Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 181]
| |
Gewetensrekeningen voor een biechtvader
| |
[pagina 182]
| |
Niet zozeer de literaire kwaliteit als wel de stichtelijke strekking verklaart vermoedelijk waarom Van Heilsbachs geschriften tijdens en na haar leven aftrek vonden onder collega-geestelijke maagden en priesters. In eerste aanleg waren haar notities bedoeld voor haar biechtvader. In zijn opdracht vervaardigde zij maandelijks zogenaamde gewetensrekeningen. Hierin deed zij behalve van alledaagse gebeurtenissen ook verslag van haar persoonlijke spirituele ontwikkeling. Op last van haar biechtvader ruimde zij veel plaats in voor bijzondere religieuze ervaringen: dromen, visioenen en inspraken waarin God, Christus, Maria of heiligen zoals Ignatius van Loyola zich aan haar openbaarden. Met deze egodocumenten gaf Van Heilsbach haar biechtvader een controle-instrument in handen, dat zijn toezicht op haar vergemakkelijkte. In haar (religieuze) doen en laten was zij als geestelijke maagd sterk afhankelijk van het oordeel en de goedkeuring van haar leidsman. Deze afhankelijkheid werd bevestigd door haar gewetensrekeningen, al moet daaraan worden toegevoegd dat zij in deze geschriften haar eigen aspiraties en voorstellingen niet per definitie ondergeschikt maakte aan de wensen en verwachtingen van haar biechtvader. Haar kronieken van ‘inwendige gesteldheid’ vormden waarschijnlijk de basis voor haar spirituele autobiografie. Hieraan was zij tijdens haar laatste levensjaren begonnen op instigatie van haar toenmalige biechtvader, Simon van den Hove S.J. (1597-1641). De autograaf hiervan is vermoedelijk verloren gegaan. Van een eigentijdse kopie, vervaardigd door de geestelijke maagd Joanna van Randenraadto (1610-1684), is een fragment bewaard gebleven. Autograaf en afschrift(en?) deden vanaf het midden van de jaren veertig de ronde onder geestelijke maagden en jezuïeten in de Zuidelijke Nederlanden en er ontsponnen zich discussies over het waarheidsgehalte ervan. Vermoedelijk vormde Van Randenraadts afschrift de basis van Leven ende deughden vande weerdighe Agnes van Heilsbach gheestelycke dochter onder de bestieringhe der Societeyt Iesu (Antwerpen: Michiel Cnobbaart, 1691), dat anoniem door de jezuïet Daniël Huysmans (1643-1704) werd gepubliceerd. Deze van stichtelijke bedoelingen doordrenkte weergave van het leven van Agnes van Heilsbach is dus gebaseerd op ingrediënten die door de hoofdpersoon zelf zijn aangeleverd. In gewetensrekeningen, spirituele autobiografie en gedrukte levensbeschrijving domineren verslagen van gebed, meditatie, kerkgang en communie, maar ook de weergave van allerlei visuele en auditieve ingevingen. De autodidacte Van Heilsbach was vermoedelijk betrekkelijk belezen; zelf refereert zij bijvoorbeeld aan het werk van de middeleeuwse mystica Geertruid van Helfta († 1301/1302). De door haar gebruikte retoriek en metaforiek getuigt ook van invloed van het werk van Teresa van Avila. | |
[Titelloos]Fragmenten uit de spirituele autobiografie (ongedateerd) | |
a. Hoe een dergelijk werk te schrijven zonder de taal van de biechtvader machtig te zijn[Zonder titel]a. Mijnen biechtvader ontbood mij eens ende zeide ik most hem het binnenste van mijn hert zeggen, wat daar al gepasseerd ware, ende nog passeren zou. Ik werd hiervan zeer benauwd, want mij docht dat mij dat onmeugelijk was te doen [...] Zijn eerwaarde dede mij schrijven ende ik schreef hoogduits, dat en kost hij niet lezen. Hij zeide mij: ‘gaat en bidt uwen H. Engel, dat hij u leer schrijven dat ik het lezen kan.’ Ik gink met een vast betrouwen ende bad Hem, ende ik stelde die penne te werk, ende schreef gelijk ik nog doe al is 't zo kwaden taal [...] Hij stelde mij van alle dagen te schrijven wat van den morgen tot den avond, ja des | |
[pagina 183]
| |
nachts ook in mijn ziel passeren zou, hetwelk ik dee deur die hulp van God Almachtig. | |
b. Onderwijswerkb. Ik zag achter straten zo veel arme kinderen, ongeschikt ende ongetogenGa naar voetnoot1 gaan; hiertoe kreeg ik groten trek om die te onderwijzen, ende in den catechismus te bringen, hetwelk ik tot Keulen gezien had dat die geestelijke dochters deden. Ik bad er mijnen biechvader om al dikwijls; hij zeide hij zou hem beraden; zo ten lesten hij consenteerde 't, ik kreeg nog twee dochters daartoe [...] Wij elk begosten met twaalven eerst, ende daarnaar vermeerdenden 't al. Wij gingen van huis tot huis daar wij dochten dat die armen woonden, ende leerden ze elk in zijn [doorgestreept: ons] huis, ende omtrent een ure dat den catechismus beginnen zou, gingen wij met die kinders derrewaarts; dit was mij leven ja enen hemel. Bron |