Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd§ 18. Het feit dat er cultuur is, is niet te danken aan de zgn. algemene genade.Het is waar dat de zonde wordt weerhouden, maar dat wordt de genade ook. Weerhouding is eigen aan de tijd. Het feit dat scheppingsgaven zich ontplooien, is geen genade, maar natuur. Continuering van de tijd en culturele ontsluiting van de kosmos zijn reeds nodig om zowel hen die de hel als hen die de hemel zullen vullen, geboren te doen worden. Continuering en ontsluiting zijn substraat voor de bediening van genade en vloek. De genade zit niet in het bebouwen, maar in het godvruchtig bebouwen. Er kan wèl van commune gratie en commune vloek gesproken worden.In wat gezegd werd, ligt dus opgesloten, dat het enkele feit zelf, dat er cultuur is, en dat de mens culturele arbeid verricht, niet te rubriceren valt onder de zogenaamde ‘algemene genade’. Wel heeft men dit herhaaldelijk gezegd. Zich plaatsend op het ervaringsstandpunt, en tegelijkertijd een ‘geleide’ poging ondernemend tot het in rekening brengen van bijbelse gegevens, redeneerde men als volgt: Wij, mensen, hadden vanwege het vreselijk karakter van zonde en schuld verdiend aanstonds na de zondeval ter helle te varen. Zo'n alle ontwikkeling afsnijdende hellevaart zou ons ‘verdiende loon’ geweest zijn. Toch zien wij voor onze ogen, dat de wereld na de val nog vele duizenden jaren is blijven staan, en dat de in de kosmos gegeven mogelijkheden toch nog tot ontwikkeling komen: zou dit geen ‘genade’ zijn? Het antwoord geeft men zelf: het is genade, het is onverschuldigde, ongehouden goedheid van God. Wel is ze niet behoudend tot eeuwige zaligheid; en wel heet ze daarom slechts | |
[pagina 70]
| |
Ga naar margenoot+ ‘algemeen’Ga naar voetnoot125); maar ‘genade’ is ze toch. Ze geeft ons de weldaad van weerhouding van de zonde; werd de zonde niet weerhouden, dan zou ze uitbreken in de grofste, rechtstreeks satanische uitgieting van boosheid; maar God stuit deze boosheid door de ‘algemene’ werking van zijn Geest, zelfs door het algemeen ‘getuigenis’ van de Geest, welk getuigenis de mens zekerheid verschaft, onmiddellijke zekerheid aangaande groepen van centrale waarheden; die zekerheid is vóór-reflexief.Ga naar voetnoot126) En zo trekt over de woestijnvlakte van deze wereld toch de zich steeds weer vernieuwende dauw van de algemene genade, die het leven nog dragelijk maakt, en zelfs (krachtens een haar eigen, ‘progressieve’ werking)Ga naar voetnoot127) oasen schept in deze woestijn. Ook cultuur-oasen. In deze gedachtengang liggen evenwel verscheidene kronkels, die de conclusie, als zou de term ‘algemene genade’ hier te gebruiken zijn, ontkrachten.Ga naar margenoot+❘ Zeker, het is waar dat de zonde wordt ‘weerhouden’, en dat de vloek nog niet ten volle is uitgestort over de wereld. Maar ditzelfde geldt van de gehoorzaamheid, die in Christus Jezus weer tot gave van Gods vrije gunst heeft mogen worden, en door de kracht van Christus' Geest ook tot geschenk van deze gunst heeft kunnen worden. Wie het weerhouden van de vloek ‘genade’ noemt, zou voor het minst de ‘weerhouding’ van de zegen | |
[pagina 71]
| |
‘oordeel’ moeten noemen. Maar geen van beide termen zouden wetenschappelijk gefundeerd zijn; men kan ze hoogstens in een niet-wetenschappelijke beschrijving van de concrete werkelijkheid gebruiken, en dan naast elkaar. Maar het spreken in zo'n ‘los’ woordgebruik van ‘algemene genade’ èn ‘algemeen oordeel’ betekent zelfs zó reeds een correctie op de voorkeur-keuze van de term ‘algemene genade’. Zeker, weerhouding is er. Maar weerhouding is eigen aan de tijd.Ga naar margenoot+Waar niets meer ‘weerhouden’ wordt, daar is een possessioGa naar voetnoot128) tota simul (een bezit van leven, zó dat men de volheid van zijn bezit altijd in volkomen mate tegelijk in handen heeft) òf een...privatio tota simul (een beroofd-zijn, een gemis, en dan weer zó, dat de volheid van dat gemis er in èlk ‘ogenblik’ in volle mate, totaal dus, is). Dat wil dus zeggen: waar geen weerhouding is, daar is geen tijdelijk bestaan meerGa naar voetnoot129); daar is ‘eeuwigheid’. Ook in het paradijs was immers ‘weerhouding’. Als de Geest van God aan Adam ❘Ga naar margenoot+onweerhouden geschonken zou zijn, dan zou hij van de mogelijkheid van vallen uitgesloten geweest zijn. Aan de tijd is de ‘ont-plooiing’ eigen, òf anders het ‘bederf’. Ontplooiing en bederf behoren tot de tijd; ontplooid-zijn en bedorven-zijn (beide pleromatisch, naar aard en capaciteit van het subject) behoren tot de eeuwigheid. Derhalve is het feit, dat de schep- | |
[pagina 72]
| |
Ga naar margenoot+ pingsgaven zich ontplooien, geen genade, maar natuur. De beweging ‘zit er in’, in de dingen, en in de mensen. Het zit ‘in’ de mens: de onstuimige drang om, waar hij zelf ‘wordend’ is, van de ‘wordende’ aarde koren en most af te dwingen. En dus te ‘colere’, te bouwen de hof. Alleen maar: wat vóór de zondeval een religieus, op God als Verbondsgod gericht liefdewerk was, dat wordt daarna een daad van egoïsme, van zelfbehoud, van levenslust (à la Pallieter)Ga naar voetnoot130), geen godsdienst, maar zelfdienst. Van ‘natuur’ wordt vaak zo gesproken, dat men de indruk vestigt: ze is een dood kapitaal, dat daar ligt, al of niet ten gebruike van de mens (en de wereld). De conclusie is dàn spoedig getrokken: die mensenwereld had verdiend te sterven, namelijk de eeuwige dood, die als zodanig aan al zijn objecten de mogelijkheid van enig kapitaal-gebruik ontneemt; toch kan die mens ‘de natuur’ nog ‘gebruiken’, het dode kapitaal nog rente doen opleveren; ergo: dat is ‘genade’. Maar van de redenering deugt geen woord, zolang onder ‘natuur’ verstaan wordt: tijdelijke natuur. Zolang er tijd is, behoort de beweeglijkheid, het zwangerzijn en baren, het wekken en ontvangen, tot de natuur. ‘Dood’ kapitaal, dat is hier een te speels-dartele terminologie, daar ze op de natuur-in-tijd niet van toepassing is, en het onderhavige probleem alleen maar naïef verwringt, om tot de term ‘algemene genade’ te kunnen concluderen.Ga naar voetnoot131) In de grond van de zaak is het ‘onderhavige probleem’ er dan ook een van ‘tijd’-waardering. En dat het prolongeren van de tijd ook na de val ‘genade’ zou zijn, dat is onjuist gedacht. Men wijst ons op de zwaarteGa naar margenoot+❘ van de | |
[pagina 73]
| |
zonde en betoogt dan, dat ‘wij’ verdiend hadden, dadelijk na deGa naar margenoot+zondeval te worden geworpen in de ‘poel van vuur’; dat is niet gebeurd; ergo: genade. Men vergeet dat van dit betoog de eerste volzin niet minder dan fabulerend is. Indien dadelijk na de val de verwijzing van de gevallen mensen naar de ‘poel van vuur’ geschied zou zijn, dan waren ‘wij’ er niet geweest. Dan waren er twee mensen verdoemd, en meer niet; geen mensheid, dat subject van de hypothetische oordelen van zoëven.Ga naar voetnoot132) Dus is er een grote verborgenheid geopenbaard, juist in het continueren van de tijd ook na de val. Die continuering is geen genade. Dat is simpel genoeg te ‘bewijzen’: stel eens, dat God alleen maar had willen straffen zóveel mensen als Hij metterdaad eeuwig straffen zàl, dan hadden die mensen toch eerst geboren moeten worden? En dit successief: de een uit de ander? Dan zou dus, reeds om tot een hel met zóveel toornobjecten als er eenmaal zullen zijn, te geraken, God de tijd hebben moeten continueren. En dit niet alleen. Er zouden in die tijd huwelijksverbintenissen moeten gesloten zijn, copulaties althans van mannen en vrouwen. Een bijvoorbeeld economisch equilibriumGa naar voetnoot133) zou daarvoor onmisbaar zijn geweest. Cultuur had dus moeten geschieden. Cultuur is voorwaarde voor alle komen van God, óók tot de hel. God zij gedankt, dat wij meer weten, dan dat er een hel op komst is. Ook de hemel staat op het programma van goddelijke actie. Ook om hèm te vullen met zóvelen als God er toe roepen zal, is dus tijdsverlenging nodig, is het geboren worden uit ouders noodzakelijk, is dus culturele arbeid met economisch zo goed als klimatologisch evenwicht conditie. Maar juist daarom is de kwalificatie van tijdscontinuering en van culturele ontsluiting van de kosmos in zichzelf als (algemene) genade een misvatting. Die continuering en die ontsluiting zijn geen genade. | |
[pagina 74]
| |
Ze zijn evenmin vloek of oordeel. Althans, zolang men deGa naar margenoot+❘ woorden serieus gebruiken wil. Ze zijn van beide de conditio sine qua non.Ga naar voetnoot134) Ze zijn van beide het substraat.Ga naar voetnoot135) Voorzover de drang tot ontsluiting van het geschapene natuurlijk is, en het opengaan van elke moederschoot, ook van ‘moeder aarde’, natuurlijk is, is cultuur een natuurlijk ding. Substraat voor het tweeërlei uiterst gebeuren: het vonnis van vrijspraak over zovelen als er daartoe voorbestemd zijn, en het vonnis van uitbanning over zovelen als daartoe voorbestemd zijn. De genade ‘zit’ dus niet in het ‘colere’. Ze ‘zit’ ook niet in het eten, drinken, ademhalen, kinderen verwekken. De genade, als ze er is, zal alleen ‘zitten’ in het godvruchtig ‘colere’, eten, drinken, kinderen verwekken. Niet als dode, maar als levende. En de vloek ligt niet in het ‘colere’. Hij ligt ook niet in het eten, drinken, ademhalen, kinderen verwekken. De vloek, als hij er is, zal alleen liggen in het goddeloos ‘colere’, eten, drinken, kinderen verwekken. Niet als levende, maar als dode. Binnen het raam van de tijd is ná de val onvermijdelijk: de antithese, niet in de natuur, maar in het gebruik van de natuur. En dus in de cultuur. De antithese tussen de gelovige en de ongelovige exacte cultuur-prestatie. Ga naar margenoot+ Er is wel ‘commune’ gratie in de cultuur (voor meer-dan-één). Maar er is geen ‘algemene’ (of generale) gratie. Daarom was A. Kuyper's constructie fout. Er is ook wel ‘commune’ vloek in de cultuur (voor meer-dan-één). Maar er is geen algemene (of generale) vloek. ‘Commuun’ kàn algemeen zijn, maar behoeft het niet te zijn. Iets kan aan alle mensen ‘commuun’ zijn, of aan meer dan één, hoewel niet aan allen. In het hier bedoelde schema, is ‘commuun’ bedoeld in de zin | |
[pagina 75]
| |
van: niet aan alle mensen, maar aan vele mensen gemeen. ❘Ga naar margenoot+De ‘gemene gratie’Ga naar voetnoot136) in de cultuur (niet: algemeen) is er, voorzover Christus' verlossend werk aan al de zijnen toekomt. Met effect in de cultuurprestatie. Alle andere mensen liggen onder de commune vloek. Het oordeel over hen is aan de Man van Handelingen 17:31 gegeven.Ga naar voetnoot137) |
|