Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 520]
| |
Netwerk van predikantsvrouwen
| |
[pagina 521]
| |
Aan Mejuffrouw A.C.P.G.V.In deze dichtbrief aan een verre Haagse vriendin, kennelijk ook een domineesvrouw blijkens vs. 47-48, is de sfeer te proeven van de contacten zoals Pollius die onderhield. Er is alle ruimte voor huiselijke bijzonderheden en toelichting op geschenken over en weer. In de slotregels wordt de kinderen in bijbelse termen alle goeds toegewenst. | |
Aan Mejuffrouw A.C.P.G.V.
Ik hoop vriendin! gij zo gezond
Nog zijt, als ik u toen bevond,
En wij ook waren in die tijd,
Wanneer uw liefde ons heeft verblijd;
5[regelnummer]
Toen beide uw vriendlijk aangezicht
En goed onthaal ons heeft verplicht
Tot dankbaarheid met woord en daad.
Ik bid u, stel ons toch in staat
Door uwe komste in 't ander jaar
10[regelnummer]
Met uw geliefde wederpaar,
Om eens te tonen, hoe een vrind
Hier weer een vrinden-herte vindt.
Ten einde ik uw verzoek voldoe,
Zend ik u met dees PelgrimGa naar voetnoot14 toe
15[regelnummer]
Een pond van Friese schapenvacht,
Door 's kammers hand zo ver gebracht,
Dat het nu tot een middel strekt,
Waarmee men voor de lucht zich dekt.
'k Vond naar mijn zin geen beter kleur,
20[regelnummer]
Al zocht ik ganse winkels deur;
Indien het aan uw oog voldoet,
Zo krijg ik nieuwe lust en moed,
Om eens iets weer uit 't Friese land
Te zenden naar de Haagse kant.
25[regelnummer]
De prijs van 't garen is niet groot;
Het kost maar vijftien duiten 't lood.
Indien 't u niet veel moeite is,
Bezorgt ons eens een vaatje vis,
Gelijk van u wierd voorgedist,
30[regelnummer]
Waardoor wij wierden zeer verfrist;
Ik meen die schone abberdaanGa naar voetnoot31,
Die mocht op 's prinsen tafel staan.
'k Zend ook wat vrucht uit 't noordse land,
Daar 't ruwe is af door 's meesters hand;
35[regelnummer]
Een mes, waarmee men 't pangebak
Kan keren om met groot gemak,
Gebruik 't gezond veel jaren lank,
En neemt dit klein present in dank.
Schrijf toch eens weer, hoe 't u al gaat,
40[regelnummer]
Of 't wel met uw gezondheid staat,
En die van man en huisgezin,
| |
[pagina 522]
| |
En of de zwakke een weinig winn',
Of haar ook onze raad wat helpt,
En of haar kwaal daardoor wat stelpt.
45[regelnummer]
Ik sluit na vriendelijke groet
Aan hem, wiens bijzijn ons was zoet,
Die zo in huis als tempelkoor
Ons diste goede spijze voor,
Waardoor en geest en lichaam leeft,
50[regelnummer]
Als God daarbij zijn zegen geeft.
Uw zonen mogen zijn gelijk
Die planten, die reeds geven blijk
Van groei en wasdom in hun jeugd,
Tot 's Heren lof en 's ouders vreugd!
55[regelnummer]
Uw dochter strekke u tot sieraad,
Als aan 't paleis de hoeksteen staat!
Uw zwakke zuster sterk' de Heer
Naar ziel en lichaam tot zijne eer!
Zijt nogmaals vriendelijk gegroet,
60[regelnummer]
Gelijk mijn liefste u mede doet.
Bron |