Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 826]
| |
‘De dochter van d'Heer Hofman’
| |
De zeerovers van AfrikaAls ‘minnares der kunst’ spreekt de schrijfster in een lange aanspraak tot de Europese vorsten de hoop uit dat zij de hegemonie van de ‘barbaren’ en het systeem van de slavernij op het Afrikaanse continent zullen doen verdwijnen om aldus de centrale handelspositie van Europa te consolideren. Zij plaatst de bevrijdingsstrijd van de alliantie van Europese mogendheden in het perspectief van historische voorbeelden, vooral die van de overwinning van het Westerse christendom en de Roomse kerk op het Turks-Ottomaanse rijk en de Islam. Zij doet beroep op het gevoel en plaatst medelijden met de bedreigde Europeanen tegenover het zelfbelang van de vorsten. | |
[pagina 827]
| |
De zeerovers van Afrika
Hoe zwak en teer, hoe zeer in dichtkunst onervaren,
Span ik als minnares dier kunst, ook mijne snaren,
Op 't spoor der zuilen van 't viervoudig kunstverbondGa naar voetnoot3.
Had ik de kracht, om op dien heugelijken stond,
5[regelnummer]
Door tonen die tot in het merg der zielen dringen,
De gruweldaden der barbaren op te zingen,
Waarvoor mijn zwak geslacht vaak heeft ten doel gestaan!
Konde ik hierdoor in 't hart van elk Europeaan,
Het edel voorneemGa naar voetnoot9 en de helden-deugd doen gloeien,
10[regelnummer]
Om dit gevloekt gespuis voor eeuwig uit te roeien,
Wat waar' mijn ziel voldaan!.. Doch, 'k hoop dat hij in 't kort,
Door wien zo veel geluk op ons wierd uitgestort,
Mijn wens verhoren zal.... dit noopt mij 't meest tot zingen.
Zag Sodom en Gomor het vuur uit d' hemel-kringen
15[regelnummer]
Neerstorten op hun kruin, waarom stort thans dien gloed
Van pek en zwavel niet, op 't barbarisch' gebroed
Wiens helse gruw'len, aan de nijvere Europeanen,
Sinds ettelijken tijd, doen kosten bloed en tranen,
'Tgeen duizend weduwen en wezen heeft gemaakt!
20[regelnummer]
O aardse groten! die de ketens hebt geslaaktGa naar voetnoot20,
Die wij ruim twintig jaar, onschuldig dragen moesten,
Waarom laat gij op zee het mensdom dus verwoesten?
Hoort gij het jammren niet, het zuchten en geween
Uws onderdanen, die hun waagden, niet alleen
25[regelnummer]
Uit zelfsbelang, maar om al 'tgeen u op te dragen,
Wat wij ons door natuur altoos ontzeggen zagen?
Hoort gij 't gerammel niet der ketens, die uw volk
Moet dragen in een donk're en onderaardsen kolk?
Kan hofseGa naar voetnoot29 wellust u verrukken, u behagen,
30[regelnummer]
Daar zij, die u zo teer beminnen, boeien dragen,
In een gewest, waar moord en roof den meester speelt?
Zo gij die schuldloze ooit voor u zag afgebeeld!
Zo ge u gewaardigde een gevoelig oog te slagen
Op hun, die voor uw troon het leven durfden wagen,
35[regelnummer]
En hun thans baden in een zee van brakGa naar voetnoot35 getraan,
Uw ziel wierd zekerlijk met hunne eilend' begaan:
Want ziet, ginds zijn er die voor u den Turk bevochten,
En op een berg van puin en stof de lauwren vlochten,
Die gij, ten koste van hun bloed, als winnaars draagt.
40[regelnummer]
Hoort hoe er wordt door hun gejammerd en geklaagd!
En in al 't ongeluk 'tgeen zij hun zien bejeegnen,
Nog voor u bidden en u onophoudlijk zeegnen.
Zie daar een grijsaard, in zijn hogen ouderdom,
| |
[pagina 828]
| |
Door al te zwaar gewicht van zijne ketens, krom
45[regelnummer]
Ter aarden neergebukt, de dood om bijstand smeken.
Zie ginds een moeder, hoort haar kermen, schier bezweken,
Om 't schriklijkst lot hetgeen haar dochters ondergaan....
Wat doet ge, o zangheldin! wat wilt gij hier bestaanGa naar voetnoot48?
Neen, schets geen treurtoneel 'tgeen d' haren steil doet rijzen:
50[regelnummer]
Waarvoor natuur terecht moet siddren, trillen, ijzen;
Waarvoor de zon haar licht uit schaamt verbergen moet.
O schuldloze offers, van den barbarischen gloed!
Uw schimmen roepen wraak, tot koningen en groten;
Maar hun gehoor, blijft voor uw jammerklacht gesloten:
55[regelnummer]
't Schijnt dat gevoelloosheid op ieders hart regeert,
En heden niets zo zeer als 't zelfsbelang waardeert.
Maar, hoe! het zelfsbelang! heeft dit op u vermogen,
O aardse goônGa naar voetnoot58! waarom wordt gij dan niet bewogen
Met uwe schatkist? kond gij die tot barstens toe
60[regelnummer]
Opvullen, zo gij die vervloekte geselroê,
Die onze koopvaardij steeds teistert en haar striemen,
Als zij na de andere zij der aard wendt hare riemen,
Niet wilt beteuglen?... Ja gij lijdt zo veel als wij.
Gij oefent in Euroop de grootste heerschappij,
65[regelnummer]
En laat u door een handvol volk op 't schamperst honen.
Gij laat den luister van uw lauwren, uwe kronen
BezwalkenGa naar voetnoot67 met het bloed van uwen onderdaan....
Is 't mogelijk! ziet gij zulks nog onverschillig aan?
O ed'le vorsten! volgt het voetspoor uwer vad'ren,
70[regelnummer]
Toont dat het zelfde bloed ook vloeit door alle uwe ad'ren,
Van uw voorouders, die op Salems grijzen walGa naar voetnoot71
Hun vaandels plantten, toen de maanGa naar voetnoot72 haar wissenGa naar voetnoot72 val
Bereid wierd.... Ga, plant gij de Roomse kruisbanieren,
Op 't grondgebied, te lang beheerst door woeste AlgierenGa naar voetnoot74.
75[regelnummer]
Verlost onz' broeders uit hun banden: neemt ze aan boord,
En dempt de slavernij voor eeuwig in dit oord.
Den God der heirenGa naar voetnoot77 zal gewis uw waapnen zeegnen:
Er zal u niets als roem en zegepraal bejeegnen;
De maanGa naar voetnoot79 zal duiken voor uw glansrijk zonneschijn;
80[regelnummer]
Gij zult verwinnaars en meteen verlossers zijn,
Van deze die voor u de dringendste gevaren
Braveren zullen, als zulks u geluk kan baren,
Elk zal u zeegnen als verlossers van Euroop....
O dierbre mogendheên! vervult, vervult onz' hoop,
85[regelnummer]
Het jonglingschap zal op uw wenk ten strijde snellen;
Gij zult de vijand van de kerk en 't mensdom vellen;
De kunneGa naar voetnoot87 en grijsaard, niet gevormd voor 't krijgsgewoel,
Die allen even sterk betrachten 't zelve doel,
| |
[pagina 829]
| |
Bestormen reeds Gods troon, door tranen en gebeden,
90[regelnummer]
Opdat den engel, die voor Isrel heeft gestreden,
Neerdale en ook aan 't hoofd van uwe legers strijdt.
'k Zie reeds de trotse maan, die al te langen tijd,
Den spot dorst drijven met de Euroopse leger-machten,
Door u verwonnen, in een zee van bloed versmachten
95[regelnummer]
Van hare aanbidders, om nooit weder op te staan.
O wat vertoning! wat vervoering grijpt mij aan!
Zijn onze broeders reeds verlost.... zijn hunne boeien
Verbroken?... ja.... ik voel mijn vreugdetranen vloeien.
't Geroep klinkt mij in 't oor als de eelsteGa naar voetnoot99 melodij:
100[regelnummer]
Leef lang verdelgers! der barbaarse dwinglandij.
Bron |
|