Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd§ 22. De cultuurbouw van de kerkmensen is inhoud van de belófte.Het verwijt van cultuur-hoogmoed aan het adres van het neo-calvinisme is niet terecht. Letten we op het stukwerk, dan blijven ook de gelovigen met hun afgeknotte pyramiden zitten. Maar Christus is met zijn Geest ter voleinding effectief werkzaam. Tegenover het barthianisme staat de belijdenis van het zaad der wedergeboorte en de keten van heil. Geen argumenten, maar het geloof beslist hier.Maar tegenover dat trieste beeld van zo'n afgeknotte pyramide staat nu de aanvankelijk norm-getrouwe bouw van de kerk, en van het koninkrijk der hemelen. Zover het Woord er heerst. Dat koninkrijk heeft op de pijn van de aanblik van de ‘afgeknotte pyramide’ te voren gerekend. Zo vaak Israël, of zijn koningen, vergaten, dat het volk kerk was, en dat de kerk in alle strijd (ook in de culturele) alleen kan winnen door het geloof (dat wil zeggen: door de aanvaarding-met-lust van de haar toevertrouwde openbaringsinhoud), stond dat volk met zijn koningshuis te huilen bij de aanblik van een afgehouwen tronk. DavidsGa naar margenoot+huis, Israëls nationale gebouw, wèrd zo'n afgehouwen tronk. Het werd dit juist in cultureel opzicht: de ballingschap, Jeruzalems verwoesting. Dan zei het volk, dat tegen de ‘cultuurvolken’ (het heidendom) had opgezien, dat met hen had willen ‘concurreren’ en op de cultuurmarkt tegen hen had willen | |
[pagina 100]
| |
opbieden: o wee, uit die afgehouwen tronk komt geen scheutje meer! Wie heeft zó iets onmogelijks ooit gezien? Maar dan zeggen de profeten: ‘Weerhoud uw stem van wenen, uw ogen van tranen’ (Jer. 31). En Ezechiël moet dan een teken worden voor het volk, dat de lust van zijn ogen (die lust van de alleen maar culturele groothedenGa naar margenoot+❘ ziende ogen) ziet vernietigen: ook hij verliest de lust van zijn ogen (zijn vrouw), maar mag niet huilen. Waarom niet? Omdat uit de afgehouwen cultuurtronk voor een gelovige verbondsgemeente, die weer met het verbondswoord ernst maakt (Jer. 31) straks een rijsje schieten, een ‘Spruit’Ga naar voetnoot186) kiemen zal. Dat zal de Christus zijn. De goede Herder. En Herder is Hij, omdat Hij in alle behoeften voorziet. Ook in de culturele behoeften: ‘uw brood zal zeker, uw water gewis zijn’. Dáár komt de cultuurbouw van de kerkmensen: inhoud van de belofte. Cultureel is ze van inhoud (dat ook); genadig en evangelisch verkregen. Die gave-van-genade zal ‘voldoende’ zijn: ‘Mijn genade is u genoeg’. Voldoende, waartoe? Om het einde van de dagen in ambtstrouw te halen en het doel van het ‘colere’ niet uit het oog te verliezen, noch het geloofsgezicht op die God, die door het zijne altijd gediend wil wezen. Wij zeggen daar: het is voldoende. Is dat nu, zoals men het ‘neo-calvinisme’Ga naar voetnoot187) verwijt: cultuur-hoogmoed? Ga naar margenoot+ O neen, wij geven hier geen voet aan enige christelijke cultuurhoogmoed. Want wij zeiden niet meer, dan dat de genade genoeg is. Bovendien erkenden we, dat ook de kerk, ook het koninkrijk van God, leeft onder de algemene druk van de weerhoudings-wet, die Scherpe Resolutie van Verzachting, uitgevaardigd door de Christus-Koning. Ook de gelovigen komen in hun cultuur-streven nooit gereed, ook zij blijven zitten met hun afgeknotte pyramiden, als men op het stukwerk let. O neen, geen hoogmoed; want tenslotte passen de getallen ‘7’ en ‘1000’ niet daarom bij Gods koninkrijk en kerk, omdat zij mensenarbeid in zich dragen, maar alleen omdat de Christus in die beide met zijn | |
[pagina 101]
| |
Geest ter vol-eindiging effectief werkzaam is. Maar - dóór die Christus is dan toch deze geweldige realiteit bewezen, dat gezonde, immers doel-getrouwe bouw, norm-gebonden stijl, harmonische cultuur, slechts dáár aanwezig zijn, maar ook daar wézenlijk er zijn, waar ❘Ga naar margenoot+door bijzondere genade God uit doden weer levenden schept, en ‘mensen Gods’ ‘tot alle goed werk volkomen toerust’.Ga naar voetnoot188) En voorts: waar Hij hen en hun werken onderling verbindt. Want de teleologisch-gerichteGa naar voetnoot189) cultuurbouw is geen zaak van losse individuen, maar van een hechte gemeenschap. Daarom is het geloofsartikel van ‘de gemeenschap der heiligen’ (die ‘koinoonia’) ook direkt van cultuurbelang. En is kerkscheuring (de wezenlijkeGa naar voetnoot190), niet wat de hiërarchie daarvan maakt) ook altijd cultuur-ravage. Maar kerkherstel, ook wanneer het aantal belijders slinkt, betekent steeds weer tevens cultureel herstel. En wanneer eenmaal die waarachtige belijders zullen zijn geboycot en daarom hardhandig zullen verwijderd zijn van de culturele werkplaatsen en -fondsen, dan zullen zij toch nog evangelisten zijn: wegwijzers van de cultuur, al zijn ze ook op zij geworpen. De enige toch, die cultuur-bron heten mag, is Jezus Christus. Wij weten, dat dit ‘standpunt’ brutaal genoemdGa naar voetnoot191) is. Maar dieGa naar margenoot+het zeiden, deelden dan ook ons ‘credo’ niet. Zij kenden geen Woord van God, dat in de geschiedenis historisch, dat wil zeggen: uit eigen zaad continu vruchten verwekkend, ingaat met effect. Het ‘Woord van God’, zoals zij het zien, is geen ‘zaad van wedergeboorte’. Een ‘keten van heil’ wordt naar hun inzicht niet gesmeed hier onder de wolken. Wat hier beneden vrucht | |
[pagina 102]
| |
voortbrengt, dertig-, zestig-, honderdvoud, dat kàn naar hun gedachte geen zaad van boven zijn geweest.Ga naar voetnoot192) Wij gaan op deze theorie niet verder in. Tegen het barthianisme opponeren kan slechts dan serieus geschieden, wanneer er meer ruimte voor afgestaan wordt, dan hier ons openstaat. Maar laat zich niemand verleiden met de gedachte, dat het hier een strijd van argumenten is. In de grond toch staan we voor een geloofsbeslissing. Men neemt de Schrift, zó als ze daar ligt, als Gods Woord aan, of doet het niet. Wij weten zeer wel, dat ons ‘standpunt’, zodra de Schrift ons zou ontvallen zijn, geen bewijs voor de juistheid meer kan aanvoeren, evenmin als het andere.Ga naar margenoot+❘ Maar we willen niet anders dan een geloofswoord, ook ditmaal. Niet slechts zaken van ‘kerk’ en ‘vergeving der zonden’ zijn geloofszaken; van àlle dingen geldt, dat zij slechts kunnen gekend worden door het geloof, niet uit de ‘ervaring’. Ook vragen omtrent ‘wezen’ en ‘verschijning’ van de cultuur worden slechts door het geloof beantwoord. Het begrip ‘gemeenschap’, en dat van ‘bouwen’, is geloofszaak; als de confessie dáárover niets te zeggen had, dan zou ze haar naam niet waard zijn. Maar omdat wij aanvaarden, dat dit standpunt het bijbelse is, schrikken wij niet terug voor de konsekwenties. We noemen er een paar. |
|