Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 403]
| |
Emblemen voor de jeugd
| |
[pagina 404]
| |
71 Arnold Boonen, Gesina Brit (Penseel in olieverf, eind 17e eeuw) Boonen karakteriseert Brit als schrijfster door haar, zoals vaker gebeurde op dichtersportretten, een rol papier in de hand te geven
| |
[pagina 405]
| |
1. ‘Nader toepassing’Uitleg bij het embleem met een kameel die, geduldig en zonder morren, zijn last torst, met als motto: ‘Niet meer nog minder’. De gelaten blik van het dier doet vermoeden dat de prent ‘naar het leven’ gemaakt is. Verschillende anekdotes moeten bevestigen dat elk huis zijn kruis heeft. | |
‘Nader toepassing’
Nooit zal 't genot van 's werelds goed,
Hoe hoog men 't in den top mag halen,
Den eis van 't menselijk gemoed
In zijn begeerte en tocht bepalenGa naar voetnoot4.
5[regelnummer]
Maar vraagt men in wat staat de mens,
't Zij 't weidend lotGa naar voetnoot6 hem mee of tegen
Op aarde valt, zijn hoogsten wens
Na veel verlangen heeft verkregen;
't Is, als hij uit ootmoedigheid,
10[regelnummer]
Aan 't eeuwig godlijk welbehagen,
In alles waar zijn lust toe leit,
Zich onverdeeld heeft opgedragen.
Terwijl geen aardse weeld' zijn hart,
Verpand aan 't algenoegzaam wezen,
15[regelnummer]
In hare strikken ooit verwart
En hij geen tegenspoed zal vrezen,
Noch in een middelbaren staat
Zich ooit verheffen boven maten.
't Zij hoe 't hem in de wereld gaat,
20[regelnummer]
Hij houdt zich stil in God gelaten.
Dus leeft hij in gestage rust.
Zo kan hij best het wit beschietenGa naar voetnoot22,
Dus zal hij hier zijn meesten lust,
Zijn hoogsten heil en wens genieten.
72 Embleemprent van een kameel in de Stichtelyke zinnebeelden (1782), waarvoor Brit het bijschrift leverde
| |
[pagina 406]
| |
2. [Op de titelplaat]Het gedicht is een uitleg van de titelprent van Arnold Houbrakens Stichtelyke zinnebeelden, met daarop de Leerzucht die een spiegel met een lichtend hart vasthoudt. De snelle vleugels (in het gedicht, r. 9) doen denken aan de ‘twee wiekskens’ aan het hoofd, in de Iconologia van Cesare Ripa (Amsterdam 1644) onder meer verbonden met snelle begrijpelijkheid en met opheffing en kracht van verstand. Het emblematisch samengaan van woord en beeld, tot lering en vermaak, wordt verwoord in de r. 13-14; het snaarinstrument en het palet, beide voorgesteld op de gravure, symboliseren de dichtkunst en beeldende kunst. | |
[Op de titelplaat]
Rechtschapen leerzucht, door een edel vuur gedreven,
Toont zich niet duister in 't gelaat van deze vrouw,
Die met den vinger wijst de plichten van het leven,
En stadig arbeidt, om 't voortreffelijk gebouw
5[regelnummer]
Van nutte kennis in een klaren dag te zetten,
Daar 't licht met kracht uit het bespieglend herte straalt.
Verdichte logenen en vuile lastersmetten,
Heeft zij de snode grijns van 't aangezicht gehaald.
Men ziet haar jeugdig hoofd versierd met vlugge wieken,
10[regelnummer]
Om af te malenGa naar voetnoot10, hoe haar weetlust nooit voldaan,
Een schat van lessen haalt uit Latium en Grieken,
Met kunst beschreven in haar deugdgewijde blaên.
73 Titelprent in Houbrakens Stichtelyke zinnebeelden (1782)
| |
[pagina 407]
| |
Dus zoekt dees beeltenis vermakelijk te stichten,
Met lieflijk snarenspel en puik van schilderkunst;
15[regelnummer]
Zo kan ze 't nageslacht door haren dienst verplichten,
En winnen overal der volken liefde en gunst.
Bronnen |