Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 190]
| |
Van doopsgezind tot katholiek
| |
[pagina 191]
| |
Ook na haar overgang tot de Rooms-Katholieke kerk bleef ze gedichten schrijven. Al haar werk, dus zowel het doopsgezinde als het Rooms-Katholieke, is gebundeld in Der lijden vreucht, inhoudende eenighe geestelijke liedekens: onder 't advijs, van Liefd' verwint. Ghemaakt door Judith Lubbers (Amsterdam 1649). Dit boek bevat ook een korte autobiografie, een van de zeer zeldzame Noordnederlandse uit de zeventiende eeuw. Haar sterfdatum is niet bekend. Wanneer een epigram van Jan Soet op een vrome Judith op haar betrekking heeft, kan die na 1665 gesteld worden. | |
1. [Autobiografie]Zoals de doopsgezinde liedboekjes van Soetje Gerrits en Vrou Gerrits korte geestelijke biografieën bevatten, zo levert Judith Lubbers in een vergelijkbaar boek een spirituele autobiografie, daarbij de katholieke traditie volgend. | |
[Autobiografie]Den tijd mijnder geboorte in 't jaar onzes Heren Jesu Christi 1601. Den 21. December. De vriendelijke God, die mij geschapen heeft niet om verderven, maar om eeuwig behouden te zijn, hoop ik, zal mij, door zijn gratie, bekwaam maken tot zijn eeuwige glorie. Toen ik omtrent 16 jaar oud was, ben ik gedoopt, onder de Mennonisten, en was onder haarlieden gemeente, den tijd van 11 jaar; doen raakte ik uit haar gemeente, door een schikkinge Gods, en hield mij in enigheid, te weten, dat ik mij onder geen ander volk en begaf, omtrent den tijd van 4 jaar. Daarna gaf mij de Here de gratie, dat ik bekeerd werde tot het heilig katholiek geloof, door den eerwaardigen Pater Laurentius, priester der Societeit Jesu, en ben aangenomen op de 1. dag van oktober, en ik gelove dat de gebeden voornamelijk van sommige Heiligen mij een groot behulp zijn geweest, alzo ik tot sommige een grote devotie hadde. Al wat is, moet Hem mijnenthalven danken, en in alle eeuwigheid groot maken, Amen. In 't jaar 1633 den 7. september, ben ik onweerdig in den derden regel van Sinte Franciscus gegaan. GevormdGa naar voetnoot1 in 't jaar 1635, den 11. oktober op die geboorte van de Heiligen M.J.B.L.V.E.S.H.Ga naar voetnoot2
Finis | |
2. Een liedeken, ter eren van de H. Maged en Moeder TeresaIn dit gedicht valt de cyclische afronding op. Teresa is de heilige Teresa van Avila (1515-1582), mystica, schrijfster van onder meer een befaamde autobiografie. Ze is zowel maagd als moeder - dit laatste als hoofd van vele kloosters. Judith bidt om haar voorspraak dat ook zij Christus gehoorzaam mag zijn en dat ze eens mag bereiken wat de H. Teresa nu al verkregen heeft. | |
[pagina 192]
| |
Een liedeken, ter eren van de H. Maged en Moeder TeresaOp de wijze: Gij Koninginne Maged geprezen,
O Moeder Tresa, die ik zeer bemin,
Als ik ga lezen,
Uw edel deugd en 's hemels groot gewin,
5[regelnummer]
Dat gij / nu blij, geniet in volle vreugd,
't Gedacht mijn geest verheugt,
't Gevoel mijn hert verneugtGa naar voetnoot7,
Als ik denk om d' eeuwigheid,
Die u, Moeder, is bereid,
10[regelnummer]
En die mint de edel deugd.
O zoet aanschouwen,
Als ik geniet, waarnaar mijn geest verlangt,
O zoet bedauwen,
Als ik gevoel hem daar mijn hart aan hangt,
15[regelnummer]
Het licht / gezicht,
Van uwe lief minnaar,
Geniet gij openbaar
Zo liefelijk en klaar,
En gij hoort zijn zoet geluid,
20[regelnummer]
Komt nu hier mijn lieve bruid,
En bezit het nu allegaar.
Ik uw dienstmaagd
Verzoeke hier ootmoedig uw gebed,
Of 't hem behaagde
25[regelnummer]
Eens weg te nemen alwat mij belet,
Om stil / zijn wil,
Te doen naar zijn begeer,
Ik bidde, lieve Heer,
Ziet eensjens op mij neer,
30[regelnummer]
En doorstraalt mijn zielen kracht,
Door uw wonderlijke macht,
En regere mij naar uw leer
O! Maged schone,
Laaft nu uw geest in d' eeuwige fontein,
35[regelnummer]
In 's Hemels trone,
Waar ik naar zucht, dat hebt gij al gemein,
Gij zijt / verblijd,
En heel in volle vreugd,
't Gedacht mijn geest verheugt,
40[regelnummer]
't Gevoel mijn hert verneugtGa naar voetnoot40,
Als ik denk om d'eeuwigheid,
| |
[pagina 193]
| |
Die u, Moeder, is bereid,
En die mint de edel deugd.
Bron |
|