Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd§ 3. Het vraagstuk is moeilijk, want de meningen lopen zowel over ‘Christus’ als over ‘cultuur’ uiterst sterk uiteen.Waarom het vraagstuk zo moeilijk is? Er zou veel aan te voeren zijn, om dat te verklaren. Wij zullen slechts enkele punten noemen. a. Eén van de eerste oorzaken is wel, dat de meningen uiterst sterk uiteen lopen. Niet alleen in de kring van wat wij soms te ❘Ga naar margenoot+abstract ‘de wereld’ noemen, maar evenzeer óók in wat wij, en dan al weer te abstract vaak, ‘de kerk’ noemen, zien wij hier de scherpst elkaar bestrijdende meningen elkaar kruisen. Hierin is niets verwonderlijks. Wie de echte filosofie van het pure materialisme werkelijk aanhangt, zal over ‘cultuur’ volkomen anders oordelen dan wie in zijn denken de lijn van het metafysisch universalismeGa naar voetnoot4) volgt. Wie de geschiedenis ‘lineair’ meent te zien verlopen, construeert anders dan de man, die haar ‘cyclisch’Ga naar voetnoot5) zich ziet voltrekken. Theïst en pantheïst komen vierkantGa naar margenoot+tegenover elkaar te staan, ook in hun cultuur-begrip en -waardering. Lutheraan zal, voorzover hij Luther trouw is, an- | |
[pagina 10]
| |
ders taxeren dan calvinist. De pessimist anders dan de optimist. De platonicus anders dan de aristotelicus; de spinozist anders dan de cartesiaan; de kantiaan anders dan de leerling van Fichte; tot in de romantiek toe zal Goethe verschillen van Novalis, en Schleiermacher van een van de gebroeders Schlegel. En nu hebben we nog niet eens gesproken van Bismarck en Rosenberg, van Otto en Walt Whitman,Ga naar voetnoot6) van de boeddhist van deze, dan wel van die secte. De verschillen die de filosofen onderling verdeeld houden, zullen weer theologen en kerkmensen beïnvloeden. Het is een dróóm als iemand gelooft, dat ‘het cultuurbegrip’ een constante, en als passe-partout hanteerbare sleutel is, die de deur opent voor een conferentiezaal, die aan de cultuur-congressen een vreedzame receptie biedt. Het wordt daar óórlog, - als de conferentiegangers bij hun positieven zijn tenminste. Wat overigens niet de regel is.Ga naar voetnoot7) b. Een tweede faktor is dan ook, dat het probleem als zodanig telkens nieuwe en dan ook nog in eenzelfde tijdsgewricht elkaar tegensprekende soluties ontvangt of theoretische funderingsvormen aanneemt; en ook dit weer zowel in als buiten de ‘kerk’. Beide begrippen, dat van ‘christendom’ zowel als dat van ‘cultuur’, worden zo vaak in verschillende betekenis opgebouwd, gefixeerd en gebruikt. Tengevolge daarvan wordt het probleem vanGa naar margenoot+❘ ‘christendom en cultuur’ voor zeer velen - wij zullen hieronder zien, ten onrechte - min of meer bewust versmald tot een probleem van ‘religie’ en cultuur, of ook van ‘natuur’ en ‘genade’, deze twee dan herhaaldelijk als aparte ‘terreinen’ aangemerkt. Want ‘terrein’ is een gemakkelijk hanteerbaar woord; maar het is dan ook meestal te geografisch, om niet te zeggen: te mathematisch: mathematische begrippen | |
[pagina 11]
| |
(punt, lijn, vlak, ‘terrein’) vinden evenwel geen correlaatGa naar voetnoot8) in de werkelijkheid. Men voelt bovendien: zelfs zó doemen de vragen bij reeksen op. c. Bij dit alles komt dan nog, dat de devaluatie van de naam ‘Christus’ ook die van het begrip ‘cultuur’ heeft meegebracht. De ‘kerk’ is met de naam ‘Christus’ gaan sollen; en de filosofie deed het niet minder. Nu wordt er ook gesold met het probleem Christus-cultuur. Als twee begrippen worden gedevalueerd, danGa naar margenoot+wordt voor wie zoekt naar de relatie tussen één en ander het juiste spoor ook uitgewist. d. Men behoeft maar na te gaan, hoe in onze tijd, wat ‘kerk’ heten wil, losgeslagen van de inhoud van de belijdenis, spreekt over de Christus. Wat is christendom? Wie is Christus? Wie is Jézus Christus? Wat is de historische plaats van deze Jezus in de wereld, zijn betekenis voor het historisch leven? Hééft Hij wel invloed op ons historische leven met zijn continue verbanden? Is Hij het vleesgeworden Woord van God of is Hij (of: hij) niets meer dan één van de vele ‘gestalten’ van Gods Woord? Is de ‘gestalte’ van Gods Woord een zuivere openbaring van zijn ‘gehalte’ of staat ‘gestalte’ soms paradoxaal tegenover het ‘gehalte’?Ga naar voetnoot9) Is de historische Jezus van Nazareth de vervulling van de oud-testamentische verwachting van Christus (de Messias), of is de messiaanse gedachte in Hem niet, of misschien slechts ten dele uitgeput? Wat is zalving; houdt dat werkelijk een goddelijk bevel in (‘verordinering’), en ook ❘Ga naar margenoot+een reële gave | |
[pagina 12]
| |
(‘bekwaammaking’), of zijn die twee slechts symbolisch aangeduid? Is er een principieel verschil tussen ‘gezalfden’ die wij als ‘gewone mensen’ zien èn Jezus van Nazareth, als de op geheel eigen wijze gezalfde? Of is dat beweerde principiële verschil niet meer dan een fictie? In hoeverre kan Hij, als historische verschijning, ‘kritisch’, dat wil zeggen, oordelend, absoluut beslissend, optreden in het mensenleven? Ligt Hij misschien zelf, als ‘Jezus’, als historische verschijning dus, met heel ons mensenleven onder een ‘krisis’Ga naar voetnoot10), dat wil zeggen onder een volstrekt, de wereld als ‘deze’, als ‘ònze’ wereld veroordelend gericht van God, òf heeft Hij de stem van God als volmaakte Rechter en misschien wel Vader, de stem dus van de hoogste en feitelijk énige ‘kritiek’, afstotend dan wel áántrekkend, zuiver, effectief, levend, oordelend, schiftend, op aarde doen horen? Het is eigenlijk om bij te huilen, maar het feit ligt er nu eenmaal: over al deze vragen staat vooral in de laatste dagen, binnen de kring van wat zich christendom noemt, de één tegen de ander hevig te twisten. En zo staan wij daar als concrete of legendarische ‘gemeenschap’ van ‘christenen’, en wij maken allen op die naam aanspraak, en worden boos, als de één de ander die naam betwist, maar met dat al zijn wij toch maar over de grondvragen omtrent ‘Jezus’ en omtrent ‘Christus’ in hoge mate, althansGa naar margenoot+ onderling, ten zeerste onzeker. Onzeker ook van elkaar. Elkaar bestrijdend, staan wij met een reeks geschreven en vooral ongeschreven christologieën in een bonte wereld, die haar ‘cultuur’, naar zij zegt, verder bouwt. En of wij nu al duizendmaal in een krampachtig christelijk protest zeggen, en herhalen, dat de cultuur van de ‘wereld’ niet rijp en niet zuiver is, en dat ze misleidt, en dat de bezoldiging van de (ook culturele) zonde de dood is, - de vraag klemt, en doet als vráág juist zo zeer: of wij zelf, gezien onze verschrikkelijke verdeeldheid aangaande deze eerste term van het probleem ‘Christus en cultuurleven’, niet volmaakt, ❘Ga naar margenoot+als groep althans, onbevoegd en onbekwaam zijn om | |
[pagina 13]
| |
ook maar één woord over het vraagstuk te spreken. Wij zijn àl meer bezig om groepsgewijs, in internationale en interkerkelijke en interconfessionele ‘oecumenische’ verbanden op te treden en ‘boodschappen’ over wereld- en cultuurleven rond te sturen. Maar het is alles machteloos: wij kennen Christus niet meer, alsGa naar margenoot+groep. Zolang nu Jezus Christus voor ons in groepsverband niet de Gekende en de Vertrouwde is, zó lang kunnen wij eigenlijk over de verbinding van ‘Christus’ en ‘cultuurleven’ geen ander dan een onrijp woord spreken; want van deze twee termen ligt de eerste al in de nevel. Een internationale, interacademiale, oecumenische nevel is wel de ergste, die ons overkomen kan. e. En staat het eigenlijk wel beter ten aanzien van die tweede term van het vraagstuk: het cultuurleven? Wat is cultuur? De antwoorden verschillen; dat hebben we reeds met een enkel woord aangeduid. Maar het benauwende is, dat wij desondanks toch maar met allerlei nerveuze, overhaaste, op eigen standpunt theoretisch illegitieme constructies aan boord komen. Dat de cultuurfilosofen telkens op de grondvragen een zeer uiteenlopend antwoord geven, is het ergste niet. Het ergste is dit: terwijl - met name in de laatste decenniën - cultuurfilosofen van allerlei slag zich verschansen achter een uiteraard subjectivistisch gekleurde ‘waarde-leer’,Ga naar voetnoot11) daar verzuimen met name de christenen, óók de ‘confessionele’, meer en meer zich af te vragen, of niet de eerste en tenslotte enige werkelijke ‘waarde’ die van de verbondsgemeenschap met God is, die van de geloofszekerheid, die van de christelijke dankbaarheid, die ‘uit de vruchten’ het geloof in een praktisch syllogismeGa naar voetnoot12) van zichzelf als ‘oprecht’ geloof | |
[pagina 14]
| |
zeker doet zijn. Het ergste is de serviliteit, die de christelijke ‘confessoren’, zodra zij het ‘cultuur’-probleem aanraken, angstvallig naar de naastbij liggende ongelovige cultuurfilosofen doet kijken: zou er een goedkeurend knikje van die zij de kunnen overschieten? De al verder gaandeGa naar margenoot+❘ zelfonderwerping van ‘christen’-denkers en ‘theologen’ aan (niet-christelijke) cultuur- en andere filosofen, komt een eenstemmig en ondubbelzinnig geloofs-antwoord hoe langer hoe krachtiger verhinderen. Dat de opbouw van het cultuurbegrip met diep-ingrijpende en veelvuldige vtagen samenhangt, weten de tegenwoordige jeugdleiders en volks-universiteits-docenten van christelijke huize maar al te goed; ze ‘sjouwen’ dan ook als zwáár-belasten in hun conferenties met ‘het probleem’ van de geschiedenis, van enkeling en gemeenschap, van volks- en rassenwezen, van tijd en eeuwigheid, van fysica en metafysica, van religie enGa naar margenoot+ zedelijkheid en natuurrecht, van evolutie en schepping. Maar dat wij als christenen van geloofs-vooroordelen hebben uit te gaan, en op gezag minder hebben te geloven en dùs ook te handelen, dat onze houding niet minder dan onze ont-houding puur en alleen een geloofskwestie is, terwijl ‘geloven’ een zéker weten en een vàst vertrouwen is, daarvan hoort U erg veel, als het gaat over dogmatische kwesties (tot in kerkelijke schorsingen toe)Ga naar voetnoot13), maar heel weinig als 't gaat over de sfinx van ‘het cultuurleven’. Bij zóveel hoogmoed in het spreken over het goede handelen wordt steeds maar weer het oog gesloten voor het benauwende feit, dat | |
[pagina 15]
| |
heel dat ideogramGa naar voetnoot14) ‘cultuur’ en ‘cultuur-leven’ in de nevel blijft hangen, en dat daarmee niet anders dan voorbarig-hypothetisch kan gewerkt worden; een kunst-term, waarmede wel lustig of lastig geopereerd wordt, maar zonder dat dit laatste filosofisch, theologisch en vooral tegenover de concrete dienst van de levende God verantwoord is. f. Als wij dan eindelijk ons aanstellen, alsof wij nu heus de verbinding leggen van ‘Christus’ èn ‘cultuur’, dan komt de voornaamste vraag niet eens altijd voorop te staan: waarover loopt het nu eigenlijk? Is er nog wel ‘een’ vaste, aan eigen stijl kenbare en daaraan getrouwe cultuur, of vinden wij, als wij de kwestie scherp stellen nog alleen maar een wir-war van cultuur ❘Ga naar margenoot+tendenzen? Indien niet ‘de’ cultuur bedoeld wordt, maar slechts ‘een’ cultuur, welke is dat dan? ‘De’ of ‘een’ nationale? ‘De’ of ‘een’ internationale? ‘De’ of ‘een’ tijdelijk aanwezige? ‘De’ of ‘een’ komende? Is het een (of de) cultuur, die wij zelf opgebouwd hebben, of opbouwen móeten of kúnnen, wij, als christenen wel te verstaan? Of is het een ideale cultuur, waarvan de erkenning, of de verwachting van ons gevraagd wordt? Moeten en kunnen wij als christenen in de wereld met ‘haar’ cultuur reformerend, revolterend, optreden? Of is misschien niet meer dan deze bescheiden taak ons opgelegd, dat wij ons zo goed en zo kwaad als het gaat, door de versnelde stroom van het bonte wereldleven heenslaan, om dan, aan het eind gekomen, God te danken dat ons scheepje in de branding nog nèt niet verging? Zou er heus een positieve taak voor ons als christenen weggelegd zijn, en betekent het ‘achter Jezus aankomen’ dus toch werkelijk zo iets als de onvermoeide actualisering van een uit God ons gegeven scheppend vermogen tot een eigen christelijke cultuur met wereld-veroverende tendenzen? Is de ‘navolging van God’ te herkennen in concrete handelingen naar de materiële inhouden van goddelijke geboden, en in een overeenkomstige concrete, stabiele houding? Of is het ‘navolgen van God’ soms een formeel begrip: God schiep de wereld wel, maar verandert die ook permanent, en eenmaal katastrofaal; | |
[pagina 16]
| |
zodat Hem navolgen juist alleen aanwezig kan zijn bij hem, die ook permanent alle ‘ja’ over de bestaande wereld opheft door een ‘neen’, en dus alle houding uit den boze acht, de revolutionaireGa naar margenoot+ evenzeer als de conservatieve, en omgekeerd?Ga naar voetnoot15) Is de handeling van de christen ernst of spel? Spel - krachtens een vaste ordening, die ons niet meer dan spel toelaat en die dus het ‘spel’ tot de enig mogelijke ‘ernst’ doet worden?Ga naar voetnoot16) |
|