Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 429]
| |
Avonturen op zee
| |
[Reisverhaal] (fragment)Op de terugreis bij de Shetlands wordt het schip veroverd door Vlaamssprekende Duinkerker kapers. Elisabeth noemt hen Fransen. Ze wordt goed behandeld en zelfs zou de onderbevelhebber haar wel in Duinkerken willen trouwen, als ze tenminste het katholieke geloof zou aannemen. Dat weigert ze. | |
Reisverhaal (fragment)De 2 [juni] 's morgens omtrent 2 uren zagen 3 schepen op ons afkomen. Wij geen kans ziende om haar te ontlopen maakten alles vaardig om te slaanGa naar voetnoot1. 't Volk zwoeren malkander getrouw te zijn totterdood. Voorts werd een gebed gedaan en een boetpsalm gezongen en zo de vijand verwacht. Onze kapitein de vijand vrezende, viel met 6 man in de boot en meende 't schip te verlaten om 't gevecht te ontkomen, want wij hadden omtrent 20 weerbare mannen en daar kwamen 3 kapers op ons af die de minste over de 100 man op hadde. Kapitein Jan Bart, voerende | |
[pagina 430]
| |
de grootste kaper, ziende dat onze kapitein de vlucht nam, zette zijn koers recht op de boot aan, die hij meende onder de kiel deur te jagen. Onze held, dat merkende, nam haast zijn keer naar 't schip. Wij kaatsten malkander vast wat kogels toe, maar zodra [was] hij [de gevluchte kapitein] niet scheep of aanstonds zelver na de companjeGa naar voetnoot2 en de vlag gestreken. In 't strijken begonnen de Fransen te roepen: ‘val, val’, en vielen op ons schip met een houerGa naar voetnoot3 in de hand en pistools en enter-bijls op de zijd, maar ziende de vlag gestreken deden niemand geen leed als haar goed te plunderen. Ik en mijn meid waren in de kajuit nevens onze schipper en 2 stuurlui met de 3 Franse kapiteins. VoortsGa naar voetnoot4 eisten ze mij de sleutels van mijn koffer af, die ik gaf. Zij deelden de buit onder haar drieën en ik zag het aan; doch voor mij werd goede zorg gedragen, hoewel ik 't anders verwacht had, zodat mijn benauwdheid en vrees niet zo groot was als in 't begin. Jan Bart nam mij op zijn schip, waar ik van alles wel bezorgd werd. Op de kaper gekomen zijnd, vond ik daar een paap, die zeide in Noord-Holland gewoond te hebben, tot Woggelem, en had mijn vader zeer wel gekend. Hij zei mij ook toen mijn vader de papenkerk buiten Niedorp versteurde, dat hij daar mee omtrent was geweest. Zij deden dagelijks veel moeite om mij van mijn geloof af te praten, doch God de Heer gaf mij de vrijmoedigheid dat ik mij daartegen verzette. Zij gaven altemets goede woorden en dan weer eens dreigementen van mij dit of dat te zullen doen, maar ik zei nooit te zullen veranderen om enige schone beloften of dreigementen. De kapitein was een vroom en goedaardig man en niet zo bitter paaps als de anderen, doch dit dagelijks dispuut, zo zei hij mij, dat een ander inzichtGa naar voetnoot5 had als ik wel meende, en dat ik mij maar gerust zou stellen, alzo 't van de schipper Jacob van Acker vandaan kwam, die een jong vrijer was en mij gaarne als ik veranderen wou, tot Duinkerken gezien zou hebben. Ik smeet een paternosterGa naar voetnoot6 weg en deed verscheidene malen de waskaarsen uit, en eindelijk, geen kans ziende om mij te trekken, lieten mij in mijn wezenGa naar voetnoot7. Ik had wel boeken, die zij in een kist sloten, van haar gevende dat die tot Duinkerken zouden verbranden. De kapers leefden lui en lekker. Bron |