Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 391]
| |
Een rederijkersdochter om mee te pronken
| |
[pagina 392]
| |
verguld met de grootse viering: de teksten van die dag werden door drukker Verhulst tot een gedenkboek verzameld en op 184 exemplaren gedrukt; Barbara zelf ontving twintig gulden van het Antwerpse stadsbestuur. Op 25 maart 1699 wordt oud-burgemeester jonker Joan Carel van Hove als nieuwe hoofdman (in opvolging van de net overleden Martens) ingehaald. De schrijfster is dan opnieuw van de partij met het galant complimenteuze toneeldicht Den overwonnen Mars ende Triumpherende Peys - de vrede van Rijswijk dateert van 1697 -, waarbij aan de gevierde een kalligrafisch afschrift werd geschonken. En in mei 1700 nam Barbara - overigens zonder veel succes - deel aan de dichtwedstrijd die de Brugse rederijkerskamer ‘De drie Santinnen’ had uitgeschreven ter gelegenheid van de jaarlijkse Heilig Bloeddag. Barbara's bijdrage (‘Rym-offer Uyt de Schole van Poësis’) werd gepubliceerd in de verzamelbundel De Heliconsche Echo. Namens ‘De olijftak’ had ook Barbara's zoon, Willem-Ignatius Kerricx (1682-1744), die nauwelijks enkele weken tevoren officieel tot factor van de Antwerpse kamer was aangesteld, iets bijgedragen. Op 19 december 1700 trad Barbara Ogier voor de laatste keer met een nieuw (gelegenheids)stuk naar buiten. De kamer vierde toen de geboortedag van de Spaanse koning Filips V en bij die gelegenheid werd Barbara's tragedie Betwisten doodt slach in het schuldigh gemoet van den grooten Alexander (later ook wel aangeduid als De dood van Clitus) opgevoerd naast ‘een kort rijmwerk in vorme van opera’ van Willem-Ignatius Kerricx. De feestelijkheden van december 1700 moeten - het wordt zo ook vastgeiegd in het register van de kamer - een groot succes zijn geweest: de toeschouwers waren in groten getale komen opdagen en hadden met bijval (‘ongemenen lof’) gereageerd op de stukken van Kerricx en op een vernieuwde vertoning van Barbara's klucht van het Verwert Paradys. Er zijn weinig argumenten voorhanden om de dichtwerken na 1700 die door het latere literairhistorisch bedrijf wel eens aan Barbara Ogier werden toegeschreven (met name het blijspel Don Ferdinand oft Spaenschen sterrekyker (Antwerpen 1714) of het ‘IJs Liedt van de Schelde van Antwerpen’ (1716)) daadwerkelijk tot het oeuvre van de Antwerpse dichteres te rekenen. Zoon Kerricx had in 1700 de fakkel overgenomen. Wel zou Barbara ook na 1700 haar naamsbekendheid op de kamer blijven behouden. In 1703 had haar tragedie over De doot van Achilles nog niets aan actualiteitswaarde ingeboet: het stuk werd opgevoerd op St. Lucasdag, opnieuw ter gelegenheid van de geboortedag van Filips V. En bij Barbara's dood op 18 maart 1720 zou de uit de Noordelijke Nederlanden geïmmigreerde schilder-dichter Willem van Swaanenburg - tevens lid van het Antwerpse St. Lucasgilde - haar in zijn bundel Parnas of de zang-godinnen van een schilder (Amsterdam 1724) in een uitvoerig lijkdicht memoreren als ‘een Fenix die herleeft’, ‘een Pallas onzer eeuw’. | |
1. De Doot van AchillesProëmium (voorspel) opgedragen aan Isabella de Condé, echtgenote van raadsheer De Herzelle. Op 18 oktober 1680 vierden de Antwerpse rederijkers het einde van de conflicten met de schuttersgilden. Op de tweede dag van de festiviteiten werd Ogiers treurspel over de tragische liefdesgeschiedenis tussen de Griekse held Achilles en de Trojaanse koningsdochter Polyxena opgevoerd. Van dit stuk is alleen de korte ‘Speels inhoud’ bewaard gebleven en het ‘Proëmium’ waarin Barbara haar ‘kunstgewrocht’ opdraagt aan Isabella de Condé: die moet voor haar als een Minerva dienst doen en haar beschermen tegen kritiek. Ogier verdedigt ook de keuze van de toneelstof: juist een vrouw is bekwaam om de strijd te beschrijven die om een vrouw, Helena, is ontstaan. | |
De Doot van Achilles
Ik hadde nooit Parnas met zinnen dorven nakenGa naar voetnoot1
Zo ik Minerva niet had zien den ingank makenGa naar voetnoot2.
'k Heb eerst 't gebouw van mijn zang-iverig gemoed
| |
[pagina 393]
| |
Gegrond op vaste hoop, door haar te zijn behoed
5[regelnummer]
Van Momus'Ga naar voetnoot5 gifse tong: die niet uit reden lastert,
Maar omdat zijn gemoed is van de rust verbasterdGa naar voetnoot6.
Mijn voorgewende reen zijn niet tot de godin
Van 't oude heidendom, maar een Minerv' die in
Poesis' zaal uit jonst 't geluk heeft haar t' aanschouwen.
10[regelnummer]
Mevrouw, vergunt dat ik hier mag het steunsel bouwen
Om mijn voltooide werk verdraagzaam (niet om lof)
Te brengen op toneel: daar nooit volmaakter stof
Voor dezen en ontbrak, doch vrouwelijk gedreven,
Heb niet vermetel, maar zang-iverig gegeven
15[regelnummer]
't Gedacht den vollen toom, om Griek, en Trojens bloed
Te graven weer uit d'aard. De reden die mij doet
Mijn onervarenheid bewegen om de schaden
Van Trojen te doen zien, door zo veel heldendaden,
En 't vreed' beminnend' oog te strelen, en vermaak
20[regelnummer]
Te wensen in den strijd, en bloedig oorlogszaak,
Is, dat een vrouwenhand niet onbekwaam moet wezen
Te brengen aan den dag een strijd die kwam gerezen
Uit oorzaak van een vrouw. En waarom zoud' 't gedacht
Niet drukken met de pen, dat anders staal volbracht.
25[regelnummer]
Wie dorst aan d'Amazoons de strijdbaarheid ontroven
En wie zou nu ter tijd de mannen doen geloven
Dat enig vrouwgemoed die vromigheidGa naar voetnoot27 bezit?
Maar dit 's mijn oogmerk niet: ik doel alleen op 't witGa naar voetnoot28
Uws welgeborenheids mij plichtig te verschonen
30[regelnummer]
Een hoog verheven zaak zo slechtGa naar voetnoot30 u te vertonen
Die met volmaakter stof 't gehoor kond' zijn gestreeld
Maar t'wijl den hemel mij heeft van 't geluk gedeeld
Dat uw gedoogzaamheid mijn stoutheidGa naar voetnoot33 wilt verdragen
Zo bleef ik eeuwelijk verplicht aan u behagen.
| |
2. VerwellekomingeSlotgedicht uit de gedrukte versie van Barbara Ogiers toneeldicht waarmee in 1693 de keurvorst Maximiliaen Emmanuel op de kamer werd verwelkomd. | |
[pagina 394]
| |
5[regelnummer]
Twee maal vierentwintig uren
Tussen dag en tussen nacht
Heeft dit op 't toneel gebracht
Voor zijn hoogheid uit te vurenGa naar voetnoot8.
Derf ik mannenkonsten raken,
10[regelnummer]
Was mijn handeling te stout?
'k Heb op eer, noch winst gebouwd
Als den Keurvorst te vermaken.
| |
3. Rijm-offer uit de schole van Poësis (fragment)Dit gedicht staat in De Heliconsche echo. Samen met haar zoon had Barbara Ogier deelgenomen aan de dichtwedstrijd die de Brugse rederijkerskamer ‘De drie Santinnen’ had ingericht ter gelegenheid van de Heilig Bloeddag op 9 mei 1700. De opdracht luidde een gedicht te schrijven tot lof van de rijmkunst. Noch het dichtwerk van Barbara, noch dat van haar zoon waren in de prijzen gevallen; wel werden hun gedichten afgedrukt in de verzamelbundel De Heliconsche Echo. | |
Rijm-offer uit de schole van Poësis (fragment)
[...] De milde zon komt met haar stralen drogen
Het overtollig nat, dat 't aardrijk hinder gaf.
Zo droogden Gods genad' de natte wangen af
En heeft den vrede met het taksken van olijven
5[regelnummer]
Herroepen, dat 't verbond in Christenrijk moet stijvenGa naar voetnoot5
In zoveel eeuwen als de wereld nog zal staan.
Want die vroom Lijd[t] verwint, al dreigt 't gevaar te slaan
En aller konsten berg door rook en damp te smachtenGa naar voetnoot8.
Het opgerekendGa naar voetnoot9 vier hervat weer nieuwe krachten
10[regelnummer]
Door bijgeleideGa naar voetnoot10 stof en maakt een groter vlam,
Als die door steegGa naar voetnoot11 gebruik haar kracht ten einde kwam.
Zo werd der konsten berg veel jeugdiger ontsteken.
D' herboren Blommen tot den lof der Rijmkonst spreken,
Eer dat het NegentalGa naar voetnoot14 nog ingezeteld was.
15[regelnummer]
Hier komt ons Vlaamse stad (zo wijd beroemd) te pas
Om d' eerste vruchten van den Helicon te dragen,
En zo Antwerpen 't eerste vier weer aan te jagen,
Dat alle rijmers zo verheerlijkt trok, in spijt
Van tweedrachts weerwil, die met afgeteerden nijd
20[regelnummer]
De Rijmkonst zag bij Konst als derde zuster wonen.
Hier komt Uit jonst verzaamdGa naar voetnoot21 de konst ook plicht betonen
Aanziende de genad', die Brugg' Uit lever doet,
Als d'onweerdeerbaar prijs van 't dierbaar Heilands bloed
Indachtig maakt den groot' en algemenen Vrede,
25[regelnummer]
Die d' helsen Oorlogvorst vast in de boeien smeedde.
| |
[pagina 395]
| |
Bronnen |
|