Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 123]
| |
Een blinde leidsvrouw
| |
[pagina 124]
| |
Het kernwoord van de ‘Voorreden’ is nederigheid. Blijkbaar moest het verschijnsel van een schrijvende vrouw aanvaardbaar gemaakt worden. God heeft juist door kleine en verachte instrumenten wonderen kunnnen doen, zoals ook de bijbel ons leert. Soetken was niet alleen een vrouw, maar ze was ook blind en kon geen a van een b onderscheiden. Toch heeft God haar met een ‘hoog ende wonderlijk verstand verlicht, ende begaafd in zijn heilige woord ende genaden-rijke evangelium [...] Zo zult gij God de prijs geven van 'tgene dat Hij door de ootmoedige laat aan den dag komen’. Uit de gedichten zelf blijkt dat Soetken niet zelden om advies gevraagd werd, onder andere door de voorgangers van de gemeente. Haar liederen zijn, zoals ze dat zelf ook aangeeft, vaak op verzoek gemaakt. Ze gaf lessen voor een goed gemeenteleven, met een accent op liefde en eendracht. Voorts bood ze adviezen inzake het gezinsleven en schreef ze ook godsdienstige gedichten voor kinderen. Die twee laatste categorieën passen bij wat traditioneel de taak van de vrouw is: de zorg voor het gezin. Haar visie op de rol van vrouwen past, ondanks haar eigen leidende positie, binnen het christelijk discours. | |
1. Dat 25. liedeken.Blijkens de eerste strofe is dit lied gericht aan de gemeente ter plaatse. Zoals vaker wijst Soetken op haar geringe talent - ze is in bijbelse termen een zwak vat, een ‘vaatken krank’ - maar desondanks wil ze aan het verzoek om een lied voldoen. Kern van het gedicht is een vermaning aan het gezin, die, gezien de bijbelplaatsen in de marge, een volkomen bijbelse geest ademt: mannen moeten hun huis op de goede manier regeren, vrouwen dienen hun mannen onderdanig te zijn zoals Sara dat was aan Abraham en de jeugd moet zich gedragen als de bijbelse jonge man Timotheus. Taal en stijl zijn uiterst eenvoudig of zelfs onbeholpen, maar de boodschap van een lied als dit is gemakkelijk te begrijpen en te onthouden. | |
Dat 25. liedeken
Genade ende vrede
Wens ik u toe hier binnen dezer stede
Gij die God zoekt gemeen.
Heer, zend ons kracht beneden
5[regelnummer]
Volherdig door te treên.
Een lied most ik u laten
Al is mijn wijsheid klein, wilt dit wel vatenGa naar voetnoot7
Het is mijn begeert.
Uut liefden liet ik mij bepraten
10[regelnummer]
Al zijt gij bet fondeerdGa naar voetnoot10.
Prijst God, gij Christen natie
Verzuimt niet uw genade ende gratie
Gij zijt bezorgd wel
In Gods huis met reparatieGa naar voetnoot14;
15[regelnummer]
Ziet toe, weest niet rebel.
Zijt toch in dezen dagen
Gehoorzaam al die zorg voor u dragen,
Ende doet u onder haarGa naar voetnoot18
Dat zij niet en doen met klagen
| |
[pagina 125]
| |
20[regelnummer]
Want dat u schade waar.
Ziet wat een liefde, wilt lezen,
Die ons nu God den Vader heeft bewezen
Dat wij Gods kinderen zijn;
Och vriendekens geprezen
25[regelnummer]
Laat blijken dit aan dijn.
Laat toch uw licht opgangenGa naar voetnoot26
Dat zij toch die daar naar dat recht verlangen
Uw goede werken zien;
Uw Vader prijs mag ontvangen,
30[regelnummer]
Vrienden, dit moet geschien.
Wij zijn Gods werk, geschapen
Tot goede werken, laat ons nu niet slapen
Om te wandelen daarin,
Mannen, vrouwen, maagden en knapen
35[regelnummer]
Elk in die roepinge zijn.
Gij mannen, hebt lief uw wijven
Behoorlijk na des Apostels schrijven
Regeert uw huizen net
Zachtmoedig zonder kijven;
40[regelnummer]
Daartoe zijt gij gezet.
Wie niet wel kan regeren,
Zijn huis voorstaan, vrienden, met goe manieren
Die heeft het geloof verzaakt.
Al over uw onnozele dierenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Gij vaders toch wel waakt.
Zijt onderdanig gij vrouwen
Uw mans als Sara, wilt dit wel aanschouwen,
Die haar man genoemd heeft Heer,
Haar dochteren zijt gij vol trouwen:
50[regelnummer]
Heersen is geen vrouwen eer.
Als zij haar wel aanstellen
Zo zijn z'haar mans eer, hoort Schrifts vertellen,
Die haar huizen wel acht slaan
Haar mannen daar niet om kwellen
55[regelnummer]
In die voet voort te gaan, gij hoort te gaan.
Gij vrouwen, wilt hier op zinnen,
Hebt lief uw mans, uw kinders wilt beminnen
VersiertGa naar voetnoot58 toch wel u huis
Laat u zorgvuldig winnen
| |
[pagina 126]
| |
60[regelnummer]
Zachtmoedig ende kuis.
Gij mannen, dees zijn te prijzen
Wilt haar behoorlijke eer bewijzen
Opdat uw gebed expertGa naar voetnoot63
Tot God dan mag oprijzen
65[regelnummer]
Ende niet behinderd werd.
Gij jeugd, strijd door Gods krachten
U herte wilt besnijdenGa naar voetnoot67 dag en nachten;
Op Timotheum ziet
Wiens jonkheid niemand en verachte
70[regelnummer]
Die lust der jonkheid vliedt.
Wij moeten alle te samen
Ons herte wel besnijden, wilt dit ramen,
Want ziet dat boze zaad
Heeft Adam ontvangen met namen
75[regelnummer]
Dat spruit in ons vroeg en laat.
Al is die eerste aarden
Geploegd en gezaaid met zaad van waarden
Dat onkruid spruit nog al;
Dat doet ons strijd aanvaarden
80[regelnummer]
Hier in dit aardse dal.
Laat ons toch kloekelijk wieden
Dat onkruid dat hier spruit tot allen tijden.
Elk proev' hem menigvoud.
Die gierigheid wilt toch mijden,
85[regelnummer]
Wat eeuwig is aanschouwt.
En wilt geen schatten vergaren
Op dezer aarden, naar Christus' verklaren,
Maar vergaderen uwen schat
HierbovenGa naar voetnoot89 zonder sparen.
90[regelnummer]
Die Schriftuur leert ons dat.
Wilt op die Schriftuur letten,
Neemt wel ter herten, wacht voor besmetten,
Houd rein uw bruiloftskleed
Wilt u niet ledig zetten,
95[regelnummer]
Want God haat onvruchtbaarheid.
Nu zijt den Heer bevolen.
Gij zijt zeer wel bezorgd, wilt niet dolen
Dankt daarvoor God den Heer
Die u niet en houden verholen
| |
[pagina 127]
| |
100[regelnummer]
Gods raad bidt toch voor haar.
Wilt mijn ook niet vergeten
Het is mij wel van nood, laat ik u weten,
Ik ben een vaatken krank
Vreest hem die hoog is gezeten
105[regelnummer]
Neemt dit slechtGa naar voetnoot105 vermaan in dank.
| |
2. Dat 71. liedeken.Met een wat uitdagend begin waarin ze zich excuseert voor de zotheid van haar gedicht, probeert Soetken kennelijk de jeugd voor zich te winnen: net als de bijbelse figuren Isaac en Tobias moeten zij zich gehoorzaam gedragen. De ‘zotheid’ (vs. 1) van de tekst zit niet in de boodschap maar in de voorbeelden van ruw gedrag van de jonge maatjes voor wie de tekst is bedoeld: ‘brooddronken’ geschreeuw en ‘rabauwen’ op de (bakstenen) stoep. De slotwens sluit aan bij de werkelijkheid: veel kinderen stierven jong. | |
Dat 71. liedeken
1[regelnummer]
Neemt mij wat zotheids in 't goede;
Ik wil beginnen een nieuwe lied.
Voor jonge maatjes, wilt dit bevroeden
Naar haarGa naar voetnoot4 verstand zo spreek ik, ziet.
5[regelnummer]
Zij moeten onderdanig wezen
Gehoorzaam zijn tot alder tijd
Als wij van Isaac en meer ander lezen -
Waar vindt men haarGa naar voetnoot8 brooddronken gekrijt?
Willen zij niet in die helle varen
10[regelnummer]
Zo moeten zij vrezen God alleen
Gehoorzaam zijn en leren garenGa naar voetnoot11
Ende niet rabauwen op die roo steen.
Zijn enigen zoon gink Tobias leren,
Vroeg, toen hij nog was een kind.
15[regelnummer]
Hij leerde hem die vreze des Heren.
Gij ouders dit toch wel verzint.
Gij kinderen laat u onderwijzen
Want een vroom kind zijn vader verblijdt,
Zijn moeder vertroost, het is te prijzen
20[regelnummer]
Gij jonge maatjes wie dat gij zijt.
Oorlof, hier mee wil ik het laten,
Die Heer laat u opwassen gelijk
In zijnder vreze, wilt dit vaten,
Of Hij hale u vroeg al in zijn rijk.
| |
[pagina 128]
| |
Bron |
|