Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
§ 9. Ook de kerk heeft hier schuld. Kleine trekjes uit het evangelieverhaal worden voor een leer omtrent Jezus als cultuurtheoreticus gebruikt.Het is gemakkelijk om daar andere bijbelgegevens tegenover te plaatsen.Ga naar margenoot+ Ook de ‘kerk’ zelf heeft hier schuld; zelfs zij verzuimde vaak in ‘Jezus’ en in àlles wat Hij deed of naliet, de ‘Christus’ Gods te zien. Voorzover zij toeliet, dat theologen de vier evangeliën uit het geheel van de bijbelboeken uitlichtten en de totaal-inhoud van het bijbels onderricht cadeau deden, als zij maar een ‘objectief’ ‘Jezus’-beeld uit de evangelische gegevens wisten te distilleren, heeft zij schuld. Zolang men ènkel op ‘Jezus’ let, zal men in het gunstigste geval misschien zo ongeveer weten te zeggen, wat ‘Jezus’ ten aanzien van de cultuurvraag niet gedaan heeft, maar tot een positief antwoord komt men zó niet. Want voor een positieve aanduiding zal met de naam ‘Christus’ (tweede ambtsnaam) naast (de eerste) ‘Jezus’ te rekenen zijn. Wie alleen maar met de ‘Jezus’ van de historiografie rekent, en de profetie, die in de ‘Christus’-naam tot ons komt, verwaarloost, brengt het niet verder dan tot ‘kleingoed’: een exemplarisch tekstfragment-gebruik, een parallel, een vergelijking, een parabel. Die kleinkramerij wekt soms medelijden, als zij met behulp van kleineGa naar margenoot+❘ trekjes van het evangelisch verhaal bijdragen weet te distilleren voor een leer over ‘Jezus-als-cultuur-theoreticus’. Het goud, de wierook en de mirre van het kerstfeest moeten dan soms dienst doen als bewijs, dat Hij toch wel van de rijkdom houdt en van de weelde. Dat Hij zich liet dienen door het geld ook van rijke mensen, en bijvoorbeeld ook door de vrouw van Chusas, Herodes' rentmeester, wordt vaak aangehaald als een bijzonderheid, die ons leert, hoe Christus ‘de kerk’ instrueert, om zo mogelijk een regel te maken van wat eens voor Israël noodmaatregel en bij aparte verordening gesanctioneerde vergeldingsmaatregel was: de ‘egyptenaren’ beroven. De kostelijke zalf, waarmee Hij zich voor het oog van Simon, zijn gastheer van 't ogenblik, liet zalven, zijn entrée aan de maaltijd in het huis van rijke schriftgeleerden, zelfs het kleed, dat onder zijn kruis door soldaten verdobbeld werd, en dat uit één stuk | |
[pagina 35]
| |
geweven wasGa naar voetnoot52), het doet wel dienst als illustratie in het aanschouwelijk onderwijs over problemen als: ‘Jezus en de goede smaak’, ‘Jezus en de rijkdom’, ‘Jezus en de cultuur’. Wij noemen nu maar niet meer. Maar voelt men niet, hoe weinig dit alles zegt? Dat goud en dieGa naar margenoot+ wierook en die mirre komen in de evangeliën verder niet meer ter sprake: het kapitaaltje is misschien verbruikt voor een - vlucht, de vlucht naar Egypte. Het geld dat de rabbi van Nazareth aanneemt, heeft zich in zijn handen niet vermeerderd, maar werd uitgegeven voor de ambtsdienst van de Prediker van het evangelie van Gods Koninkrijk. De kostelijke zalf werd aanvaard, niet om discipelen te leren over weelde en weeldeverbruik, maar om Simon te laten bukken onder een beschamende prediking, of om discipelen - 't werd hóóg tijd - te leren over zijn sterven: ze werd in dit laatste geval dan ook aanstonds gezet bij de voorraad van de begrafenisingrediënten. Wat begint men nu met zùlke ‘gegevens’ als men namelijk niet meer weet dan dat? Is dat soms een cultuurbeeld: de vossen hebben ❘Ga naar margenoot+holen, de vogelen des hemels hebben nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats, waar Hij het hoofd kan neerleggen?Ga naar voetnoot53) Is dat nu heus een cultuurtechnisch gegeven: als zij u wegjagen uit het ene gehucht, gaat dan maar naar het andere en schudt het stof van uw voeten? En zo men soms geen vrágen, maar beweringen hebben wil,Ga naar margenoot+welnu, hier zijn ze. Hij heeft aan een bloeiend vissersbedrijf firmanten onttrokken, Jacobus en Johannes. Hij heeft geen gemaskerde cultuurtypenGa naar voetnoot54), maar ongemaskerde vissers, nog | |
[pagina 36]
| |
wel uit Galiléa, achter zich, die Nazaréner, aan laten komen. Eén van hen praat zijn dialect, als hij schuw de rechtszaal insluipt, waar het grote wereldgeding tot beslissing komt. Melaatsen geneest Hij, hoewel sporadisch; maar leprozenhuizen sticht Hij niet. Blinden opent Hij, alweer sporadisch, de ogen; anderen echter laat Hij blind; en Hij organiseert in elk geval geen dienst ter ondersteuning van blinden. Een enkele keer gebruikt Hij - slijk, voor zo'n wonder: Een koningskroon, hoewel die Hem wordt aangeboden, aanvaardt Hij niet. Zijn intocht in de hoofdstad geschiedt op een ezelsveulen. Met slaven gaat Hij voorzichtig om, en als één van zijn discipelen een slaaf, genaamd Malchus, het oor kwetst, geneest Hij de man; maar vergeefs zoekt men naar een begin ook maar van een Bond tegen de Slavernij. Bezetenen ziet Hij diep in de ogen, en brengt ze naar het licht; maar een kliniek heeft Hij nooit gebouwd, en er, althans in direkte zin, geen enkel voorbereidend werk voor gedaan. En zijn geroepen schrijvers geven later boeken, evangeliën, waaraan elke kunststijl ontbreekt, en waarvan de taal de algemene volkstaal is. Wij vragen maar weer: komt men vèrder, als men uit zulke kleine bijzonderheden het vraagstuk stellen en oplossen wil? Of zelfs maar bijdragen tot de oplossing? |
|