Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 666]
| |
Een patriotse dichteres
| |
[pagina 667]
| |
lemma aan haar wijdt en daarin twee van haar pennenvruchten noemt: het samen met haar echtgenoot geschreven Kinderpligten, gebeden en zamenspraken; geschikt naar de vatbaarheid der jeugd. 2 stukjes (Delft 1779) en haar eigen Republikeins gebed van eene vaderlandsche vrouw (Den Bosch 1795). Elders (Witsen Geysbeek-Van der Aa) noemt hij ook nog haar Boetzang aan Nederland ter gelegenheid [van] Gods oordeelen over hetzelve (Delft 1776) wat ‘echter bijzonder weinig waarde heeft’. Maar helaas, van deze publicaties zijn via Nederlandse bibliotheken geen exemplaren meer te achterhalen. Verder weten we dankzij Buijnsters' recente Bibliografie van Nederlandse school- en kinderboeken 1700-1800 (Zwolle 1997) dat Maria van Schie meegewerkt heeft aan de Verzameling van Gedichtjens ten dienste der Schoolen (Leiden 1783), een bloemlezing uit dichtwerk en liedjes van onder anderen Van Alphen, Wolff en Deken, Pieter 't Hoen en van Maria van Schie en Gerrit Paape. Het gaat om hun Kinderpligten, meldt de achterin geplaatste ‘Lijst der werkjes uit welken deeze verzameling van gedichtjens voornaamelijk getrokken is’. De Verzameling zal een populair schoolboekje geweest zijn, want de vijfde druk (Leyden 1799) meldt in het voorwoord dat de eerdere drukken ‘al uit verscheiden duizenden exemplaaren bestaan hebben’ die ‘geheel zijn uitverkocht’. Ook dit veelbelovend lijkende spoortje loopt evenwel dood. De bijeengebrachte teksten dragen geen auteursnamen, zodat niet valt uit te maken wat Maria van Schie geschreven heeft. Al met al kunnen we vaststellen dat er slechts drie titels van Van Schies dichtwerk bekend zijn, waarvan twee onder haar eigen naam. Dit wijst niet direct in de richting van een ambitieuze dichteres met een uitgebreid, zelfstandig vervaardigd oeuvre. Zoeken we verder, dan wordt deze indruk sterker. De pamfletten-catalogus van W.P.C. Knuttel leidt via het register naar één gedicht waar haar naam onder staat ‘M. Paape, geb: Van Schie’. Ander werk van Van Schie is vooralsnog niet tevoorschijn te halen. Het valt te hopen dat verder vorsen in (Delftse) archivalia ooit meer zal opleveren. Voor de sporadische gegevens over Van Schies leven, kunnen we toch het beste terugkeren naar de autobiografie van haar echtgenoot. Wat schrijft hij nu precies over haar? Paape vertelt dat Maria en hij elkaar leerden kennen via haar vader, Roeland van Schie, in zijn woorden ‘een eerbiedwaardige grijsaard, van bij de tachtig jaren oud; een man van veel belezenheid, en, in zijn vroeger leeftijd, een ongemeen liefhebber der poëzie, in welker beoefening hij ook gans niet ongelukkig slaagde’. Vader Van Schie werd zijn vriend en dankzij hem werd hij ‘aankwekeling’ bij het Haagse dichtgenootschap ‘Kunstliefde Spaart Geen Vlijt’. Via hem leerde Gerrit dus ook Maria, ‘zijne beminlijke dochter’, kennen. Waar die kwalificatie ‘beminlijk’ op stoelde, blijft onvermeld, zoals veel meer dat we graag over haar zouden willen vernemen. ‘Maria van Schie’, schrijft Paape slechts, ‘maakte een goed versje’ en ‘enige harer verzen zult gij hier en daar in mijne werken vinden’. Hun vriendschap veranderde ‘schielijk’ in liefde en vervolgens ‘trad ik met de dichteres in het huwelijk op de 24ste november 1776’. Even verderop valt haar naam nog een keer als Paape de titelbeschrijving van de Kinderpligten vermeldt (‘een klein werkje, door mij en mijn echtgenote vervaardigd’). Aan het eind van zijn boek vertelt hij hoe zijn in 1787 begonnen ballingschap hem medio december 1789 naar (het toen Franse) Duinkerken bracht ‘werwaarts mijne echtgenote en zoon mij eerlang volgden’. Dat is dan tevens de laatste verwijzing naar Van Schie. Aldus ontstaan de vage contouren van een achttiende-eeuwse vrouw die in politiek woelige jaren opgroeide als dochter van een dichtende vader, die ook zelf poëzie schreef en ‘dichteres’ kon heten - op grond waarvan valt slechts te raden - toen Gerrit Paape in contact met haar kwam. Met hem gehuwd, ging zij in hun woonplaats Delft door met dichten, maar kwam daarbij niet uit zijn schaduw tevoorschijn. Zij werd moeder van een zoon, Johannes. Blijkbaar deelde zij de patriotse sympathieën van haar echtgenoot en met Johannes reisde zij hem na toen zijn ballingschap hem uiteindelijk naar Duinkerken had gebracht. Hoe het haar vervolgens vergaan is, weten we niet. Zo blijft Maria van Schie uiteindelijk het silhouet dat Gerrit Paape van haar maakte. | |
[pagina 668]
| |
Ter gelegenheid van het schenken van een koperen trommelDit gedicht stamt uit 1784 en is gericht aan het Delftse ‘genootschap van wapenoefening’, een schutterij die net als in andere steden in deze roerige patriottentijd nieuw leven ingeblazen kreeg. Maria schreef het ter gelegenheid van ‘het schenken van een koperen trommel aan de leden des genootschaps’ en ‘uit naam der vrouwen der gewone leden des genootschaps’. Het is opgenomen in een pamflet met de teksten van een aantal toespraken en met, volgend op Van Schies bijdrage, een gedicht van Paape waarin hij uit naam van de leden ‘de vrouwen’ dank zegt voor hun ‘edelmoedig geschenk’. De vormgeving van dit gedicht in achtvoetige trocheeën verraadt literaire ambitie. | |
Ter gelegenheid van het schenken van een koperen trommel aan de leden des genootschaps
Brave burgers, die met ijver 't wapenoefenschool betreedt,
Voor 't belang van recht en vrijheid aan uw schuttersplicht voldeed!
Plicht, die ook uw medeschutters met een vaderlandse moed,
Op het spoor van Bato'sGa naar voetnoot4 helden, in de waapnen vordren doet!
5[regelnummer]
't IJvervuur, in u ontstoken, spoort die eedle harten aan,
Om, door vrijheidsmin gedreven, de eendrachtsband in één te slaan.
't Slaafs gemoed wraak vrij uw handel! 't krijte uw doen voor dwaasheid uit!
Nimmer zal de vrijheid dulden, dat m' uw plicht in ketens sluit'! -
Ketens! - ach! dit woord ontroert ons! - wie bemint de slavernij! -
10[regelnummer]
De eedle vrijheid, Delftse burgers, duldt geen trotse dwinglandij!
Zag die vrijheid zich gevestigd op der vaadren dierbaar bloed,
Op dan schutters, grijpt de wapens met een vaderlandse moed!
Voor het algemeen belangen, voor 't verdonkerd burgerrecht!
En herstelt uw oude luister, schoon de nijd die eis ontzegt.
15[regelnummer]
Ja, al spuwt hij giftig zwadderGa naar voetnoot15, al belaagde u zelf geweld,
Zijt steeds met bescheiden ijver elk een christen-burgerheld!
Dit genootschap, stille schutters, geve blijk hoe ge eensgezind,
Wars van muiterij en tweedracht, vrijheid, vrede en rechten mint.
Telkens als onze ogen scheemrenGa naar voetnoot19 op uw schitterend geweer,
20[regelnummer]
Voelen we onze boezem blaken voor uw vrijheid en uw eer.
Zien we op uwe vorderingen, op uw vaderlandse lust,
Dan verwakkert ons de hope nimmer die te zien geblust.
'k Zie u dan, in 't einde, erlangen 't edel doel van uwe plicht,
Daar 't weldenkend burgerharte u een duurzaam eerzuil sticht.
25[regelnummer]
Passen in der vrouwen handen deze uw heldenwapens niet,
Vrijheid echter zal het blijven, die ons hart zijn hulde biedt.
Streelde gij somwijl onze oren met muziek en tromgeluid,
Laat dan dit geschenk u tonen wat ons dankbaar hart besluit.
Deze TROM, dees heldenprikkel, dit geschenk, dat hartlijk is,
30[regelnummer]
Zal dit vaderlands genootschap strekken tot gedachtenis.
Laat intussen bij 't gebruiken van dien TROM uw heldenmoed
Telkens worden aangewakkerd in een vaderlandse gloed! -
| |
[pagina 669]
| |
Ziet eerlang alle onze wensen met een christelijk geduld
Bij uw onophoudelijk pogen naar den eis des rechts vervuld!
M. Paape, geb. Van Schie Uit naam der vrouwen der gewone leden des genootschaps Bron |