Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd§ 24. Een tweede konsekwentie: De zedelijke wet komt niet zelf mee in de universele cultuur.Deze wet wordt ons van boven af opgelegd. De goddelijke roeping is hier bepalend.Een tweede konsekwentie uit het ingenomen standpunt is deze, dat wij ook niet in onze verhandelingen over christen en cultuur moeten uitgaan van de fictie van ‘de’ cultuur. Er bestaat niet één ‘cultuurwezen’, waarvan wij bepaalde ‘vormen’ ontmoeten of misschien zouden ‘zijn’. Er is geen wereldziel, en geen wereldgeest, en geen wereldrede, en geen wereldlogos. Al deze woorden zijn maar abstracties. Ze zouden min of meer ongevaarlijk zijn, als ze niet altijd weer waren verbonden aan de pantheïstische gedachte, dat de zedelijke wet in de universele cultuur zelf meekomt, omdat ‘God’ ‘zich’ in de cultuur van | |
[pagina 107]
| |
zichzelf bewust wordtGa naar voetnoot200) en ‘zich’ daarin bepaalt.Ga naar margenoot+Daartegenover belijdt de christen, dat God niet wordt, maar is, dat Hij zijn raadsbesluit van eeuwigheid genomen heeft, en neemt, en ons de zedelijke wet oplegt van boven af. En deze wet bindt onze daden: ze zijn acten òf van de uit God gewrochte nieuwe, òf van de uit Satan ontwrichte oude mens. Daarom zoeken wij geen practisch tegenwicht in een christelijke bewerking, stel dat ze mogelijk was, van een roman over ‘la peur de vivre’, tegenover crypto-vitalistische ontwerpen van een ‘christelijk’ ❘Ga naar margenoot+bijgewerkte Pallieter of zo.Ga naar voetnoot201) Wij moeten God dienen. Ieder op zijn eigen manier, met het schootsvel voor, of in de toga - dat doet er niet toe. Elk in het zijne, met baggerlaarzen of een benzineblik, met een sikkel en hamer (die zijn voor òns)Ga naar voetnoot202) of een schilderspalet als embleem, eerder dan met een wierookvat als zodanig. God dienen, elk in het zijne in de uit God gewerkte nieuwe gemeenschap; ‘in het zijne’ wil hier zeggen: ieder, zoals hij geroepen is. Roeping bepaalt ‘het onze’, geen aspiratie, los van inspiratie.Ga naar voetnoot203) Groepsvorming, die buiten goddelijke roeping om haar grenzen en de criteria voor lidmaatskeuze bepaalt, moeten wij haten als de pest. Elks individuele aard moet zich wachten voor egoïstische overwoekering van zichzelf, en heeft te trachten, zich in te voegen in het samenstel van die gemeenschap, waarin de goddelijke roeping (uit Schrift en levenslot ons kenbaar) ons een plaats bespreekt. In de sunousia koinoonia stichten, als leden van de mystieke unie van Christus Jezus, dàt is christelijke cultuur. |
|