Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 132]
| |
‘Een gedurige predicatie’ van gereformeerde vroomheid
| |
Een ander [liedeken] gemaakt op haars mans overlijdenHoe persoonlijk het gedicht ook is van inhoud en toon, het staat geheel in de traditie van het schriftuurlijk lied, met de (hier weggelaten) bijbelse vindplaatsen in de marge. Alles wat Cornelia tot uiting brengt bij dit droevig sterven, is geijkt door de heilige woorden van de Schrift. | |
[pagina 133]
| |
Een ander [liedeken] gemaakt op haars mans overlijdenOp de wijze: Onze vader in hemelrijk Mijn lied dat ik zal heffen aan
Spruit uit een hert met druk bevaan
Beklagende wat groter smart
Het is als man end' vrouw, één hart,
5[regelnummer]
Door de dood wordt gescheiden ras;
Nooit meerder druk op aarden was.
Die samen zijn verenigd zoet
In een hart, end' in een gemoed,
In een geloof in Christum zijn,
10[regelnummer]
Voorspoed, tegenspoed getroost zijn,
En danken God naar zijn vermaan
Hoe bitter gaat het scheiden aan!
Zij twee zijn een lichaam voorwaar,
Als ons zegt de Schrifture klaar,
15[regelnummer]
Van God den Heer gebenedijd
Geschapen malkandren altijd
Tot hulpe, ende troost niet klein,
O scheiden, zwaar zijt gij certeinGa naar voetnoot18!
O scheiden, 'twelk zo bitter smaakt!
20[regelnummer]
O scheiden, 'twelk 't hart bange maakt!
O scheiden, wijd zijt gij verscheên
Van de vergaderinge bijeen!Ga naar voetnoot21-22
Nochtans al zijt gij 's lichaams dood,
Gij zijt de deur des levens groot.
25[regelnummer]
Hiervan roep ik uit 's harten grond
Tot U, mijn God, wilt mij doen kond
Dat ik mij uwen wille goed
Gewillig overgeven moet,
Want al dat leeft op aarden fris
30[regelnummer]
Uwe hand onderworpen is.
Sterkt mij, o God, in dezen rouw
Dat ik U wezen mag getrouw,
Bewaart mij voor des satans list,
Bewijst dat gij mijn Vader bist,
35[regelnummer]
End ik dijn kind, end erfgenaam
Voor mijnen Heer Christum heilzaam.
Mijn God, mijn Heer mijn hulp gestadig,
Op U hoop ik, weest mijns genadig.
| |
[pagina 134]
| |
Bron |