Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 129]
| |
De eerste Nederlandse dichteres die een sonnet schreef
| |
1. Eleonora Carboniers tot den lezerHet versje gaat uit van de titel van de bundel. Het vertoont alle trekken van de rederijkersstijl die overigens ook in d'Heeres half ouderwetse, half renaissancistische verzameling te vinden is. | |
Eleonora Carboniers tot den lezer
Komt, vermaakt u hier in dezen boomgaard plezant
DaarGa naar voetnoot2 poëetse vruchten gegroeid staan abundant.
Wilt, zegge ik, hier lezenGa naar voetnoot3 de blomkens excellent
Maar neemt vooral de beste, zo men ooit bevandGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dat 't bieken 't honig neemt uut alle blomkens gentGa naar voetnoot5.
| |
[pagina 130]
| |
2. Sonnet getranslateerd bij de huisvrouwe van den auteurVoor de vroegste Nederlandse renaissancisten - men denke ook aan Jan van der Noot - was het normaal dat ze verzen in de nieuwe trant eerst in het Frans schreven en pas daarna dezelfde onderneming in het Nederlands gingen overdoen. Het is verrassend te zien hoe Eleonora in deze situatie haar man als het ware terzijde staat en haar vertaling verstechnisch beslist standhoudt naast de Nederlandse sonnetten van d'Heere. Het gedicht is het oudste voorbeeld van een dialoogsonnet in het Nederlands. Het onderwerp is een bekende kunstenaarsanecdote: een schilderij is zo natuurgetrouw dat het lijkt te leven. Het geprezen doek is een vrouwelijk naakt van de Antwerpse schilder Willem Key (ca. 1520-1568).
Sonnet getranslateerd bijGa naar voetnoot* d'huisvrouwe van den auteur, uit een François sonnet bijGa naar voetnoot* hem gemaakt op een schilderije van M. Willem Key 't Antwerpen | |
Twee gezellen spreken samen.
A
AuGa naar voetnoot1 gezelleken wat is hier, daar voor u, ziet!
Ik zie ginder een naakte vrouwe zeer bekwameGa naar voetnoot2!
B
Maar mij dunkt zij en verroert haarGa naar voetnoot3 weinig of niet.
Slaapt zij? Neens, want ik zie open d'oogskens eerzame.
A
5[regelnummer]
Van haar bij te komen niemand van ons en schame,
Want wie zou verschrikt zijn vanGa naar voetnoot6 dat gezichte klaar?
B
Maar mij dinkt, van onze komste (naar den betameGa naar voetnoot7)
En verschiet zij niet, haar houdende stil eenpaarGa naar voetnoot8.
A
Is dat niet een goed stukGa naar voetnoot9, als ik 't werde gewaarGa naar voetnoot9?
10[regelnummer]
't Is schilderije, tast, wilt uw hand geloof geven!
Zijn wij niet wel bedot ende uitgestrekenGa naar voetnoot11 daar?
B
Neen, neen, wij en zijn niet bedrogen tenegaarGa naar voetnoot22,
Hebbende voor een levende vrouwe besevenGa naar voetnoot13
De beelde die zo wel is geschilderd naar 't leven.
| |
[pagina 131]
| |
24 Den hof en boomgaerd der poesien (1565) van d'Heere, opengeslagen bij het sonnet dat werd vertaald door zijn vrouw Eleonora Carboniers
Bron |
|