Bacchus
(1665)–Jacobus Sceperus– AuteursrechtvrijDen Ouden, en huydendaegschen droncke-man. Ontdeckt uyt de heydensche historien; onderricht uyt de Heylige Schriften
Cap. XXXVI. Wat de Dronckaers behoorden te gedencken, om de Dronckenschap te vergeeten.GEdenckt aen dien Rijcken Dronckaer, Ga naar margenoot+ welcke ghepijnight door de vlamme des Vyers, niet een Drop Waeters bekoomen kon, tot verkoelinghe van sijn Tonge, welcke een so groot vermaecken in Suypen en Swelgen genoomen en genooten had, Luc: 16, v. 19, 24: Gedenckt, seg ick, hier aen, om in tijdts van Droncken-drincken afstant te doen. Ghedenckt hoe veele Arme, Ga naar margenoot+ Siecke, en Behoeftige menschen daer zijn, welcke snacken na een dronckjen Wijns, om haere verflaeude Herten te verquicken; Om u over het misbruyck van den Wijn te leeren schaemen. Ga naar margenoot+ Gedenckt aen dien droevigen Drinck-beecker van Godts Toorn, welcke den Soone Gods gedroncken heeft in Gethsemane, om ons van den Toorn Gods over onse Sonden te verlossen; Matth: 26: v. 39, 42; welcken Drinck-beecker te drincken hem soo Suer en Banghe viel, dat sijn Sweet wiert gelijck groote Druppelen bloets, van sijn gebenedijde Aengesicht neder-biggelende op de Aerde, Luc: 22, v. 42, 44. Gedenckt, hoe hy hangende | |
[pagina 193]
| |
aen den Cruyce, om te boeten en betaelen voor de Dronckenschap aller boetveerdighen Dronckaeren, ghedrenckt is geworden met Edick, Matth: 27, v. 48; Marc: 15, v. 36: Luc: 23, v. 36: Joh: 19, v. 29: Op dat ghy, u bekeerende van Dronckenschap, aen Godts Genaede en Barmhertigheydt niet en soudt vertwijffelen. |
|