Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 160]
| |
Het leven van de Haarlemse kloppen
| |
Levens der maechden (fragment)Het leven van Claesge Jansdochter, geboren te Hoorn omstreeks 1553 en gestorven in 1643. Het eerste deel handelt vooral over het moeilijke bestaan van de katholieken in de beginjaren van de Opstand. In het tweede wordt iets zichtbaar van het kloppenleven en van de manier waarop een geestelijk directeur te werk gaat. Een enkel zinnetje geeft aan hoe zo'n verhaal functioneerde: later zult u er meer over horen, zo voegt de schrijfster als het ware haar publiek toe. De stijl vertoont sporen van spreektaal: het persoonlijk voornaamwoord is nogal eens weggelaten, en ook verder moet men er syntactisch wel eens wat bijdenken. | |
[pagina 161]
| |
Levens der maechden (fragment)Claesge Jans had van jongs op goede begeerten om den hemelsen Bruidegom te dienen in de maagdelijke zuiverheid, veel conversatie hebbende in 't godsvruchtige klooster van St. Cecilia. Om haar vijftien jaren legde ze al af 'tgeen nog werelds aan haar klederen was, vertonende met haar habijt wien zij wilde dienen. En hadde die trobbele tijd niet opgestaan ende de kloosters gesmetenGa naar voetnoot1 geworden, hadde wel begeerten gehad om een zusterken in 't klooster te worden, ende onder die H[eilige] vergaderinge God te dienen. Maar mitsdien door de zonde de ketterij d'overhand kreeg, d'openbare exercitie van de religie te niet gink, de Katholieke leer vervolgd worden: zo trok ze met haar heer broederGa naar voetnoot2 naar Amsterdam (waar 't nog katholiek was). Maar overmits het leger voor Haarlem was, zo was het daarGa naar voetnoot3 zeer benauwd, [wijl] een iegelijk zijn toevlucht tot die stad nam; zodat zij met haar h[eer] broeder ende zuster trokken naar Leeuwarden, een stad in Friesland. Weinig tijd daar geweest hebbende, stierf haar heer broeder, welke wel merkte dat de H. Kerke daar ook niet lange zoude blijven, beval haar dat ze wederom naar haar eigen stad zoude trekken. Als zij zijn jaargetij gehouden haddenGa naar voetnoot4, daarGa naar voetnoot5 komende vonde het desolaat van alle H. middelen, zodat er nauw een priester Gods was te bekomen om de mensen in haar uterste de kerkelijke gerechtenGa naar voetnoot6 te geven; hadde een grote trek om een volmaakt leven te leiden; bad dikwijls God dat hij haar wilde brengen op zodanigen plaats, bij zulk gezelschap daar zij hem alderbehagelijkst mochte dienen; ende niet wetende op wat plaats haar God verkoren had, zocht aan alle kanten, geen arbeid, kosten noch spraak ontziende, om die plaats te vinden. Verstaande dat het te Amersfoort katholiek was, de jonge pater Silverschie, een H. waardig man, zeer abstractGa naar voetnoot7, trok daarnaartoe, verhopende of dat de plaats ware dien God voor haar gekozen had; maar zij konde daar nog geen rust voor haar geest krijgen, zodat ze weder naar Hoorn trok. Daar zijnde vond haarzelven desolaat, mitsdien zij geen leidsman hadde voor haar geest; ende daarbenevens stierven haar twee zusters, te weten haar geestelijk zuster waar zij bij woonde, met haar weerlijke zusterGa naar voetnoot8. De zuster liet een dochterken achter, welken zij bij haar nam tot haar troost. Dit stierf mede, altesamen in de tijd van omtrent een half jaar; waarom zij zeer bedroefd was, zeer affectieus zijnde van conditie, hangende aan de vriendschap der mensen. Niet te min verwon alle ongeordineerde droefheid, dat opnemende als een middel om haar affectie af te scheiden van de troost der creaturen ende te zoeken haar troost in God. Ende God die de zijnen niet en verlaat, heeft haar toegezonden een geestelijke vertroostinge van een waardig dienaar Gods, M[eester] Claes Wiggersz., dien zij in haar woonplaats, | |
[pagina 162]
| |
hoewel het klein was, ontving met grote liefde, gaande zelfs uutGa naar voetnoot9 slapen. Ende alzo de mensen toentertijd zeer vervaard waren om een priester Gods in haar huis te laten preken, liet dat dikmaals in haar woonplaatsje doen, door welke predicatie zij zeer vertroost ende versterkt worden. Is daarna omtrent 29 jaren oud zijnde, te Haarlem bij den E[erwaarde] M. Claes Wiggersz. gekomen om van zijn E. raad en daad te halen. Zijn E. ried dat zij haar zoude begeven onder M. Cornelis Arentsz. zijn beleidinge; ende alhoewel het haar zwaar viel te veranderen, was gehoorzaam, geheel met simpele onderdanigheid volgende, hoe contrarie het haar was, ende wat opspraak zij daarom moste lijden, gerekend wordende voor een veranderlijk mens die van den enen plaats op den ander liep. Als ook haar enige broeder mede tegens haar zeide: ‘'t Is maar een drift, zuster, 't en is niet te beduiden, gij hebt zoveel plaatsen onderzocht en komt al wederom, alzo zal 't ook met dezen zijn’, gaf ten antwoord: ‘Ik twijfel niet oft dit is de plaats welken God voor mij verkoren heeft; had ik een soldaat getrouwd, als 't leger op most, zoude mede moeten optrekken; ende nu word ik geroepen van mijn hemelsen Bruidegom, en zal ik hem niet veel meerder volgen?’ Trok naar Haarlem metterwoon. Verzocht ootmoedelijk aan den E. dienaar Gods M. Cornelis, of hij haar beliefde aan te nemen voor zijn geestelijke dochter; 'twelk zijn E. met liefden dede; en zij met ootmoedigheid haarzelven onderwierp onder de H. gehoorzaamheid. 't Viel haar in beginsel zeer zwaar dat ze nu was in een vreemde stad, uut haar vrienden en bekenden; maar zette haar gerust, denkende waarom zij op deze plaats was gekomen, niet anders als om God perfect te dienen ende haarzelven uut te gaanGa naar voetnoot10. D' E. overste gaf haar terstond verstervingeGa naar voetnoot11, ontnemende een maagd dien zij zeer lief had, stelde haar bij een dien haar zeer contrarie was, veel oorzake hebbende van patiëntie. Hiel haar van't beginsel af in de enigheid van haar kamertjen ende in de innigheid van haar hertje, vertonende een goed beginsel, waarmede hope gaf van een volmaakter eind, 't welk ook gevolgd is, zo gij hierna zult horen, wil 't God. Korts hierna is van den E. overste gesteld in 't huis waar die vergaderingeGa naar voetnoot12 eerst begonnen is, bij Maritge Tonis, Giert Jans, Sijtge Dingnums, ende andere maagden. Zij teer zijnde, weinig spijs kunnende gebruiken, ook niet wel mogendeGa naar voetnoot13 tegens 't gestadig zitten, docht d' E. overste goed, dat zij kok zoude zijn, 't eten koken, om door de reuk van de spijs gevoed te worden. Dit officie heeft ze bediend tot haar hogen ouderdom, tertijd zij gans impotent worden aan haar gank door krupelheid, welk was omtrent vijftig jaren; haar werk doende met zorgvuldigheid, stilheid, liefde en devotie. | |
[pagina 163]
| |
Bron |
|