Bacchus
(1665)–Jacobus Sceperus– AuteursrechtvrijDen Ouden, en huydendaegschen droncke-man. Ontdeckt uyt de heydensche historien; onderricht uyt de Heylige Schriften
Cap. XXVIII. Dat de Dronckenschap onder den Cleynen en geringen Luyden veroorsaeckt veelerhande Gekijf, Gevecht, Dootslach, en Moorderye: Maer onder den Grooten en Machtigen een Oorsaeck is van noch grooter Onheyl.ISidorus Pelusiota, Lib: 1, Epist: 279, Ga naar margenoot+ schrijvende aen eenen Clearchus, seyt, De Dronckenschap is een Oorsaeck van so veele Sonden, dat hy, die een Aenhoorder is geweest van de Verborgentheeden des Hemelschen Paradijs, de Dronckenschap ghestelt heeft buyten Godts Coninckrijck. Weshalven moeten wy deese swaere Sieckte niet licht achten. | |
[pagina 157]
| |
Dat de Dronckenschap een Oorsaeck van veele Sonden is, Ga naar margenoot+ blijckt oock onder anderen daer uyt, om dat uyt deselve ontstaen meenigherhande Twisten, Krackeelen, en Gekijff. Waer zijn Kijvagien? Salomon antwoort Prov: 23, v. 29, Daer men by den Wijn sit. Oock seyt Syrach Cap: 31, verss. 33, 34. Veel Wijn ghedroncken, Veroorsaeckt Bitterheydt der Ziele, door Twistinge en Ongeval. De Dronckenschap des onwijsen Vermeerdert sijne Gramschap tot aenstoot; verminderdt Sterckte, ende brenght Wonden. De Ervarentheyt leert ghenoeghsaem, Ga naar margenoot+ dat de Dronckenschap een Oorsaeck van veel Gekijf ende Krackeel is: Onnoodig 'tselve in het breede te bewijsen. Doch het blijft veeltijdts onder de Dronckene by het Gekijf niet; maer het komt van Kyven tot Vechten, van Vechten tot Quetsen, en van Quetsen tot Dooden. Wonden sonder oorsaecke vintmen in de Drinck-gelaegen, onder de Dronckene, Prov: 23, vers 29: en meest alle Doot-slaegen en Man-slachtinghen gheschieden onder den Dronck van en aen Dronckenen onder den anderen. Die Dienstknecht welckers Heere vertoefde te koomen, begon te eeten en te drincken met de Dronckaers, en sijne Meede-Dienstknechten te slaen, Matth: 24, 48, 49. Luc: 12, 45: Want de Dronckenschap voert tot Vechten aen. Augustinus Lib:1, Sermon: ad Frat: in Herem: Serm: 33, verhaelt, Ga naar margenoot+ Hoe de Soon van een Aensienlijck Burgher in Hippon, ghenaemt Cyrillus, vol en droncken zijnde, sijn eygen Vaeder wreedelijck omgebracht, sijn eygen Moeder, swanger zijnde, verkracht; en een sijner Susteren ghesocht heeft te Schoffieren; twee der selver doodelijck hebbende Verwondet. Heeft niet hier ter Steede een Man, Droncken zijnde, Ga naar margenoot+ sijn eygen Vrouwe met een Mes doodelijcken gequetst; en sich selven seer wreedelijck het Herte af- | |
[pagina 158]
| |
gesteecken? Heeft niet een Soon, Ga naar margenoot+ droncken zijnde, sijn eygenen dronckenen Vaeder door-steecken; en is door Handen van de Iustitie daer over gedoot geworden? Behalven dat oock in korten tijdt, Ga naar margenoot+ verscheyden Doot-slaegen van, ende aen Dronckenen, in haere Drinckgelaegen, zijn begaen geworden. Het gaet ten huydigen daege onder de Dronckaers, ghelijck Philo Iudaeus Lib: de Vitâ Contemplativâ verhaelt: Ga naar margenoot+ Het gemeene Volck (seydt hy) hebbende haer selven Vol gedroncken, en alle Besey en Reeden uyt haer verbannen, stelt sich aen gelijck de dolle Honden; niet ofse Wijn, maer ofse een Dranck van Dulligheyt gedroncken hadden. Sy vlieghen malkanderen aen, byten, krabben, Slaen, schenden Neus en Ooren, Handen, en andere Deelen van het Lichaem; Vechten en Pluyckhayren met haere Neeven en goe Bekenden, met dewelcke sy gegeeten en gedroncken hebben; Snyen en Kerven in het hondert, eeven als ofse waeren in een Scherm-School, waer in yeder sijn best doet om sijn Parthy met Tas-haecken en ander Scherm-tuych af te smeeren: Slaende, en wordende geslaegen; Quetsende, en wordende gequetst; zijnde gesont, goede Maets, en Vrienden ghekomen te saemen; en scheydende als Vyanden, ghequetst en verminckt van den anderen; De een gaende na den Schout; een ander na den Richter; een ander na den Rechts-geleerden; een ander na den Medicijn-meester, om Wraeck, om Voorspraeck, en Geneesinge. Maer hoewel de Dronckenschap een Oorsaeck van veel quaet is onder den gemeenen en geringen Luyden, Ga naar margenoot+ soo is doch de Dronckenschap in den Grooten noch veel schaedelijcker voor het gemeene Beste. Den Viervorst Herodes, beschoncken en bestooven zijnde van den Wijn op sijn Gheboorten-dagh, spreeckt een los en onbedacht woort; en om het selve woort niet te krencken, Ga naar margenoot+ geeft hy last om te onthoofden Joannem den Dooper, beroovende de | |
[pagina 159]
| |
Kercke Gods van een soo voortreffelijck Leeraer, Matth: 14, verss. 6, 7, 9. Alexander de Groote, Ga naar margenoot+ droncken en vol van Wijn, doorsteeckt met eygen hant sijnen getrouwen Vriendt en Dienaer Clitum, Curt: Lib: 8. Op aenraedinge van een dronckene Hoere, heeft Alexander (selfs met sijne by-hebbende Oversten droncken zijnde) in brant doen steecken, en met eygen handen helpen in Brandt steecken, de Konincklijcke Stadt Persipolis, maeckende deselve tot een Asschen-hoop, Curt: Lib: 5. |
|