
§ 6. | Waarom niet: christendom en het cultuurleven? Een feitelijk gegeven als het christendom is nooit normatief. Bovendien is het christendom mee opgenomen in de botsing van de cultuurstromingen en trachtte het soms een direkte cultuurmacht te worden. | 19 |
§ 7. | Waarom niet: Jezus en het cultuurleven? Wij moeten niet uitgaan van ‘Jezus’ zonder meer. De Bijbel geeft geen biografie van Jezus. Zijn werk wordt pas duidelijk wanneer wij Hem als Jezus Christus kennen. | 24 |
[pagina 140]
§ 8. | ‘Jezus’ wordt niet uit zijn tijd, op aarde doorgebracht, verklaard, maar wij moeten naar Hem als Jezus Christus luisteren, die sprak en nog spreekt in zijn Woord. Het is geen wonder dat er zoveel ‘oplossingen’ voor het probleem ‘Jezus en de cultuur’ zijn. Daarin voltrekt zich een cultuurhistorisch gericht. | 29 |
§ 9. | Ook de kerk heeft hier schuld. Kleine trekjes uit het evangelieverhaal worden voor een leer omtrent Jezus als cultuurtheoreticus gebruikt. Het is gemakkelijk om daar andere bijbelgegevens tegenover te plaatsen. | 34 |
§ 10. | ‘Jezus’ heeft geen aanwijzingen voor een kunsttheorie gegeven, hoewel Hij het ontbreken van beeldende kunst in het jodendom als een leemte moet hebben gevoeld. Ook gaf hij geen polemiek of apologetiek ter zake van de cultuurtheorie, hoewel de verhellenisering van het joodse leven Hem is opgevallen | 36 |
§ 11. | In de samenvoeging van de beide namen Jezus de Christus wordt de sleutel van het probleem ons in handen gegeven. | 41 |
§ 12. | Wij moeten op Christus' unieke ambt letten. Dat belette Hem b.v. om getrouwd te zijn: Als ons aller broeder kon Hij niet van sommigen de vader genoemd worden. Culturele ontplooiingen komen vanzelf als eerst het recht van God erkend en de grondslag van de ellende - de zonde - is weggenomen. | 42 |
§ 13. | De ambtsgedachte is tevens van beslissend belang voor het verstaan van wat cultuur is. Als tweede Adam grijpt Christus terug naar het ambt van de eerste Adam in het begin van de geschiedenis. God gehoorzamen in alle functies van het bestaan is het abc van de levens- en wereldorde. | 47 |
[pagina 141]
§ 14. | Om deze oorspronkelijke dienst weer mogelijk te maken, komt Christus twee dingen doen: Een rechtsstrijd voeren (in het midden van de geschiedenis voldoen aan Gods straffende en eisende gerechtigheid) en een krachts-strijd voeren (in de loop van de geschiedenis de druiven rijp stoven voor Gods toorn-bediening en de nieuwe mensheid toebereiden tot de dienst van God). | 50 |
§ 15. | In de bediening van zijn eigen ambt en in de formatie van de met Hem gezalfden brengt Christus het eigendom van God weer naar de Eigenaar terug. De aanvangen van de wereld worden met het einde verbonden. Uit de wereld moet door de mens gehaald worden wat er in zit. In de gelijkenis van de talenten is deze boodschap te lezen. | 53 |
§ 16. | Cultuur is een woord dat men op de eerste bladzijde van de Bijbel aantreft: Bebouwt de hof, bewoont de aarde, vermenigvuldigt u. De Schepper is cultureel geinteresseerd. Er is akker-cultuur en zelf-cultuur (wat iets anders is dan personalisme). De wereld werd niet kant en klaar geschapen. Er is evolutie - met de mens als medewerker van God - op de bodem van de creatie. Met een definitie van cultuur en een nadere verklaring daarvan wordt deze paragraaf besloten. | 57 |
§ 17. | Door de zonde is een proces van ontbinding begonnen. Religie en cultuur worden gescheiden. Het geheel werd in ‘delen’ uiteengerukt. De delen die in een pluriforme eenheid samenhoorden, worden nu principes van verdeeldheid. De liefde tot God maakt plaats voor verliefdheid op een van God losgeslagen kreatuur. Maar al bepaalt de zedelijke wet van God de cultuurstijl niet meer, de natuurwet blijft de mens met sterke zelen binden. | 65 |
§ 18. | Het feit dat er cultuur is, is niet te danken aan de zgn. algemene genade. Het is waar dat de zonde wordt |
[pagina 142]
weerhouden, maar dat wordt de genade ook. Weerhouding is eigen aan de tijd. Het feit dat scheppingsgaven zich ontplooien, is geen genade, maar natuur. Continuering van de tijd en culturele ontsluiting van de kosmos zijn reeds nodig om zowel hen die de hel als hen die de hemel zullen vullen, geboren te doen worden. Continuering en ontsluiting zijn substraat voor de bediening van genade en vloek. De genade zit niet in het bebouwen, maar in het godvruchtig bebouwen. Er kan wèl van commune gratie en commune vloek gesproken worden. | 69 | |
§ 19. | De zin van de cultuurgeschiedenis is Christus, in zijn dubbele betekenis als Heiland-Verlosser en Heiland-Wreker. Alles stuurde op Christus als de volheid van de tijd aan. In Christus wordt het leven, ook het cultuurleven, gesaneerd. Zo kwam Paulus als één stuk cultuur-gezondheid het cultuurdronken Rome binnen. Elke reformatie is tegelijkertijd cultuurgenezing. Dat geldt van de lutherse, maar nog meer van de calvinistische reformatie, die zich van de valse onderscheiding natuur-genade losmaakte. De nieuwe schepping geeft de oude niet prijs, maar zuivert haar, ook al gaat dat langs de weg van de katastrofe. | 75 |
§ 20. | Strikt genomen is alleen dáár positieve cultuurbouw waar overeenkomstig Gods wil gewerkt wordt. Maar ook ongelovigen verrichten cultuurarbeid: 1. Naast de koinoonia tussen de gelovigen, is er sunousia tussen allen. 2. De gemene temperantie weerhoudt de doorwerking van zonde en vloek (zoals zij ook Christus' genadekracht nog weerhoudt). 3. Binnen de constante temperantie zijn er graadverschillen in de tempering. Het ‘nog’ van de brede ontplooiing van de cultuur in de wereld wordt bepaald door het ‘nog niet’ ontbonden zijn van de Satan. ‘Resten’ en ‘sporen’ van de oorspronkelijke gaven zijn gebleven. Ze kunnen echter geen zuivere cul- |
[pagina 143]
tuur leveren. Alles draagt een fragmentarisch karakter. Verliefdheid op de instrumenten komt in plaats van liefde voor de bouw. | 86 | |
§ 21. | De demonische anti-cultuurontwerpen zullen door de antichrist als dictator aan de wereld worden opgedrongen. Zijn werk wordt ‘in de helft van zijn dagen’ afgebroken: Het cultuurbouwsel van de laatste dagen is een afgeknotte pyramide. | 96 |
§ 22. | De cultuurbouw van de kerkmensen is inhoud van de belófte. Het verwijt van cultuur-hoogmoed aan het adres van het neo-calvinisme is niet terecht. Letten we op het stukwerk, dan blijven ook de gelovigen met hun afgeknotte pyramiden zitten. Maar Christus is met zijn Geest ter voleinding effectief werkzaam. Tegenover het barthianisme staat de belijdenis van het zaad der wedergeboorte en de keten van heil. Geen argumenten, maar het geloof beslist hier. | 99 |
§ 23. | De eerste konsekwentie van dit geloofsstandpunt: Strikt genomen is het onjuist over dé cultuur te spreken. Er is geen eenheid van cultuurstreven. De cultuur van de onglovigen blijft fragmentarisch, maar ook die van de gelovigen komt niet af. Deels is dat laatste een gevolg van de zonde, deels ook van de temperantie. | 102 |
§ 24. | Een tweede konsekwentie: De zedelijke wet komt niet zelf mee in de universele cultuur. Deze wet wordt ons van boven af opgelegd. De goddelijke roeping is hier bepalend. | 106 |
§ 25. | Een derde konsekwentie: Onthouding van cultuurwerk is altijd zonde. Zij kan alleen dan goed en geboden zijn als ze opgelegde noodmaatregel is. Men kan als gelovigen door overbelasting niet komen tot b.v. christelijke organisatie op esthetisch en artistiek terrein. Dit is positieve ascese als zelfbedwang terwille van het Rijk van God. | 108 |
[pagina 144]
§ 26. | Een vierde konsekwentie: Het is onjuist het vraagstuk van Christus en cultuur als een vraagstuk van gemene gratie te typeren. ‘Gratie’ is verwant aan het ‘geoorloofde’, het toegestane. Maar we moeten oppassen voor deze single-track-theologie. In plaats van de kwestie ‘wat mag en wat niet mag’, gaat het om een gemeen mandaat. Het is onjuist om met A. Kuyper te zeggen dat het calvinisme geen eigen kunststijl kon ontwikkelen. | 112 |
§ 27. | Een vijfde konsekwentie: Er zal grote eerbied moeten zijn voor de kerk. Als kerkvorst is Christus koning over de wereld. In Hem ‘recapituleert’ God eenmaal alles (Ef. 1:10): Alle dingen brengt God in Christus tot hun hoofdsom, hun voltooiing. De kerk zelf is geen cultuurstaat, maar wel een vuurhaard met haar dienst des Woords, die het hele leven onder beloften en normen stelt. Neemt men de kerk weg, dan wijkt het wezenlijk humane. | 118 |
§ 28. | Een zesde konsekwentie: Alleen achter Christus krijgt de persoon voor het cultuurleven z'n waarde. Wet en bergrede spreken hem persoonlijk aan, terwijl hij buiten in de wereld als ‘materiaal’ behandeld wordt. Uit ‘Babel’ gaan, is nog wat anders dan uit de wereld gaan. | 129 |
§ 29. | Een zevende konsekwentie: Onze christelijke cultuurfilosofie moet konsekwenter uit de ambtsgedachte gaan redeneren. Men moet z'n standpunt innemen in de originele roeping, de scheppingstaak, en niet in de gemene gratie of het ingeschapen godsdienstig besef. De kern van het vraagstuk ligt in Zondag 12. Christus luistert niet alleen naar onze stemmingsgebeden, maar ziet toe op ons handelen om eschatologisch uit de wereld te halen wat er in zit. | 133 |
Literatuurlijst | 138 |