Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd§ 20. Strikt genomen is alleen dáár positieve cultuurbouw waar overeenkomstig Gods wil gewerkt wordt.Maar ook ongelovigen verrichten cultuurarbeid: 1. Naast de koinoonia tussen de gelovigen, is er sunousia tussen allen. 2. De gemene temperantie weerhoudt de doorwerking van zonde en vloek (zoals zij ook Christus' genadekracht nog weerhoudt). 3. Binnen de constante temperantie zijn er graadverschillen in de tempering. Het ‘nog’ van de brede ontplooiing van de cultuur in de wereld wordt bepaald door het ‘nog niet’ ontbonden zijn van de Satan. ‘Resten’ en ‘sporen’ van de oorspronkelijke gaven zijn gebleven. Ze kunnen echter geen zuivere cultuur leveren. Alles draagt een fragmentarisch karakter. Verliefdheid op de instrumenten komt in plaats van liefde voor de bouw.Wij moeten hier met een enkel woord terugkomen op een bepaald punt, dat zoëven reeds even aangeraakt werd. Wij zeiden immers boven, dat, strikt genomen, de uitreiking van een brevet van positieve cultuur-bouw alleen dáár paste, waar weer gebouwd werd, en gewerkt werd, overeenkomstig Gods wil.Ga naar margenoot+❘ Deze uitspraak zal velen te kras schijnen. | |
[pagina 87]
| |
Wij geven dan ook onmiddellijk toe, dat zij een aanvulling nodig heeft, ook al hebben wij reeds aangegeven, dat ‘colere’ alle mensen eigen is, voorzover zij krachtens ingeschapen werken bewegingsdrift participeren in de bearbeiding en ontsluiting van de kosmos, overeenkomstig hun actueel schepselmatig betrokken zijn op de nimmer werkeloze akker van de wereld. Toch dreigt hier nog misverstand, dat te voorkomen is. Immers, God heeft na de val de wereld niet in twee helften verdeeld; en nog minder die twee helften scherp tegen elkaar afgegrensd, zó dat dan de éne helft enkel cultuur beoefenen zou, overeenkomstig Gods gebod, en de andere een woestijn of chaos zou zijn, met enkel maar ruïnes of karikaturen. De gedachte zelf is dwaas. Niet alleen botst ze tegen de voor ieder tastbare feiten, maar bovendien spéélt ze met alle vóór-onderstellingen van de culturele actie. Tussen de mensen bestaat geen andere werkelijke ‘koinoonia’Ga naar margenoot+dan een door Gods Geest gewerkte. ‘Koinoonia’ betekent: gemeenschap. Ze wordt niet gevormd door het blote feit, dat verschillende mensen eenzelfde natuur hebben, of zelfs dezelfde belangen; want als het hebben van dezelfde natuur of dezelfde belangen reeds in zichzelf gemeenschap stichtte, dan zou overal verbondsverkeer bestaan; in feite zou er dan geen ‘hel’ kunnen zijn. Zij, die gemeenschap rééds in het deel hebben aan dezelfde natuur en dezelfde belangen gelegen achten, vergeten, dat ook om met elkaar te twisten, en met elkaat te vechten, zó, dat de één de ander ‘raakt’, en dan helemaal raakt, de eerste voorwaarde is: eenzelfde natuur, dezelfde belangen. Neen, gemeenschap is wat anders. Ze komt eerst dáár voor de dag, waar dezelfde natuur voor één gemeenschappelijk doel wordt gebruikt krachtens liefde tot hetzelfde drijvende beginsel, en waar de gelijke belangen worden nagestreefd in eenzelfde geloof en hoop en liefde. Culturele ❘Ga naar margenoot+koinoonia is dan ook in de grond een aangelegenheid van geloofsgemeenschap. In dezen geldt wat we opmerkten over de antithese, ook in het cultuurleven. Maar al moge ‘koinoonia’ alleen een gedeelte van de mensen verbinden, de ‘sunousia’ is er tussen àllen. ‘Sunousia’ betekent: | |
[pagina 88]
| |
bij elkaar zijn, samen-ergens-zijn.Ga naar voetnoot163) En nu heeft God aan alle mensen de sunousia opgelegd. Koren en kaf zijn nog niet definitief gescheiden: de sunousia, zèlfs deze, wordt eenmaal voor die beide weggenomen, maar het is zover nog niet. Tot alle in sunousia naast elkaar geplaatste mensen komt nu het gebod van cultuur (dat mandaat is algemeen, daar God geen enkel gebod van oorspronkelijke en vaste strekking heeft afgeschaft), zoals ook de drift tot culturele actie hun allen is ingeschapen. Bovendien: het te bewerken materiaal is de door ons bewoonde wereld (en wie zal zeggen, of niet de nog-niet-door-ons-bewoonde straks ook onder ons werkrayon komt vallen?). Daarom kàn de culturele prestatie van de één nietGa naar margenoot+ zonder die van de ander zijn. Van Christus komt ons de koinoonia, van God de Schepper de sunousia toe. Eén natúúr (hoewel tweeërlei natuurgebruik); één materiaal (hoewel tweeërlei materiaal-bewerking); één terrein (hoewel tweeërlei terreinontginning); één cultuurdrift (hoewel tweeërlei cultuurstreven). En waar nu àlle materiaal-bewerking, de goede èn de kwade, aan de aard, de struktuur, de wetten van het materiaal gebonden is, daar zal de arbeidsvrucht van de gelovige met die van de ongelovige toch altijd veel gelijkenis vertonen. Het is niet de gelijkenis van hun divergerende geesten, maar die van het stugge, koppige materiaal. Pottenbakkers verschillen veel, beeldhouwers ook. De een bouwt een tempel, de ander een dancing. Maar het leem, het marmer halen ze van dezelfde groeve. Dit vooreerst. En er is nog een tweede moment.Ga naar margenoot+❘ God heeft immers, en we raken hier het vraagstuk aan van de | |
[pagina 89]
| |
‘gemene temperantie’Ga naar voetnoot164), de menselijke zonde in haar loop gestuit? Niet alleen is de stugheid van het te bewerken ‘materiaal’ gebleven en zàl deze blijven tot de uiterste dag, maar ook de wil om zich van het materiaal los te maken (in Fichte's filosofie is van zo'n ‘vrijheid’ althans gedróómd) en wordt in zijn satanische hoogmoedsgang gestuit in deze wereld van de generale temperantie. Christus heeft (want die stuiting is een acte van voorzienigheid, en daarom mede openbarings- en heilshistorisch bepaald) - Christus, zeggen we, heeft de Satan gebònden, zodat hij de volkeren in in de Openb. 20 bedoelde tijdsruimte niet meer verleidt, tenzij dan in de láátste periode van de ‘duizend jaren’, die het proces vàn hemelvaart-pinksteren tòt de parousie omvatten. Hij heeft de doorwerking van zonde en van vloek getemperd; de ‘weerhouding’ van de antichrist is een feit. Maar dit weer-houden van de antichrist correspondeert nu met een zich ‘in-houden’ van de Christus Triumfator. Ook Hij ‘laat’ zich nog niet ‘gaan’, ook Hij gunt aan deze wereld, die in àlle levensbewegingen nog getemperd,Ga naar margenoot+geremd wordt, nog niet het gezicht op de volle expansie van zijn verheven kracht. Alle wagens worden nog geremd, alle paarden nog beteugeld. Het oordeel wordt nog ingehouden, maar de genade ook, in déze wereld. Daarom is nog niets geconsummeerd, niets is voldragen. Christus' genadekracht heeft nog nergens zich in haar vòlle kracht ontplooid, ook in de hemel niet; en Satans ontbindingskracht heeft eveneens zich nog op geen enkel plekje van de wereld, ook zelfs in de hel niet, in volle kracht, naar eigen schema, kunnen doen gelden. Alle muziek, engelenmuziek èn demonische, is ‘wohltemperiert’Ga naar voetnoot165); en die haar beheerst, is God. Dit is het geheim van de gemene temperantieGa naar voetnoot166) (substraat voor | |
[pagina 90]
| |
de hierboven bedoelde gemene gratie en voor het gemene oordeel) in het vraagstuk van de cultuur. Het leven is nog niet inGa naar margenoot+❘ hel- en hemelvormen uiteengegaan. De goddeloze mensen worden in hun cultuurwerk nog verhinderd, in het paroxysme van het satanisme extatisch te razen tegen GodGa naar voetnoot167), hoezeer dit in het verlengde ligt van hun verborgen lust; en de gemeenschap van Gods heiligen wordt nog verhinderd door de haar inwonende zonde, maar ook deels door de heils- en openbaringshistorische doeleinden nastrevende regering van haar Koning zelf, adekwaat te doen, wat in haar lijn ligt. Zo is er de mogelijkheid, door Christus' regering, die àlles inbindt tot de jongste dag, mogelijkheid van een in sunousia zich voltrekkend, en aan de materiaalstruktuur van de kosmos gebonden tegelijk werken aan één cultuurfragment, dan hier, dan daar, door wie God dient èn wie Hem niet dient.Ga naar voetnoot168) Die twee zijn geografisch niet gescheiden in de wereld; de Christus zelf houdt hen nog bijeen. Er is in deze gemengde, weerhouden wereld nog constructie-mogelijkheid, ook waar de constructeurs geen mensen Gods zijn. Geen enkele ark werd ooit gebouwd door Noachs familie alleen. Hand- enGa naar margenoot+ spandiensten verrichten steeds ook de candidaten van de dood. Maar er is ook op een derde moment acht te geven. Namelijk dit: de temperantie is konstant, de tempering niet. We hebben hierboven die twee samen herhaaldelijk in één adem genoemd. Dat mocht, want God tempereert (dat wil zeggen beheerst, leidt, houdt inGa naar margenoot+❘ toom) door tempering (remming, weerhou- | |
[pagina 91]
| |
ding). Maar temperantie is regering (die altijd blijft, ook in hemel en helGa naar voetnoot169), en ook in alle tijden), en tempering is een bepaalde manier van regeren (en die manier verandert). Openb. 20, trouwens ook reeds 2 Thess. 2, zeggen ons, dat de Satan eens ont-bonden wordt, en dit dan met een ont-binding, die nog binnen de tijdsduur valt; en dat de ‘weerhouder’ van de antichrist eenmaal (ook nog binnen het tijdsraam) ‘uit het midden zal zijn weggedaan’. De tempering zal in deze wereld nooit helemaal ontbreken; helemaal is ze weg in de hemel en in de hel. Maar ze zal in de tijd niet constant in maat zijn. De éne keer is zeGa naar margenoot+meer, de andere minder. In bepaalde perioden geeft God de mensen over in hun waan, en zendt (!) Hij hun een ‘energie’ van dwaling (met culturele effecten om van te huiveren) en in andere perioden wekt Hij in de kerk de Geest van de bekering, die de invloedsferen van de prediking van het Woord tot ook in de kringen van de ongelovigen soms zeer diep laat penetreren. Die tempering nu zal in de laatste dagen haar minimale graad bereiken. Dàn zal ook en juist in het cultuurleven alle ‘status quo’ tussen kerk en wereld opgezegd zijn - van beide kanten. Dan zal de hele wereld - uitgezonderd de uitverkorenen - te hoop lopen naar en om de antichrist. Dan zullen zijn (cultuur) wonderen (die God hem toelaat te verrichten met een actieve toelatingGa naar voetnoot170), dat wil zeggen met een geweldige toegankelijkstelling van kosmisch materiaal in zijn met verbijsterende snelheid ontdekte mogelijkheden), als even zoveel tekenen en | |
[pagina 92]
| |
wonderen van de leugen, de kerk met haar waarheidsverkondiging op zij schuiven en naar de verschoven hoek van antiekelingen en separatistische recht-lijnigheids-fanatici doen opschuiven. Dàn zal de cultuurstrijd oplaaien als nooit te voren: de propaganda van de leugen blijkt ‘gesteund’ door oogverblindend feitenmateriaal, de propagatie van de waarheid blijft aangewezen alleen maar op het vaste Woord, dat zijn belijders alsdan hoùdt aan hetGa naar margenoot+❘ ‘harde’: zalig wie niet gezien en toch geloofd zal hebben.Ga naar voetnoot171) Ga naar margenoot+ Wij leven dus in een zó verstaan interim. En in het interim-van-het-interim. Het eerste bespraken we reeds: het interim tussen de eerste en de laatste dingen van de (‘gewone’) geschiedenis. Het tweede is hierboven aangeduid: het is het interim tussenGa naar voetnoot172) de noch niet antichristelijke era en de straks wel-antichristelijke parousie van de éne mens der zonde. De grote cultuur-heros, maar dan in zonde, met zijn escorte van het propagandaministerie van de valse profeet: het beest uit de aarde (Openb. 13). Dit te weten, moet de belijder voorzichtig maken als nooit te voren. Hij moet onderkennen ook bij gelijkheid van cultuurvormen de ongelijkheid van cultuurtendens. Wanneer immers onder de werking van de wet van de temperering en van de tempering van God ‘nog’ een brede ontplooiing mogelijk is van wetenschap en kunst, van handel en bedrijf, van nationaal en internationaal verkeer, van techniek en wat dies meer zij, dan is dat inderdaad ‘nog’ tot op zekere hoogte ‘cultuur’. Alleen maar, dit ‘nog’ is bepaald door het | |
[pagina 93]
| |
‘nog niet’ ontbonden zijn van de Satan. Wie voelt niet de drijving naar het einde van het interim-in-het-interim, als hij Bach heeft gehoord èn...jazz? Voor zover cultuur niet wordt gedreven uit het geloof, naar de wet van God, Hem ter eer, opereert zij met bedorven ‘resten’, dat wil zeggen ‘overblijfsels’. Het materiaal (van Genesis 1, de kosmische natuur) is gebleven. En van de oorspronkelijke gaven bleven ook resten, residuën. Dit laatste is niet bedoeld alleen in kwantitatieve zin natuurlijk, want al zijn van de ‘oorspronkelijke gaven’ nog kwantitatief meetbare ‘resten’ gebleven, dat kwantitatieve kan verschrompelen en zal het ook doen. Daarom heten die ‘resten’ van de gaven ook wel ‘vestigia’, dat wil zeggen: achtergelaten sporen. ‘Vestigia’ is geen kwantitatief begrip; de sporen van een hondepoot, een mensenschoen ❘Ga naar margenoot+in de sneeuw, zijn geen resten van die poot, die schoen. Met erkenning dus van het dubbele feit, dat er altijd resten van de originele gaven zullen zijn (de temperantie is konstant), maar dat die resten kleiner, en het ‘natuurlijk licht’ meer en meer ten onder gehouden zal worden (Dordtse Leerregels)Ga naar voetnoot173), en dat er dus (voor de gelovige waarnemer) ook bij kleinere resten toch altijd (naar de sterkte en de scherpte van zijn geloofsinzicht) duidelijke ‘vestigia’ zullen blijven in de dronken wereld, vestigia van paradijsgaven (ook in de antichristelijke cultuurverdwazing), spreken zij in deze zin, en onder deze voorbehouden van ‘resten’ en ‘sporen’. Conclusie: restanten-tragiek: cultuur komt het trachten niet te boven. God heeft wel wat gelaten in de gevallen mens. Maar het zijn slechts ‘kleine overblijfselen’ van de oorspronkelijk aan de mens geschonken gaven, van welke overblijfselen de calvinistische belijdenis zo geniaal-gevaarlijkGa naar voetnoot174) gesproken heeft. ‘Overblijfselen’, wat ‘residu’ is. Ook tot hun minimum gereduceerd, ook tot hun maximum bezoedeld | |
[pagina 94]
| |
Ga naar margenoot+ (Dordtse Leerregels), blijven ze sporen. In het komende pandemoniumGa naar voetnoot175) der cultuur-révolte tegen God en zijn Gezalfde zal de gelovige de sporen van de paradijsweelde ontdekken. Maar hij dan ook alleen. De antichristelijke cohorte zal er geen sporen van ‘gister’ in zien, maar de primitiae, de eerstelingen van het door haar (vruchteloos) gehoopte, maar door de Rechter haar afgesneden ‘morgen’. Tot zolang blijven wij christenen bouwen - op hoop tegen hoop. Zoals Noach gebouwd heeft - hij in zijn ‘laatste dagen’. WijGa naar margenoot+❘ weten het: die restanten, effect sorterend in een wereld, die door God naar de maat van al zijn tijden ‘weerhouden’ wordt, en waarin geen enkele vulkaan van zonde, geen enkele vuurhaard van genade, zich absoluut, adekwaat ontledigen kan, een wereld, die van dag tot dag bewaard wordt tegen het summum van haar eigen verderf, die door God beschermd blijft tegen het ongelimiteerde slagen van haar eigen destructieve tendenzen - deze residuën in zo'n wereld kunnen nog, krachtens het ontwikkelings- èn weerhoudingsschema, dat de Zender van Christus in het christologisch proces van alle historie vasthoudt, zolang het Hem belieft, nieuwe cultuur-bijdragen instigerenGa naar voetnoot176); een instigatie echter, waarvan de mogelijkheid reeds gegeven was in de paradijs-wereld, en die slechts daarom haar ‘kairos’ krijgt, omdat Christus met de wereld zijn doel heeft en haar (‘ten vure’) ‘spaart’. Maar ze kunnen nooit een doorbraak forceren, en, wat erger is, nooit gezond, nooit zuiver-gericht, nooit stijl-getrouw, zelfs geen natuur-getrouw werk afleveren.Ga naar voetnoot177) Want natuur-gebonden is hemelsbreed ver- | |
[pagina 95]
| |
schillend van natuur-getrouw. Men is in zijn handelen (verantwoordelijk en op de historie ingrijpend) pas dan ‘getrouw’ aan ‘de natuur’, als men zedelijk getrouw is aan haar Maker. Een cultuur, die buiten God om zich handhaven wil, kan in het verlengde van de door haar eenmaal ingeslagen weg nooit zich consummeren; komt nooit tot eenheid; wordt nimmer rijp; verteert en verstrooit zich alle eeuwen door weer zelf. De onwedergeboreneGa naar margenoot+detineert wat hij retineert (houdt ten onder wat hij behield, Dordtse Leerregels): één dóórgaande stijl is nog nooit geboren, daar waar de Christus niet als Wetgever gold. Naast de ‘cultuurtendenzen’, die in volkeren, rassen, maatschappijen, zich hebben doen gelden, openbaart zich telkens weer het monster van de dreigende cultuurverlamming: de architecten bouwen, maar het oerbestek is wèg. Ze bouwen fragmentarisch. Elke eeuw beleeft haar ‘fin-de-siècle’.Ga naar voetnoot178) Al wat zwaar is, wordt straks topzwaar. Met behulp van ❘Ga naar margenoot+cultuur-instrumenten (neem bijvoorbeeld de film, die van cultuur-bouw resultaat was, maar, toen ze er eenmaal was, cultuur-instrument moest zijn, en dàn haar plaats in het pedagogisch geheel zou kunnen hebben behouden) gaat men straks niet bouwen, maar breken: roof aan God. Elke aannemer gaat failliet, als zijn werklui op de instrumenten verliefd worden, het instrument op en in zichzelf verfijnen en ‘cultiveren’, maar de liefde voor de bouw verloochenen. Wie daaraan denkt, weet het: ònze opperste Bouwheer (God) gaat nooit failliet; maar Hij heeft toch een massa van zulke miserabele metselaars en opperlieden. Ook onder zijn christenvolk. Ook daar zijn de dwazen, die van elk cultuur-instrument roepen: het cultiveren daarvan is cultuur. ZeGa naar margenoot+schamen zich, als ze niet meedoen. Maar het is dwaasheid. Cultivering van een cultuurinstrument om en in zichzelf is tenslotte goddeloos: afgoderij (vallend onder hetzelfde hoofdstuk van afgodendienst, als waaronder óók valt de personalistische per- | |
[pagina 96]
| |
soonscultuur, die we hierboven reeds afwezen).Ga naar voetnoot179) Een film om de film, de sport om de sport, de kunst om de kunst, het heeft alles met cultuur te maken gehad; maar de techniek van de cultivering van deze zogenaamde ‘terreinen’ (och arme!), los van het doel en los van het geheel (dat wil zeggen: het gróte éne operatie-terrein van de tot God terug te leiden wereld), is als bedrijf geen bouw, maar braak: agapè voor cultuurdoel wijkt voor erosGa naar voetnoot180) jegens cultuurmiddelen. Met de hamers kan men bouwen, men kan er ook mee breken. Zo bréékt men vandaag de wereld af, niet met sport, film, etcetera, maar met hun isolering als goederen-in-zich-zelf. De film, zoals die reilt en zeilt, wordt technisch meer en meer verfijnd. Maar ze is geen componente, maar destructrice. Ze is een medium, niet van opvoeding, maar van verblinding. Wie dat bedrijf cultuur noemt, daar de film opkomt uit cultuurkracht, die vergeet, dat ‘colere’ nog altijd bouwen betekent, en niet: breken. Ook de Satan kan tegen ons slechts ‘vechten’ met het materiaal, dat hij in de wereld van onze sunousia voorhanden vindt. Van de antichristGa naar margenoot+❘ geldt hetzelfde. Het beest van Openbaring 13 gaat niet als door een trechter in onze wereld in, maar is in sunousia met ons van zijn geboorte af aan. |
|