Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 499]
| |
Een dichtende moeder
| |
[pagina 500]
| |
Dit huwelijksvers vormt met een vrij groot aantal andere gelegenheidsgedichten Sena's enige dichtbundel, de Dichtlievende Huisöeffeningen. De bundel is waarschijnlijk rond 1744 verschenen, naar verluidt op verzoek van vrienden, en bevat uitsluitend poëzie voor familieleden. Naast huwelijksdichten vinden we er bijvoorbeeld een troostdicht voor de jongste dochter bij het overlijden van haar vader en verjaardagsgedichten voor grootmoeder en een dierbare nicht. Bij zijn toetreden tot het gezin schreef Sena ook voor de dichter Nicolaas Simon van Winter een hartelijk lofdicht met waardering voor zijn vrome dichterschap: ‘Gods geest heeft uwen geest ontstoken, / Tot heilig maatgedicht’. Dat juist het stichtelijke element in Winters poëzie Sena goed beviel, is begrijpelijk. Zelf dichtte zij namelijk voortdurend over de belangrijke rol van de godsdienst voor haar leven. Zij hoopt haar kinderen in diezelfde geest opgevoed te hebben. Bij de verjaardag van haar dochter dicht zij: ‘Ik heb, mijn waarde kind! u veel tot nut geschreven, / En menig goede les tot uw bestier gegeven’ en ‘van 'tgeen gij hoort, [is] het einde, en het slot, / Vreest God, en onderhoud zijn wijs en rein gebod.’ (p. 47) In de gedichten is te lezen dat Sena na de dood van haar man de vaderrol op zich genomen heeft. Zij geeft haar kinderen in de gedichten advies over de invulling van hun leven en neemt het ook op zich de dochters aan hun toekomstige echtgenoten weg te geven. Het intieme, familiaire karakter van Sena's poëzie valt juist in deze passages op: de lezer neemt van dichtbij waar hoe het verdriet over de plotselinge dood van Jacob Muhl en de daarop volgende ontreddering verzacht worden door het doortastende optreden van de moeder. | |
Ter echtsvereniging van Egbertus Geniets en mijne waarde dochterEen soort leerdicht over het huwelijk met een zwaar accent op de geestelijke kant ervan, al wordt het ‘vruchtgevolg’ (44) niet vergeten. | |
Ter echtsvereniging van den here Egbertus Geniets, en mijne waarde dochter, Agatha Maria Muhl
Gij kiest dan d' echte staat, voor 't onbekommerd leven;
Gij gaat, o dochter lief! gij gaat mij dan begeven.
Mijn teerheidGa naar voetnoot3 duldt niet (schoon mijn dichtvuur is verdoofd,
Schoon lange treurigheid ons heeft de vreugde ontroofd,)
5[regelnummer]
Dat dees uw bruiloftsdag, niet zou een teken dragen
Van 't moederlijke hart. Vond ik weleer behagen,
U, naar uw vatbaarheid, bij elken levenstrap,
Te schetsen hoe de deugd, die hemelwetenschap,
De stervelingen leidt, om, uit het stof verheven,
10[regelnummer]
In een onstoorbre vreugd, voor 's Scheppers oog te leven.
Voorwaar, die zelve drift, die zelve zucht, noopt mij,
Om 't geen den echt vereist, als in een schilderij,
U af te malen. Ach! dat dees mijn tedre zangen,
Bezield door heilig vuur, de kracht, de klem, erlangen
15[regelnummer]
U 't hart te ontvonken, en te stralen in 't gemoed
Van uwen bruidegom: hij neem mijn zegengroet,
Als de eerste liefdesplicht die 'k aan hem kom verrichten.
En zo dit maatgedicht gestaag u voor mocht lichten,
| |
[pagina 501]
| |
Dan vond ik mij verblijd; dan zou dit trouwverbond,
20[regelnummer]
Niets slechts op zinnekeur, maar godvrucht zijn gegrond.
Verheft dan 't hart omhoog! De kunst van 't heilig minnen,
Is niet gehuisd in 't vlees, noch sterfelijke zinnen;
Maar in een rein gemoed, daar God zijn woning heeft,
Daar 's hemels Bruidegom door liefdewerking leeft;
25[regelnummer]
Daar in de levensdaên, 't afdruksel van zijn wezen,
Door heilge trekken op het krachtigste is te lezen;
Daar elk zijn weerhelft mint, omdat elk op het meest
Zich hecht aan 't hoogste goed; zodat een zelve geest
In Gode hen vereent; o gadeloos genoegen!
30[regelnummer]
Dat heetGa naar voetnoot30 de harten en de zielen saam te voegen;
Het wisselbare lot van voor- of tegenspoed,
Te dragen naar Gods wil, standvastig van gemoed;
In vreugde niet verrukt, in druk niet neergeslagen;
God de eer te geven, of gewillig 't kruis te dragen:
35[regelnummer]
Door onverbreekbre trouw, met zorgen aangedaan,
In 't nijpen van den nood, elkandren bij te staan.
Het reukwerk der gebeên moet dan ten hemel steigren,
Voor Gods genadetroon; die nooit zijn gunst zal weigren
Wanneer 't geloof Hem smeekt. Dan vlucht de nacht van druk,
40[regelnummer]
Hoe akelig voor 't vlees, voor 't liefelijk geluk
Dat de echtelingen rijst. O zalige eensgezinden!
O wenselijke trouw! wat heuglijk samenbinden!
O stand, zo aangenaam den mensen, ja voor God!
En wegens 't vruchtgevolg een overdierbaar lot.
45[regelnummer]
't Is 't heilig kweekhof van de Christelijke loten,
't Gezegend middel dat Gods kerk kan doen vergroten,
Als zulken, die bezield met godlijk liefdevuur,
Door aanwas in de deugd, een hemelse natuur,
Of liever 't heilig beeld des groten Gods vertonen.
50[regelnummer]
Wat onuitspreeklijk heil! wat heuglijk samenwonen!
O luisterrijk gewrocht van 's Scheppers mogendheid!
O schets van 't trouwverbond in Christus ons bereid!
Zie daar, vereende! van uw stammen de eerste loten
Voor wien het huwlijkshof op heden wordt ontsloten;
55[regelnummer]
Zie daar, uit moederliefde, ook 't eerst u afgemaald,
Langs welk een weg dat heil in glorie op u daalt!
'k Wens de ongeschapen ZonGa naar voetnoot57 haar zegenrijke stralen,
Zo heilzaam, zo volmaakt, steeds op u neer doe dalen!
God schenkt den bruidegom kloekmoedigheid, beleid,
60[regelnummer]
Opdat hij 't huis verzorg' door wijze werkzaamheid!
De bruid voorzichtigheid in al het huisbestieren!
Zachtmoedigheid moet haar, en haar bedrijf versieren,
Opdat het hart haars mans op haar vertrouwen mag,
En hij altoos met vreugd gedenk' zijn bruiloftsdag!
| |
[pagina 502]
| |
65[regelnummer]
Uw vreê zij nooit gestoord door dwaze huisgeschillen!
Die tot één vlese zijn,Ga naar voetnoot66 verenen hunne willen.
Zo blijv' Godzaligheid uw allergrootst gewin!
De vergenoegzaamheid uw beider zielsvriendin!
Dan wordt uw vreugd bewaard, dan zal uw welvaart bloeien,
70[regelnummer]
Uw rijkdom en uw goed met uwe jaren groeien.
Wij moeders zullen zo, door deze huwlijksknoop
Op 't meest gewenst, verblijd, ons strelen met de hoop,
Om ook uw kroost te zien, die gij van 't Gode levenGa naar voetnoot73
Door voorgang in de deugd, vroeg zult een indruk geven
75[regelnummer]
Van 't onverderflijk goed; en tooien met het schoon
Dat niet verwelken zal voor 's Heilands glorietroon.
Niet minder zullen dan de magen van weerzijden,
De broeders, zusters, zich ook nevens ons verblijden;
En roemen uw geluk, ja zegenen die stond,
80[regelnummer]
Waarin Gods wijze wil u beiden saam verbond.
Zij wensen, nevens ons, dat dit genoeglijk paren
In rijken zegen bloeie een reeks van vele jaren;
Om, zo het God behaagt, met blijdschap in den geest,
Te juichen van zijn heil op 't zilvren bruiloftsfeest!
85[regelnummer]
God nu die machtig is, wil u altoos bewaren!
Hij schrijve uw beider naam bij zijn verkoorne scharen!
Opdat ge onstraffelijk, en zonder vlek of smet
Eens staan moogt voor zijn troon, waar tijd noch eeuw belet,
Het heiltriomfmuziek, in Sions gouden zalen,
90[regelnummer]
Hem toe te zingen, bij het eeuwig zegepralen.
Bron |
|