Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd§ 23. De eerste konsekwentie van dit geloofsstandpunt: Strikt genomen is het onjuist over dé cultuur te spreken.Er is geen eenheid van cultuurstreven. De cultuur van de ongelovigen blijft fragmentarisch, maar ook die van de gelovigen komt niet af. Deels is dat laatste een gevolg van de zonde, deels ook van de temperantie.De eerste is, dat het, strikt genomen, dus feitelijk onjuist is te spreken van ‘de’ cultuur.Ga naar voetnoot193) Zulk spreken werkt met een ima- | |
[pagina 103]
| |
ginaire grootheid. Althans, voorzover daarmee bedoeld zou zijn te suggereren, dat er een eenheid van cultuurstreven is. Die is er óók niet ‘transcendentaal’. Er is geen ‘reine’ Vernunft, geen ‘reine Verstand überhaupt’Ga naar voetnoot194), en ook geen ‘reine Kultur’. ErGa naar margenoot+is één natuur, maar er is meer dan één natuur-gebruik of natuur-bewerking. Het willen is de mens ingeschapen, ook het culturele willen; het behoort tot de natuur. Maar het culturele streven is meer dan willen; daar zit doelstelling op lange termijn en op lange afstand in. En bij dat punt aangeland, stuiten we weer op de antithese en op de vloek, die over alle zonde komt. De vloek van de verbrokkeling, van de verstrooiing. Nòg droomt de wereld van een toren van Babel, en nòg wordt op dat grote karwei de spraak verward. Het gebeurt niet meer zo opvallend als bij de eerste toren van Babel, het gaat langs lijnen van geleidelijkheid. Nooit is de straf zo hevig, de vloek zo immens, als wanneer het zó toegaat. Er is een in beginsel weer ‘einheitlich’ cultureel produceren, uit Gods Geest geboren; maar omdat de ongelovige, die grote sectarist, zich daarvan afkeert, terwijl hij toch meer en meer op de ❘Ga naar margenoot+toegangswegen tot het te bewerken cultuur-materiaal zijn schildwachten zet, die ieder weren, die het wachtwoord van de zonde (straks de naam van het beest) niet noemen kan of wil, daarom zal die uit geloof gebouwde cultuur al kleiner rayons beslaan. Ze is einheitlich, maar van het materiaal, dat de cultuurdrang ‘gelegenheid’ geeft, beslaat ze niet meer dan fragmenten: de wereld van de ongelovige schismatici (zonde is schismatiek) wil niet anders. Daartegenover staat, dat die schismatieke ‘wereld’ zelf, al verovert zij ook langzamerhand alle toegangspoorten tot de natuurlijke bronnen, tot het te bearbeiden materiaal en de reeds gevonden cultuurmiddelen, vanwege haar zondige aard, en de daaraan inherente gemeenschaps-verstoring, op haar straks bijna universele cultuurterrein | |
[pagina 104]
| |
niet meer dan cultuur-fragmenten levert. Bij de gelovigen: eenheid van werk, maar slechts fragmenten van de werkplaatsen. Bij de ongelovigen: eenheid van werkplaats, maar slechts fragmentenGa naar margenoot+ in het werk.Ga naar voetnoot195) Fragmenten, torso's, exponenten van de divergerende strevingen en tendenzen, die niet uit God zijn, elkaar tegenspreken, zichzelf opheffen, en nimmer tot een eenheid zich zullen kunnen consolideren. Want de opgelegde eenheid van de totalitaire antichristelijke staat zal slechts kort duren; anders zou ook deze schijneenheid weer uiteenvallen. Wij zagen het, deels met schaamte: de cultuur, die naar God is, komt aan deze kant van de oordeelsdag óók niet af. Voorzover dat aan de algemene wet van de reeds besproken krachtenretardatieGa naar voetnoot196), van de weerhouding, van de beteugeling ligt, maakt het ons klein: we zijn maar mensen van een dag, en hangen af van het ‘klimaat’, waaronder wij geboren worden. Voorzover het ligt aan de roof, die ‘de wereld’ op ons pleegt, als zij ons het ‘terrein’ dat nog te ontginnen is, afstuurt, hebben we daarin Christus' kruis te dragen. Voorzover het ligt aan de zonde van ons allen, die (we volgen nu de infralapsarischeGa naar voetnoot197) wijze van voor- | |
[pagina 105]
| |
stelling) de geleidelijke ontwikkeling van de eerst gegeven (cultuur)wereld van alfa tot omega gestoord ❘Ga naar margenoot+heeft, en nu de scherp op- en neergaande lijn in de curve van de retardatie van beest en Geest onvermijdelijk maakt, hebben wij onze schuld in Adam te belijden en voor God te brengen. En voorzover dit niet-gereed-komen meer direkt individueel aan onze zonde ligt, en aan onze traagheid, aan ons onverstand, hebben we daarover boete te doen, en des te meer als christenen ons in te spannen tot een gezond, rijk, breed cultuurleven, zolang het nog kan.Ga naar voetnoot198) Want Christus stelt de plicht tot cultuur. In de cultuur niet meedoen, betekent dienstweigering van Gods arbeiders. Het betekent God niet in het zijne dienen. Aan de andere kant hebben wij ook Gods regering op te merken daarin, dat ‘de’ cultuur, die van de gelovigen evenmin als die van de ongelovigen, niet af kàn komen, doordat God geen enkele kracht, óók niet de kracht van Christus en zijn Geest, zich volkomen laat ontplooien vóór de katastrofe van het jongste oordeel. ‘Weerhouding’, zeiden wij, is de wil van Christus, en de wet voor de antichrist, totdat zijn ure voor de parousie gekomen is. Tegen een ‘wet’, een vaste ordening, vermag de kracht van de mens niets. Wij kunnen de stier niet zó tarten, datGa naar margenoot+hij voor-tijdig in de arena komt. Wij kunnen Gods weerhoudende hand niet afweren: zwaar èn ver-lichtend, drùkkend, maar met de onbreekbare intentie van God om alsnog ‘tijden der verkoeling’Ga naar voetnoot199) ons te geven, hangt zij boven de wereld en haar gewoel. Maar vergeten wij het niet: deze wet werkt óók evangelisch: ze is christologisch. God laat de thermometers van de cultuur nergens stukslaan door vóór-tijdige hitte, ook hierom niet, daar | |
[pagina 106]
| |
Hij wacht op de jongste uitverkorene, èn diens tegenvoeter, de jongste verworpene. Beiden zullen nog moeten geboren worden in deze wereld; zij zullen de beschermende dampkring nog om zich heen moeten hebben, die een plaats voor hen heeft, en zonder die dampkring kan geen mens ooit wèrken. Ze zullen in die temperantiedampkring, die de zonnegloed van de grote verlossingstoorn nog tempert, moeten gedompeldGa naar margenoot+❘ worden, om aan het uiterste puntje van de lange tijdsbaan de raad van God over zich te vervullen: elkaar bestrijdend op leven en dood, de een gewapend, ongewapend de ander, ieder luisterend naar een ander kommando. Is in dat sparen, dat niet-scheuren van de dampkring niet een vervaarlijke toorn, naast verwonderende genade? Als een atmosferische druk ligt de weerhoudende kracht op het wereldleven; en niet eerder zal het evenwicht verbroken worden, en de dampkring scheuren, dan wanneer die twee laatsten hun loop geëindigd hebben. Dàn mogen allen die uit de tweede Adam zijn, voor eeuwig de vruchten van de culturele worsteling plukken, voorzover Gods nieuwe wereld er plaats voor inruimen wil; dàn zullen zij de verzadigings-wereld ingaan, die juist als zodanig wel cultuur-vruchten geniet, maar het. cultuur-streven te boven kwam. Dàn, maar eerder niet. |
|