Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd§ 12. Wij moeten op Christus' unieke ambt letten.Dat belette Hem b.v. om getrouwd te zijn: Als ons aller broeder kon Hij niet van sommigen de vader genoemd worden. Culturele ontplooiingen komen vanzelf als eerst het recht van God erkend en de grondslag van de ellende - de zonde - is weggenomen.Ga naar margenoot+ Wij hebben in het bovenstaande telkens de nadruk erop gelegd, dat Jezus Christus niet te kennen is zonder de Schriften, die Hij zelf trouwens altijd voor zijn legitimatie aanhaalt. We moesten de vinger op dit detail leggen, omdat we anders nòg niet zouden komen, waar we moeten zijn. ‘Jezussen’ (Jozua's) zijn er honderden geweest; en ze zijn er nog in ghetto's en op marktterreinen. En, als men strikt de taal nemen wil: ‘christussen’ (dat wil zeggen, gezalfden) zijn er millioenen geweest en ze zijn er nog, in katakomben en gelukkig ook op de pleinen van de stad. Maar dat de zoon van Maria en Jozef (naar men meende)Ga naar voetnoot69), de inhoud van de naam ‘Jezus’ (Jozua) waarlijk en uitputtend zou verdie- | |
[pagina 43]
| |
nen, en dat in Hem de goddelijke aanstelling definitief en de bekwaammaking adekwaatGa naar voetnoot70) zou zijn, en ook geweest is, en vandaag nog is, dat weten we niet uit de klank van de namen, noch lezen we het af uit zijn parousie, zijn verschijning, maar dat hóren we uit de Schriften. En nu we dit alles weten, nu zien we, dat, hoewel het ambt de Christus van de Schriften nooit van de mensen losmaakt, en in zoverre nooit Hem van hen isoleert of abstraheert, toch zijn geheel enige, zijn uitputtende, definitieve, pleromatische zalving, en deze verbonden met zijn geheel enige Persoon (uit twee naturen geconstitueerd) Hem als tweede Adam, en als Middelaar, in al zijn dienstwerk volkomen ànders deed zijn dan ieder ander. Zijn ambtswerk, omdat het AMBTSwerk was en is, zoekt ons allen. Maar omdat het ZIJN ambtswerk was en is, is het altijd Hem bepalend in zijn geheel enige dienst aan God. Men kan ❘Ga naar margenoot+Hem niet copiëren zonder Hem te miskènnen. Van het genus soldaat zijn er duizenden; van ‘de’ generalissimus is er maar één. Wie die éne nagebootst wil zien, die legt het leger lam. De generalissimus is met allen verbonden, schrijft ieder het model voor, maar is zelf ‘buiten-models’. Maar in zijn hart is de wet van het rijk geschreven. Wet en model zijn twee. Neem nu de draad van ons betoog weer op: dat Hij niet trouwde,Ga naar margenoot+was voor Hem alleen. Zijn ambt was lijden en sterven, zijn ambt was worsteling in het keerpunt van de tijden met God en Satan. Dat ambt was: tweede Adam zijn; dat is: een mensengemeenschap stichten, niet uit enen bloede, als levende ziel, maar uit één Geest, als levendmakend pneuma.Ga naar voetnoot71) Het draagt Hem óp de regering over een groot volk, evenwel niet in gemeenschap van bloed, dat krachtig klopte, noch in die van gemeenschappelijk worstelen en triumferen, maar op de rechtsbodem van dat geheel enige offer van bloed, dat krachtig uitstroomde alleen uit zijn gebroken lichaam. Dat ambt bracht Hem onder de mensen: nooit gemachtigd tot | |
[pagina 44]
| |
isolement, maar niettemin volkomen éénzaam in het eigene, het ‘idion’Ga naar voetnoot72) van zijn ‘bevinding’. ‘Bevinding’ immers is: ondervinden dat Gods over ons gesproken Woord uitkomt; welnu: over Hem was een heel bijzonder goddelijk Woord gesproken. Een woord voor één keer. Slechts in het verduren van deze eenzaamheid kon Hij straks God loven en doen loven in een ‘grote schaar’. Dat ambt verslond Hem, óók naar het lichaam; het obligeerde Hem totaal.Ga naar voetnoot73) Het heeft zijn ziels- en lichaamsleven zó beheerst, dat al wat in Hem was aan vlees en bloed, zich strekte tot die éne grote strijd, die Hij naar recht, in kracht, zou voeren voor het gelaat van God. Wie voelt niet dadelijk, dat hiermee over de vraag van Jezus' al-of-niet-getrouwd-zijn in principe alles is gezegd? Wie voelt niet, datGa naar margenoot+❘ Hij niet eens in staat geweest zou zijn, het huwelijk, ook als cultuurmoment, weer te ‘saneren’, als Hij niet zelf, als Knecht des Heren, zijn juk gedragen had zonder co- of adoptatie van ‘Hem gegeven kinderen’ naar de wet van vlees en bloed? ‘Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen,...’, Hebr. 2:14. Hij schaamt zich immers niet ons àller bróeder genoemd te worden. Dat is zijn ambt. Maar Hij zou zich wèl geschaamd hebben, van sommigen van ons de (lichamelijke) vader genoemd te worden. WANT DAT IS ZIJN AMBT NIET. Zijn ongehuwde staat is geen modèl voor ons, en geen beschamend ‘hoog’ ideaal voor de man, die het charisma van de onthouding mist. Zijn AMBT is zo apart. Ga naar margenoot+ Wie dat ambt eenmaal gezien heeft, weet straks ook wel hoe hij denken moet over al die andere details, die wij hierboven hebben aangeduid, als even zoveel raadselpunten. Dat goud van de oosterse magiërs bijvoorbeeld, en hun geschenk van wierook en van mirre, het was alleen maar dienstbaar aan de Grote Missie. De kostelijke zalf, het fijn geweven kleed, de mooie tafel in het huis van grote heren - zij hebben alle moeten dienen voor zijn | |
[pagina 45]
| |
ambtsverrichting. Hij had geen plaats om het hoofd neer te leggen, zeker, maar dat was geen blijk van bij Hem aanwezige cultuurverachting, en evenmin een stom protest tegen het wonen in gewelfde huizen ‘op zichzelf’; want de profeten hebben niet de bewoners van gewelfde huizen vervloekt, maar slechts de zonde van wie daarin woonden en de tempel prijsgaven aan de verwaarlozing. Nee, het was noodzakelijk leed in zijn strijd, om, onder meer, waarachtige cultuur aan òns te geven: in die strijd laat zijn God Hem nooit ‘met verlof’ gaan. Zijn vissers, slecht en rechtGa naar voetnoot74), heeft Hij gekozen, niet alsof, sociologisch gesproken, slechts armen en pretentielozen in de cultuurwereld zijn behagen konden wekken (ze waren trouwens zo ‘arm’ niet, deze Galileërs), maar omdat Hij moest werken óók onder de Galileërs; en overigens ❘Ga naar margenoot+had Hij niet alleen vissers, en niet uitsluitend Galileërs voor zich uitgekozen. Nam Hij hen uit de armen? De een zegt het; de ander herinnert zich tijdig dat er onder hen waren, die een bedrijf in de steek gelaten hebben: in dat geval waren het geen jaloerse stakkers, die met schele ogen loerden naar een gouden sieraad van een jeruzalemse grande dame, maar vastberaden helden, die het ‘goudmijntje’ van hun bedrijf eraan gaven: de profetie over de Messias had hun hart brandende in hen doen worden. Hen kiest de Christus dan totGa naar margenoot+het apostolaat, omdat Hij door hen wilde laten preken, dat het goud slechts daar weer het beslag mag worden van de stoel der groten, waar de stoel gebouwd is, niet op de grondslag van wat groot maakt onder de mensen, maar op die van wat recht is voor God. Hij was dan ook in die apostelkeus op weg naar een openbaringsuur, waarin Hij alle cultuurfilosofen zou neerwerpen met dat fijne en beslissende openbaringswoord: ‘dit fijn linnen’ van de schoonste cultuur-stad, dat ‘zijn de rechtvaardige daden der heiligen’.Ga naar voetnoot75) Leprozenhuizen stichten, dat komt vanzelf wel, als eerst maar het recht, en de ambts-gedachte, die euthanasie verbiedt, weer erkend zijn naar Gods beschreven recht. Reeds Mozes' wetgeving kende de sociale zorg, inclusief de afzondering | |
[pagina 46]
| |
voor leprozen. Maar Mozes zag die zorg dan ook als theocratische dienst in en voor de kerk, het bondsterrein. Zo geeft Christus de leprozenhuizen niet, maar geeft ze terug; ook als het ‘bondsterrein’ geografisch niet meer is wat het onder Mozes was, maar zich af laat tekenen, straks, in plaatselijke kerken. Een koningskroon wil Hij wel hebben, maar eerst dàn, als de doornenkroon ze heeft verworven. Uit zijn vissers haalt Hij predikers, uit zijn predikers organisatoren, onder meer tegen de slavernij; maar eerst moet weer aan de wereld gezègd worden, dat de grootste en pijnlijkste en vernederendste slavernij toch eigenlijk is de zònde, en moet de grondslag van die essentiële slavernij uit het wereldleven weggenomen zijn, doordat Hij zich vernedert tot deGa naar margenoot+❘ dood als slaaf (Fil. 2). Hij kent dan ook met zieners-zekerheid en -zakelijkheid zijn ambtelijke tijden en zijn ambtelijke uren; daarom laat Hij bijvoorbeeld wel zieken opzettelijk met hun kwalen liggen; waar Hij ànderen genas, ging Hij aanvankelijk hèn voorbij, maar Hij doet dat om hèn ter genezing uit charismatische kracht òver te laten aan zijn apostelen. Hij wil daarin tonen, dat, zo dikwijls, later deze apostelen van Hem na het pinksterfeest zieken genezen, Hij zelf met zijn Geest in hen teruggekomen is tot de wereld, levend nadat Hij gestorven is. Maar wie zal ooit dit laten liggen van zieken (bijvoorbeeld van de tobber aan ‘de Schone Poort’)Ga naar voetnoot76) onder dit licht bezien, als ‘Jezus’ niet voor hem de Christus werd? De Christus, van wie het ‘zienerschap’ hier samengaat met profetie? Ja, als de Christus van de Schriften wil Hij verstaan zijn, óók om ons inzicht te kunnen geven in zijn positieve houding ten aanzien van vraagstukken, zoals hierboven in § 10 werden aangeroerd. Ook inzake bouwstijl, beeldende kunst, spel en muziek, mode, ook ter zake van de worsteling tussen de drang tot nivellering èn die tot bewaring van het eigen karakter van de cultuurontwikkeling van een volk, zal Hij al of niet rechtstreeks en fundamenteel spreken. Maar Hij doet dit slechts als Christus; | |
[pagina 47]
| |
als Dezelfde, die als de ongeschapen, eeuwige Logos reeds vóórGa naar margenoot+‘Jezus'’ geboorte de historie van alle volkeren en culturen beheerst heeft, en die op het pinksterfeest zijn werkperiode van ‘duizend jaren’ vàn hemelvaart-pinksterfeest tòt aan zijn wederkomst is ingegaan.Ga naar voetnoot77) In die laatste periode van het eeuwige, nu vleesgeworden Woord van God, zal Hij zijn Christuswerk voltooien en afronden. In alles. Ook in betrekking tot de vragen, de worstelingen van de ‘culturen’, die er waren, zijn of komen. Ook in het stellen van een christelijke cultuur in het midden van deze wereld. |
|