Pim Wiersinga
Een Arubaanse vader die zich beroemt op zijn Indiaanse wortels, die alles wat in zijn leven verkeerd gaat aan de macamba's wijt en intussen zijn leven verboemelt met domino en drank: ‘We stammen af van de indianen, we buigen voor niemand het hoofd.’ Een moeder die met de noorderzon uit huis verdwijnt, die nog even als prostituee gesignaleerd wordt en die vervolgens in Toronto met een nieuwe man een nieuw leven begonnen lijkt. Een dochter die als enigst kind het bij deze mensen in de armoedige Bakalaosteeg niet kan uithouden, en die bij haar Nederlandse vriendinnetje de deur niet binnenkomt. De vader van haar macamba-vriendin Elvira Klaverkoning beredeneert zijn discriminatie aldus: ‘zwartjes komen er bij ons niet in, meisje. Dat moet je niet persoonlijk opvatten, het is een leefregel. Ik eerbiedig jullie leefregels ook, kijk, en dat wordt meestal vergeten. (...) Wij houden ons bij onze soort. Net als jullie.’ Daar staat de Arubaanse Indiaan - als zwarte afgeschilderd door een macamba! Het is op dat moment nog jaren vijftig in het verhaal. De tropenzomer (2000) waaraan de roman van Pim Wiersinga zijn titel ontleent, zal die van begin jaren zestig zijn. Pim Wiersinga (1954) woonde in de jaren zestig als zoon van dominee Wiersinga enkele jaren op Curaçao en bezocht het eiland ter voorbereiding van Tropenzomer, dat inmiddels zijn derde roman is.
Dochter Myra de Miranda kan gelukkig zo goed leren dat ze op het Vasco da Gama College op Curaçao haar gymnasiumdiploma met negens en tienen haalt, waarna ze vervolgens even weer thuiskomt op Aruba. Maar ze mag van vader niet verder studeren in het buitenland omdat ze het huishouden moet doen, nu moeder er vandoor is. De vader verscheurt haar diploma als Myra probeert toch een studieplek in Nederland te krijgen. Zo heeft hij haar altijd bij de hand als goedkope hulp in zijn door drank- en dominospel uit de hand gelopen huishouding: ‘Alles maar dan ook alles waar mijn vader zich op liet voorstaan, schreef hij toe aan zijn indiaans bloed; en van alles wat tegenzat kregen de blanken de schuld: in mijn vaders tyrannieke denkwereld waren individuele mensen die toevallig een lichtere kleur huid hadden afgezanten en zetbazen van één vijand: de makamba.’
De dochter besluit wat er van het ouderlijk huiselijk leven rest, de rug toe te keren en andermaal naar Curaçao te vertrekken, waar ze wel zal zien wat haar te wachten staat en wat ze daar alsnog van haar jonge leven van nog geen twintig kan maken. Tropenzomer lijkt een klassiek drama over familie en mislukt menselijk contact. Myra de Miranda is het product van een kapotgeslagen gezin. Ze gaat op Curaçao niet terug naar haar tante Patricia de Miranda-Romeyn bij wie ze tijdens haar middelbare-schooljaren verbleef, maar neemt moederziel alleen haar intrek in een relatief luxe hotel, waar haar moeizaam vergaarde spaarcenten in hoog tempo zullen opraken: ‘Ik had geen bescherming nodig, het was goed dat ik vertrok en op mezelf ging wonen, ver van het eiland, ver van de steeg.’
Maar eer de spaarcenten op zijn, ontmoet de voormalige Assepoester haar Sprookjes-prins in de persoon van de stinkend rijke, in een groot landhuis wonende Jonathan Wittekind, die haar gastvrij in zijn enorme huis opneemt. In een klap lijkt Arubaanse Myra uit de zorgen. Over het huis ligt weliswaar de schaduw van de stervende patriarch Simon Wittekind, wiens begrafenis in het derde deel omstandig beschreven zal worden, maar Myra raakt intussen bedeeld met alle luxe die haar hart begeren kan.
De vier jaar oudere Jonathan blijkt homo-seksueel en de relatie tussen Myra en hem is en blijft derhalve moeizaam: ‘Eenzaamheid bracht ons samen; eenzaamheid zou ons uit elkaar drijven, en tussen die twee punten in ligt op zijn best kortstondig genot.’ Myra is in haar seksleven weinig kieskeurig. Ze gaat een relatie aan met de bloedmooie schooljongen Alicio Hooijer, die door mannen en vrouwen beiden niet met rust gelaten wordt - zeker ook niet door Jonathan. Als dan bovendien de homoseksuele oud-leraar Grieks en Nederlands Frits Baukema (met au wel te verstaan) op de proppen komt, op wie ieder schoolmeisje smoor was, blijken de complicaties compleet.
Myra wil niet in het herenhuis blijven, maar verhuist naar een door Jonathan betaald woninkje op Saliña. Ze wil echter naar haar moeder in Toronto. Maar daar is veel geld voor nodig. Meer dan ze nu bijeen kan krijgen. Nadat de sollicitatie bij de krant Beursberichten is mislukt, komt ze uiteindelijk in Kas Triste - Campo Alegre - terecht. Daar ontmoet ze een vriendin in de persoon van de Peruaanse Marionela, die ook al weer geen complete vriendin blijkt te zijn.
Het eind van het verhaal suggereert een terugkeer naar de Davelaarweg, naar het grote huis van Jonathan Wittekind en diens uitgebreide familie en gedienstige personeelsschare.
Tussen de vijf bedrijven door heeft Myra kans gezien Flauberts roman Mevrouw Bovary te lezen en met ex-docent Frits Baukema de film ‘Amour sans famille’ te aanschouwen. Myra wijst Emma Bovary af, maar weet dat zij evenals Emma Bovary uit de haar benauwende levenssleur wil breken: ‘Een snol die zich met meisjesdromen op de been hield; van mijlenver zag je aankomen hoe de schrijver haar met de precisie van een uurwerkmaker naar de ondergang schreef. Sluimerend mededogen sloeg om in leedvermaak. Net goed, dom wijf! Maar Emma's onuitstaanbaar gedrag sloeg terug op mijzelf. Ik was geen haar beter dan zij.’
In een op 3 augustus 1996 in het Caribische Algemeen Dagblad gepubliceerd interview van Aart G. Broek met schrijver Pim Wiersinga zei deze dat zijn geplande roman zeker geen doorsnee Caribisch-Nederlandse roman zou worden: ‘Je zult mijn werk niet kunnen onderbrengen bij de oppervlakkige passantenliteratuur.’ Maar toch is Curaçao - en zeker Aruba - nooit meer dan een vaag en weinig karakteristiek decor waartegen de familie- en relatieperikelen zich afspelen. In hetzelfde interview maakt Pim Wiersinga ook nog bekend dat zijn roman Tropenzomer het eerste deel van een geplande Curaçaose trilogie is. Er zijn inderdaad nogal wat losse eindjes waarmee de auteur verder kan. Zo krijgt Myra een schrijfmachine cadeau waarop ze in deze roman nog geen letter heeft getypt bij wijze van spreken. Zo krijgt ze het baantje bij de krant tegen het einde tóch. Zo wil ze nog steeds naar Toronto om haar moeder op te zoeken. Het is niet waarschijnlijk dat ze nog eens naar Aruba terug zal gaan, want van dat eiland en haar altijd dronken autoritaire vader, daar heeft ze kennelijk compleet genoeg van.
De tekst op de achterflap meldt dat Tropenzomer zich afspeelt in de exotische sfeer van een neo-koloniale wereld - met alle implicaties vandien. Dat is een slag in de lucht. De achterflap meldt ook nog dat de Algemeen-Dagblad-recensent de schrijver Pim Wiersinga in de traditie van Louis Couperus en Simon Vestdijk plaatst. Maar hun sfeer verschilt compleet van Tropenzomer. Als er vergeleken moet worden, zou dat beter met Leon de Winter's Vatersuche-roman Zionoco kunnen zijn.