Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 313]
| |
‘In een kast van vlees en bloed gesloten’
| |
Strijd tussen vlees en geestDe strijd tussen geest (het hemelse, begenadigde) en vlees (het zondige, aardsgezmde ik) bij een christen is een bekend thema in piëtistische geschriften. Niet alleen het zondige in de mens, maar het lichaam zelf wordt op platoonse wijze gezien als een hinderlijk beletsel om geestelijk te leven: ‘Ik zit hier in een kast van vlees en bloed gesloten’. De openingszet is in dit lied aan het vlees, dat vriendelijk vraagt waarom de ziel niet gedijt. De ziel legt daarvoor onmiddellijk de schuld bij het zondige vlees zelf. De strijd tegen het vlees zal pas gestreden zijn als de ziel naar de hemelse heerlijkheid afreist. | |
[pagina 314]
| |
Strijd tussen vlees en geestStem: Hoe werk je niet leeuw'rik Mijn waarde ziele ziet,
Waarom zijt gij verslagen!
Waarom hoort men u niet
Van vreugdenzang gewagen?
5[regelnummer]
Waarom is 't dat gij treuret
Waarom is 't dat gij zucht?
Wat is doch u gebeured?
Zegt mijn uw ongenugtGa naar voetnoot8.
Vraagt gij dat, o mijn vlees?
10[regelnummer]
Wilt gij de reden weten,
Waarom ik ben in vrees?
De vreugd is als vergeten,
Omdat gij t' allen tijden
Mij met u strijden doet
15[regelnummer]
Hoe zoud' ik mij verblijden,
Of wezen welgemoed?
In plaats dat ik mijn Heer
Met al mijn hert en zinnen
Gestadig even zeer
20[regelnummer]
Behoorde te beminnen,
Trekt gij nog steeds mijn herte
Tot alle ijdelheid:
O! Wat een grote smerte!
Wel weerd te zijn beschreid.
25[regelnummer]
Ik zit hier in een kast
Van vlees en bloed gesloten,
Hier zit ik geheel vast:
Dat mij lang heeft verdroten,
Uw groot geweld mij drukket,
30[regelnummer]
Dat zwaarder is als lood.
Hier ga ik neer gebukket,
O! Wat een grote nood.
Maar gij almachtig God,
Trek mij uit dit gewemelGa naar voetnoot34:
35[regelnummer]
Doe mij op uw gebod,
Steeds vliegen naar den hemel,
Waar gij zijt, o mijn Here,
Mijn schat, mijn hoogste goed:
Laat mij toch daar verkeren,
40[regelnummer]
Zo ben ik welgemoed.
| |
[pagina 315]
| |
Dat was mijn hoogste vreugd:
Mocht maar mijn herte wezen
Gestaag door ware deugd
Ten hemel opgerezen:
45[regelnummer]
Daar is mijn ware ruste:
Daar is mijn BruidegomGa naar voetnoot46;
Daar zal ik mij verlusten,
Wanneer ik daar eens kom.
Bron |