Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 322]
| |
Visioenen van een begijn die door de duivel werd afgeranseld
| |
[Visioenfragment]In een moment van opperste verlatenheid en droefheid verschijnen aan Anna haar geliefde heiligen: de H. Catharina, Maria Magdalena en Euphrasia, gekleed als priesters en biddend in het Nederlands. Zij vermanen, berispen en vertroosten de angstige zienster ook in de leidende rol die zij op haar beurt ten overstaan van anderen moest spelen. | |
[Visioenfragment]Zo ben ik dan vermaand mij te stellen onder de gehoorzaamheid van mijnen biechtvader en hem alle deze zaken te kennen te geven en van deze fouten mijn schuld te bekennen: ook dat ik niet genoeg betrouwd en hebbe op de hulp van God door de grote vrees die ik hadde dat mij zouden de middelen ontbreken om die dochter, die mij van Godswege bevolen was te helpen tot 't geestelijk leven. En waar het zake dat ik van God gratie begeerde te verkrijgen, dat ik mij zoude begeven om dikwijls uit gehoorzaamheid te communiceren, mijn exercitieGa naar voetnoot1 op het lijden Christi hervatten ende mij begeven zoude tot meerdere werken van penitentie, zonder welke middelen ik den duivel anders niet en zoude verwinnen. Toen ik dit verstond, overviel mij een vrees dat ik door deze mijne gezondheid zoude krenken; op welke vrees ik voor antwoord gekregen hebbe niets te vrezen en dat mij den Here sterkheid zoude geven om te volbrengen al de penitenties die mij uit gehoorzaamheid zouden bevolen worden, al schenen zij ook onmogelijk om te volbrengen, want den duivel mij hiermede nog zoude dikwijls ongerust maken. Als ik dan nog zat met tranen op de wangen, zo is de H. Eufrasia gekomen met een gouden roedeken in d'een hand, en | |
[pagina 323]
| |
in d'ander enen schonen gouden kop, met welk roedeken zij scheen de tranen van mijn aanzicht te halen, hetwelk zij gepresenteerd heeft aan Maria, dewelke genomen heeft enen doek. Om menselijk te begrijpen, moet ik het zo te kennen geven, hoewel het zo niet en was. En zij heeft het perkament hetwelk de H. Catharina in de hand hadde en op hetwelk alle mijne fouten gedrukt stonden met dezen doek, dewelken zij in de hand hadde, afgevaagd en heeft mij de benedictieGa naar voetnoot2 gegeven. Ende alle deze gedrukte fouten zijn zo verdwenen dat ik in't perkament anders niet en kost zien als een schoon doorluchtig beeld op 't welk de gehele passie van onzen Zaligmaker geschilderd stond. Door welke figure aangelokt zijnde, ben ik liefelijk tot God getrokken om hem met geheelder herte aan te hangen. En de H. Maagd Maria heeft mij vermaand terstond naar de kerk te gaan om het lichaam van mijnen Zaligmaker te ontvangen, en [ik] werde zo gewaar dat den gansen nacht gepasseerd was. Bron |