Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd§ 19. De zin van de cultuurgeschiedenis is Christus, in zijn dubbele betekenis als Heiland-Verlosser en Heiland-Wreker.Alles stuurde op Christus als de volheid van de tijd aan. In Christus wordt het leven, ook het cultuurleven, gesaneerd. Zo kwam Paulus als één stuk cultuur-gezondheid het cultuurdronken Rome binnen. Elke reformatie is tegelijkertijd cultuurgenezing. Dat geldt van de lutherse, maar nog meer van de calvinistische reformatie, die zich van de valse onderscheiding natuur-genade losmaakte. De nieuwe schepping geeft de oude niet prijs, maar zuivert haar, ook al gaat dat langs de weg van de katastrofe.Nog niet als Jezus, wel als Messias, slechts bekend bij God,Ga naar margenoot+treedt dus aanstonds na de val de Zoon van God op, de Logos asarkos, die incarnandus is: het nog niet vlees geworden Woord, dat toch eenmaal vlees zal moeten worden. Hij treedt op om het genadewerk en de genadedienst in de wereld te stellen, en (niet van verkiezing en verwerping, waarvoor de grond alleen Gods welbehagen is, maar) van de zaliging en van de verdoemenis de grond te markeren als door zijn werk nader bepaald. Van de zaliging zal de grond zijn: Christus' verdienste. En van de verdoemenis: de schuld van de mens, die na de val bepaald blijkt te zijn door de presentie van Christus' werk: de schuld is Christus-verwerping. Zo treedt Christus op als Heiland-Verlosser en | |
[pagina 76]
| |
als Heiland-Wreker. In beide functies is het constitutieve element: zijn evangelisch verlossingswerk, dat nimmer quantité négligeableGa naar voetnoot138) wil zijn. Doordat in deze geest en met dubbele intentie Christus zó de last van de wereld op zich neemt bij God, wordt Hij de redder van de wereld, ook van de cultuur. En geeft Hij tevens aan alle cultuurprestatie haar voortaan christologisch bepaalde zin. Die christologisch bepaalde zin, die is generaal, àlgemeen. De genade is daarin niet generaal, wel commuun. Het is de éne heils-genadeGa naar voetnoot139), de verlossende, de herscheppende. Want ChristusGa naar margenoot+❘ stelt zich nu garant bij God voor de terugkeer van de in Gods raadsbesluit daartoe aangewezen en ‘voorgekende’ wereld van God tot de God van de wereld zelf. Ga naar margenoot+ Zo wordt ‘om zijnentwil’ tussen de eerste zonde en de definitieve vloek een historie ‘ingeschoven’Ga naar voetnoot140) van vele eeuwen. We zeggen: om zijnentwil. Dat kàn nu (na het bovenstaande) niet bedoelen: alleen terwille van zijn heilswerk (c.q. alleen terwille van de uitverkorenen). Het moet betekenen: terwille van zijn dubbele betekenis: als Heiland-Verlosser èn als Heiland-Rechter.Ga naar voetnoot141) Hij maakt plaats voor de historie, opdat alle gebeuren christologisch bepaald zal zijn: pro dan wel contra. En natuurlijk is dat werkwoord ‘inschuiven’ niet meer dan beeldspraak. Het lijkt maar zo. In werkelijkheid was het zo van eeuwigheid bepaald. In die historie maakt God plaats voor Christus' heilswerk dat alle ding beheerst, en voor diens verschijning, straks, als | |
[pagina 77]
| |
Jezus, om op aarde te sterven, te herleven, en het roer van de wereld om te werpen met handen van vlees en bloed, uit kracht van God en Geest. In deze uit Gods wil tot zelfhandhaving gestelde geschiedenis ook van een gevallen wereld is dus de Christus te zien als wereldlastendrager, die alle wereld-lusten aan God de Vader overdraagt, opdat God in allen alles zal zijn; zie het slot van 1 Corinthe 15. Dus laat God alles, wat in die wereld gebeurt, op Christus aanlopen. Hij stuurt op Christus, die de ‘volheid’ van de tijd bepalen zal, alle culturen aan: de cultuur van de oude volkeren vóór de zondvloed, de cultuur van Egypte, Perzië, Rome, Griekenland, Babel. Adventsprofeten als Jesaja, Daniël, zijn de instructeurs van alle goede cultuurfilosofen.Ga naar voetnoot142) Om Hem, en ook door Hem, worden alle processen naar dit pleroma van de tijd heengeleid; en zo moet elke cultuur dienen, om plaats te maken voor een slechts schijnbaar a-culturele kribbe, en een slechts schijnbaar cultuur-indifferent kruis, en om een gat te laten houwen straks, ergens in een hof ❘Ga naar margenoot+van Jozef van Arimathea. Maar uit dat graf zal het lijf van deze Mensenzoon dan gaaf, en heel gezond en schoon, weer opstaan op het paasfeest. Straks komt Hij in de Geest weer tot Gods wereld, Christus Jezus, en Hij zet de wereld op haar plaats; Hij plaatst gezonde (opnieuw geboren) mensen op de hun passende plaats en saneert het leven, voorzover dat uit Hem als het mystieke (dat wil zeggen verborgen) Hoofd van zijn gemeenschapGa naar voetnoot143), zich laat vinden. Hierdoor nu worden de verhoudingen weer teruggebracht, principieel, naar het zedelijk-normale (de scheppingsnormen, zo zagen we, zijn natuurlijke verordeningen voor het geschapen | |
[pagina 78]
| |
leven). Vlees en bloed kondigt geen zedelijke normen af, maar slechts de Geest door het Woord, óók over de regering, de stuwing en eschatologische dienstbaarstelling van vlees en bloed. Ga naar margenoot+ Vandaar, dat, toen de wereld topzwaar was van een verziekte, dat wil zeggen God niet als Eigenaar van de kosmos erkennende, de dingen uiteenrukkende schijncultuur, en dus van cultuur-verwording, een handjevol eenvoudige gildehandwerkers in klein-aziatische stadjes, werklui, die door de prediking van Christus' evangelie weer geleerd hadden, God te dienen in hun handwerk, zo vaak zij een stuk leer gelooid, een tent gebouwd, een gilde-taak volbracht hadden naar hun plicht, met het oog op God, meer betekende, óók, juist, voor de cultuur, dan heel de hofstoet van de caesar in Rome, die zijn paleizen had, en zijn danseressen, en lauwerkransen, en maecenassenGa naar voetnoot144), en een wereldstad. Vandaar, dat, als op zekere dag een escorte van gevangenen Rome binnengeleid wordt, onder wie ook een zekere Paulus, deze PaulusGa naar margenoot+❘ dan óók, juist, voor de cultuur meer betekent dan heel het toenmalige cultuur-dronken Rome; dat hij een òmkeer betekent, in onderscheiding van al de groten, die daar aan de touwtjes trokken. Hij, die zichzelf een ‘miskraam’Ga naar voetnoot145) noemt. Ga naar margenoot+ O ja, zegt iemand, dat is waar; want Paulus zou later in zijn ‘volgelingen’ cultuur scheppen. Neen, zeggen de engelen. Hij schiep tóen, op datzelfde ogenblik, cultuur; een gave mens kwam daar binnen, een mens van God in dat verlepte, corrupte Rome, een tentenmaker en een filosoof, een theoloog en missionaris; één, die de keizer in de ogen durfde zien, ook als déze het hèm niet meer zou durven doen. Een man, die zijn medegevangenen een groot licht heeft doen zien, en die een in Rome gehuurde woningGa naar voetnoot146) maakt tot voorhof van een Academie van | |
[pagina 79]
| |
levens- en wereldbeschouwing. Er is een versje van een latijns dichter: Occurri nuper, visa est mihi digna relatu
pompa: semen potum pota trahebat anus.
Dat wil zeggen: ik kwam op straat een merkwaardige optocht tegen: een dronken oud wijf zeulde een dronken ouwe kerel achter zich aan.Ga naar voetnoot147) Men vergeve de rauwe vertaling, zij past bij het vers. Dit liedje is éven tekenend, zowel in zijn realisme, als in zijn cultuur-historische openhartigheid, ter kenschetsing van de tijd, waarin Paulus dat cultuurdronken Rome binnenkwam, als dat andere versjeGa naar voetnoot148) is, waarin een romeinse keizer zijn ‘ziel’ beklaagde om haar armoede, en, blasé, ze wel te rusten wenste. Ja, dàt was de wereldstad van toen: dronkenschap, en die wordt dan als grap beschouwd, en de verhoudingen keren zich ondersteboven, de vrouw sleept een man achter zich aan, en de grijsheid is geen sierlijke kroon meer, en een dichter slaat er gnuivend munt uit. Zó was de ondergang van heel die wereld. | |
[pagina 80]
| |
Toen kwam daar Paulus binnen, in banden, want de dienstknecht was nietGa naar margenoot+❘ meer dan zijn Heer. Maar die Paulus, al had hij een doorn-in-het-vleesGa naar voetnoot149), al was hij naar eigen zeggen (1 Cor. 15:8) als een ‘miskraam’ de kerk binnengebracht, al wist hij zich opgenomen in de stoet van niet vele rijken, niet vele edelen, van de zwakken, en van hen die niets zijn in ‘deze’ wereld, 1 Cor. 1, die Paulus was door de genáde, die hem gegeven was, één stuk gezòndheid. Ook cultuur-gezondheid. Zo gezien, zijn straks de zeven brieven, die daar wegschuilen in een Apocalyps, de Openbaring van Johannes, door de er in sprekende genade, meteen cultuur-monumenten. Zij zijn het even waarachtig, als de bergrede monument is, behalve dan van de openbaringshistorie, óók van de cultuurgeschiedenis. Want in die bergrede leert Jezus Christus hier op aarde, en in die zeven brieven leert dezelfde Christus Jezus uit de hemel, hoe men aan de trog, en in het kantoor, en in de tempel, en op de fabriek, en aan de academie, en in het atelier van de kunstenaar, zich weer in uitgangspunt en doel en tendens bepaald moet weten door God, zijn ‘ja’ en ‘neen’ moeten laden met de kracht van een eedGa naar voetnoot150), moet werken dus in spanning, staande tussen oer-geschiedenis en eind-geschiedenis, als een koheen, dat wil zeggen: als een, die ‘staat en dient’ voor God.Ga naar voetnoot151) In deze bergrede, en in die zeven brieven, slaat de wereld de halve slag om, die zij om móest slaan, om weer een wieg te kunnen klaarzetten, en een werkplaats in teGa naar margenoot+ richten, al was het ook maar voor één mens Gods. Hierin veroordeelt de Christus voor allen, en overwint Hij bij de zijnen in beginsel de versplintering van het leven, verbindt Hij in de wortel de faculteiten tot zij een universiteit geworden zijn, schakelt Hij ‘religie’ weer vast aan ‘cultuur’, maakt dus cultuurwerk tot concrete dienst van God, en ontzegt, als het er op aankomt, | |
[pagina 81]
| |
de naam en de eer van ‘positieve cultuurbouw’ aan alles wat niet is uit God. Strikt genomen toch, is al wat niet uit het geloof is, zònde. Culturele dadendrang in zichzelf behoort tot de ‘natuurlijke-’, de ‘scheppingsgaven’, zagen ❘Ga naar margenoot+we; en daarom wordt dan ook in de dierenwereld aan het ‘colere’ gedaan; wie weet of ook dáár niet vooruitgang is bij de organisatie; wie weet of niet soms ook mieren en bijen in de loop van de eeuwen ‘vooruitgang’ te zien geven in het bouwen van nesten, het puren en bewaren van honing? Maar de aanwending in doelbewustheid van die scheppingsgaven, de positieve cultuurbouw, en deze dan overeenkomstig het van God gegeven gebod ten aanzien van het doel en de eschatologisch bepaalde tendenzen, die is alleen mogelijk in uit Christus' Geest herkregen gehoorzaamheid. De zònde, wáár zij ook optreedt, óók in het cultuurleven dus, kan eigenlijk niet volhardend-zedelijk cultureel denken, noch positief-cultureel bouwen, scheppen. Want ‘colere’ betekent ‘bouwen’, maar de zonde betekent immers breken. In Gods oorspronkelijk openbaringswoordenboek is ‘cultuur’ altijd constructief; de zonde echter is déstructief. Wij komen straks hierop nog terug. Zoals het nu was in de dagen, toen Paulus Rome binnenstrompelde,Ga naar margenoot+zó is het altijd gebleven in de wereld. Elke reformatie, die weer, uit Christus' Geest gedreven, naar de Schrift teruggaat, naar het Woord, - ze is tegelijkertijd cultuur-genezing. Luther met zijn ronde kop, als hij eindelijk een vrouw trouwt, en weer gezond kan lachen, is als sanerend, en richting-wijzend cultuur-producent honderd ducaten waard, tegenover heel de stoet van pauselijke en keizerlijke hofhouding, die er nauwelijks één waard is, ook uit cultuur-oogpunt. Men ziet het in de werkingssferen van lutherse tegenover roomse landen. Maakt evenwel Luther weer fouten, juist in de principiële opbouw, laat ons zeggen: in de grondvraag van de relatie: natuur-genade, fouten, die Calvijn overwint, dan geven straks de calvinistische landen weer een culturele opbouw te zien, die thetisch en antithetisch onnoemelijk veel sterker staat, en sterker maakt, dan lutherse landen doen. De culturele chaos, die Adolf Hitler achter zich liet, omdat hij hem tevoren met zich meegebracht had, kon ❘Ga naar margenoot+in | |
[pagina 82]
| |
lutherse landen ook met steun van ‘orthodoxe’ lutheranenGa naar voetnoot152) opkomen, maar vond in calvinistische volksgroepen positieve en onverbrekelijke afweerdienst. Een afweerdienst, die niet ‘waarden’ van direkte grijpbaarheid en noteerbare utiliteit uitwoog tegen andere ‘waarden’ (‘amerikanisme’, communisme tegen nazisme, reële volksinvloed tegen een mythisch ‘gesundes Volksempfinden’!)Ga naar voetnoot153), maar die aan de vèrstrekkende, en heel de historie omspannende protologischeGa naar voetnoot154) en eschatologische geschiedenis-projecten van de Apocalyps was blijven denken en dus de culturele opbouw bond aan de grondbeginselen van calvinistische reformatie. Calvijn in Genève en in Strassburg, toont weer, wat de dienst van God concreet vermag, ook voor het cultuurleven. Hij schept een christelijke cultuur, vrijgemaakt van de secularistisch-imperialistische aspiraties, die Rome's verbeelding nog altijd verzieken, geïnspireerd als ze zijn door dezelfde valse onderscheiding van ‘natuur’ en ‘genade’, als welke Luther parten speelde. Als we aan deze dingen denken, komt ons vaak in de zin de juist voor culturele waardebepaling en -toetsing zo betekenisvolle benaming, die de Apocalyps geeft aan het romeinse wereldrijk, dat prototype is van het antichristelijke: de benaming ‘hoer’. | |
[pagina 83]
| |
Als de Bijbel dat romeinse imperium voor ‘hoer’ uitscheldtGa naar voetnoot155), komt alles op de exegese aan. Precies zoals wanneer Luther aan filosofische ‘Seminare’ een harde noot te kraken geeft, als hij spreekt van ‘die Hure Vernuft’. Dat is geen doemvonnis over deGa naar margenoot+‘rede’ (in een vervloekte hoer is het vrouw-zijn niet vervloekt), maar over de zondige, hoogmoedige, van God geëmancipeerde rede (zoals in de hoer alleen het hoereren met behulp van het kreatuurlijke vrouw-zijn vloekwaardig is). Eén valse, niet tussen het ene en het andere meer onderscheidende exegese van het woord ‘hoer’, en Luther ligt bij de verachte hoop van verachters van Gods grote geschenk: de rede. En dan ten onrechte. Zo óók één niet-onderscheidende exegese van de term ‘hoer’ ❘Ga naar margenoot+in de Apocalyps, en de roomse kerk weet niet meer wat in Rome's keizerrijk het hoer-achtige is. Is dat de christenvervolging? Och neen, dat was maar de konsekwentie. Het hoer-achtige is het niet-dienstbaar stellen van de kreatuurlijke gaven aan de God, die Bruidegom wil zijn van zijn getrouwe werkgemeenschap. Dan kan tengevolge van zo'n valse exegese heel een wereldkerk verliefd raken op wat tenslotte in Rome's imperium hoererij betekent. Een kerk komt dan op, die zich als ‘staat’ opwerpt, de staat als cultuur-macht idealiseert, en imiteert, zelfs tot de prijs van verminking van het profetische cultuur-getuigenis toe, en zo vergetend, dat een Woord-getrouwe profetie over de relatie natuur-genade (en dus ook over die van natuur-zonde) tenslotte groter cultuur-kracht is dan de verbluffendste Pyrrhus-overwinning van een cultuur-expansieve kerk. Tegenover zulk een Pyrrhus-victorie van Rome betekent Calvijn weer herstel. Hij bouwt christelijke, protestantse, gereformeerde cultuur, juist door kerk en staat te onderscheiden (wat geen scheiden betekent). Hij komt tot Gods rekruten met een óók culturele dagorder. Hij weet weer, dat ‘herders’ in het Oude Testament bréder taak hebben danGa naar margenoot+zielverzorging, daar ze zien dat hun ook cultuur-zorg opgedragen is.Ga naar voetnoot156) Hij leert weer levende liefde voor het goddelijk (!) | |
[pagina 84]
| |
beroep, breidt zich uit tot alle hoeken en gaten van de wereld, en leert verstaan dat dure genade- en dus cultuur-woord: alles is van u, maar gij zijt van Christus, en Christus is van God.Ga naar voetnoot157) En naar deze wet blijft het in de wereld gaan. Een kerkbode, die op de plaats waar het hoort, onkruid wiedt, en beginselen zuiver houdt, betekent voor de cultuurbouw honderdmaal meer, dan een geblanket toneel. Tegenover een dominee, die in een ‘gereformeerd weekblad’ exclameerde, dat soms één drama meer betekent dan zeven leidradenGa naar voetnoot158), houdt de gereformeerde onderscheiding van natuur-genade-zonde vol, dat één goede leidraad meer betekent dan zeven, zelfs goede, drama's, inzover Woord-krachtGa naar margenoot+❘ sterker is dan beeld-kracht, en leer meer dan teken.Ga naar voetnoot159) Een christelijk huisgezin, dat uit eigen stijl verstaat te leven, is voor het cultuurleven, in welke complicaties het ook geplaatst is, weer een openbaring van die gezonde kracht, die men tevergeefs zoekt in Hollywood, waarvan een droevig beeld is opgehangen, droevig, juist uit cultuur-oogpunt, in de roman van Vicky Baum: Leben ohne Geheimnis. Een christenarbeider, die zichzelf durft zijn als christen, is al weer een bròk gezòndheid in een onhistorisch businesslike-veramerikaniseerde wereld; hij betekent meer aan ingehouden kracht, dan heel een wetenschaps-college, dat God niet heeft gezien. Ga naar margenoot+ Zo werkt de Christus door, in al de zijnen, tot het einde der dagen toe. In deze wereld, die naar zijn geldend paasrecht haar loop voltooien moet, laat Hij telkens voor het cultuurleven, in zijn breedste vorm, weer nieuwe krachten toekomen, door een in de republiek van de gemeenschap der heiligen voltrokken scheppend wonder: elke wedergeboorte immers, in calvinistische trant als nieuwe schepping gezien, is een transcendent genadig ingrijpen | |
[pagina 85]
| |
van Hem óók op het culturele leven. Hij gaat door, en ontsluit straks nieuwe bronnen, zo vaak in een individueel, of daarna in een gemeenschapsleven, door zijn kracht gestreefd wordt, en gewerkt, overeenkomstig het geopenbaarde Woord. Daarom staat ook in de Openbaring van Johannes het toekomstbeeld getekend van die zuivere cultuurstad-in-ruste: het nieuwe Jeruzalem, met zijn volmaakte verzadigings-stijl. Neen - deze nieuwe, dat wil zeggen door vernieuwing ontstane en aan het strijdniveau nu voor immer ontheven cultuurstad, ontstaat niet langs lijnen van geleidelijkheid. De ‘katastrofe’ van de jongste dag is voor haar onthulling nodig; ook door ‘katastrofes’ is trouwens de schepping heengegaan.Ga naar voetnoot160) Maar laat ons niet vergeten, dat op het ❘Ga naar margenoot+moment van die katastrofe zelf, hetzij ‘boven in de hemel’, hetzij ‘onder op de aarde’, hetzij ‘in deGa naar margenoot+wateren onder de aarde’, alle geestelijke en stoffelijke potenties reeds aanwezig zijn, die nodig zijn, om haar ‘materiaal’ te stellen of te herstellen, en dan dat zo door Gods voorzienigheid aan zijn mensengemeenschap beschikbaar gestelde materiaal naar zijn gebod blijvend te bewerken, het ‘logisch’, dat wil hier zeggen, uit de LogosGa naar voetnoot161), die vlees geworden is, en ons God verklaard heeft, te bewerken. Die katastrofe zelf zal geen chaos ‘scheppen’, géén zaad vernielen of vertreden, maar integendeel zuiverend, louterend, schoonbrandend functioneren, om elk cultuur-ontbindend element en ‘producent’ uit deze kosmos te zuiveren. Want als God de nieuwe hemel opent, dan zal die nieuwe hemel, om zo te zeggen, geen door nieuwe schepping gewonnen, geen de oude schepping prijsgevend of overkoepelend donum super-additumGa naar voetnoot162) zijn. Het nieuwe Jeruzalem zal de | |
[pagina 86]
| |
oude woonplaats van de mensen wel over-schaduwen, maar geenszins over-koepelen. Het nimmer af te sluiten verhaal van de wonderen van deze woonplaats van God bij de mensen zal geen mechanisch toegevoegd en opgelegd nieuw hoofdstuk achter de historiebeschrijving van onze wereld, bij wijze van een aanhangsel, zijn. Het zal echter alleen maar een onvermengd en onweerhouden evangeliebericht zijn over de uit God in Christus verkregen ongeremde ontplooiing van al die krachten, die door de Christus in de ‘nieuwe’ (vernieuwde) mensheid, dat is, in de gemeenschap van de dienaren van God, gelegd zijn, en aanvankelijk reeds waren uitgewerkt. |
|