1994
Drie auteursbiografieën
Cola Debrot
Hugo Pos
Astrid H. Roemer
In 1985 werd er in het Letterkundig Museum in Den Haag en in de bibliotheken op de Nederlandse Antillen een tentoonstelling aan de Antilliaanse medicus-politicus-schrijver Cola Debrot (1902-1981) gewijd, in januari 1986 gevolgd door een vierdaags symposium. J.J. Oversteegen was een van de deelnemers. Hij was immers mede-redacteur van het zevendelige Verzamelde Werk van Cola Debrot, waarvan hij de delen 2 met de poëzie van Debrot, deel 5 met artikelen over literatuur en deel 6 met alle betogende teksten bezorgde door middel van aantekeningen en uitvoerige verantwoordingen, maar vooral met zijn dikke tweedelige biografie van Cola Debrot, In het schuim van grauwe wolken; Het leven van Cola Debrot tot 1948 (1994) en Gemunt op wederkeer; Het leven van Cola Debrot vanaf 1948 (1994).
In 1987 opende J.J. Oversteegen als hoogleraar Algemene Literatuurwetenschap het academische jaar van de Utrechtse letterenfaculteit met een college De schrijversbiografie; een onmogelijk genre. Uit zijn rede wordt het waarom van het ‘onmogelijke’ duidelijk. De schrijversbiografie vraagt namelijk aandacht voor mens en oeuvre, ze is geschiedschrijving, essay én roman. En dat is bij elkaar genomen een zo zware eis dat ze nauwelijks realiseerbaar lijkt. Op het moment van die rede was Oversteegen al ongeveer drie jaar bezig een biografie aan de Antilliaanse jurist, arts, cultuurbevorderaar, politicus, staatsman en schrijver Mr N. (Cola) Debrot (1902-1981) te wijden, een werk waaraan hij vervolgens als vutter nog jaren zou besteden. Hij deed het uit vriendschap voor de persoon Debrot én uit waardering voor diens literaire en culturele werk.
Een biografie wordt achteraf geschreven als het leven van de beschreven persoon afgesloten is, vanuit een totaalvisie op die persoon, vanuit en door studie, met behulp van materiaalverzameling door middel van een uit bronnen en gesprekken langzaam en moeizaam verworven totaalbeeld. Dan zet een biograaf zich tot schrijven en doet alsof hij met het leven meeschrijft - maar steeds weet de biograaf wat er later zal gebeuren en plaatst hij zijn verhaal onontkoombaar in dat perspectief. De lezer, die niet op de hoogte is, leeft mee en weet nog niet wat er later zal gebeuren. Dat roept spanning op die de biograaf moet verzoenen: ‘Het leven is misschien niet werkelijk een eenheid, maar de levensbeschrijving wel, om twee redenen: het is een neerslag van de unificerende waarneming, en het is een tekst. Ik heb mij een voorstelling gevormd van Debrots persoonlijkheid en ik neem vooral die feiten waar die dit beeld bevestigen. Een biografie is een gedachtewisseling, met de lezer maar ook met het personage, over de vraag hoe het leven in elkaar zit, een levensbeschouwelijke discussie dus. Voor mij is dat de belangrijkste reden waarom Debrot zo'n ideaal object is voor een levensbeschrijving.’ In het voorwoord van het tweede deel van de biografie zelf voegt Oversteegen toe: ‘Het gevoel dat het voor mij persoonlijk zinvol was, mijn kijk op het leven vast te leggen langs de weg van een zo exact mogelijke beschrijving van de wijze waarop iemand die ik bewonder en waarvan ik houd, vorm heeft gegeven aan het zijne.’ Bovendien waren hij en zijn vrouw al sinds 1955 met de Debrots bevriend. Voor iemand die de schrijversbiografie zodanig opvat is het misschien literair-wetenschappelijk gezien wel een onmogelijk genre, maar wordt het menselijk gezien een zeer zinvolle bezigheid.
De practicus-pragmaticus won het gelukkig van de theoreticus. Oversteegen schreef een monumentale biografie in twee delen die de (te) bescheiden ondertitel voert ‘het leven van Cola Debrot’ maar ook en beter had kunnen luiden ‘leven, werken en tijd’ van Cola Debrot, omdat getrouw aan het theoretische uitgangspunt alle drie aspecten diepgaande aandacht krijgen. Ze ontleent een drievoudig belang aan de aftastende geschiedschrijving van de mens Cola Debrot en zijn vrouw, de Amerikaanse danseres Estelle Reed en op de achtergrond hun dochter Jane Marie, en de talrijke Nederlandse, Europese en Antilliaanse vrienden en kunstbroeders; aan de essayistische analyse, interpretatie van het literaire werk, de receptie daarvan en vooral en heel bijzonder aan de evocatie van de sociaal-culturele ontwikkeling in Nederland en van Curaçao als decor waartegen hij het beschreven leven en werk afzet. Bovendien slaagt Oversteegen erin het hele werk door een constante toonzetting te handhaven die de achthonderd bladzijden doen lezen als een roman.
Deze biografie biedt via de persoon Debrot een prachtig tijdsbeeld van het Nederlandse kunstleven en de kunstopvattingen van de jaren tussen de twee wereldoorlogen, waarvan Oversteegen wegens zijn dissertatie Vorm of vent (1969) als geen ander uitstekend op de hoogte was. Ze biedt bovendien een beeld van Curaçao in een belangrijke periode van kolonie tot de autonomie. Het leven en werk van Cola Debrot zijn van belang voor de Europese én de Antilliaanse lezer. Als Cola Debrot in 1948 naar de Nederlandse Antillen terugkeert, speelt hij van meet af aan een cruciale rol in de culturele tak van de dekolonisatie en de autonomie die dan ter discussie staan. Hij is het die zorgt voor de formulering van en die gestalte geeft aan een eigen Antilliaanse cultuurleven. Hij gaat al snel in de politiek, waar het hoogtepunt van zijn carrière het gouverneurschap wordt in de voor de Nederlandse Antillen zo belangrijke en onrustige jaren zestig, die uitlopen op de grote brand en het oproer van ‘Dertig mei 1969’. In feite de interne dekolonisatie en democratisering voor Curaçao.
Cola Debrot werd op 4 mei 1902 op Bonaire geboren uit een Bonaireaanse vader - die afstamde van een protestantse Frans-Zwitserse militair die zich aan het einde van de achttiende eeuw op Bonaire vestigde - en een moeder van een uit Venezuela afkomstige Rooms-Katholieke familie van gemengd Frans-Spaanse origine. Er zit dus Europees bloed in Debrots aderen, maar hij was geen Europeaan zoals men nog wel eens geneigd is te denken. Zijn familie behoort tot het oude Bonaireaanse patriciaat. Toen de jonge Cola twee jaar oud was verhuisde het gezin naar het hoofdeiland Curaçao, waar Cola op de Openbare Hendrikschool en het beroemde Rooms-Katholieke Sint Thomas College les kreeg. Na een verblijf bij familie in Caracas vertrok Cola midden in de Eerste Wereldoorlog naar Nederland, waar hij in Nijmegen zijn middelbare school afmaakte. Vervolgens studeerde hij rechten in Utrecht en medicijnen in Amsterdam. Intussen had hij veel en langdurig in Europa gereisd en zijn vrouw, de Amerikaanse prima ballerina Estelle Debrot leren kennen. Na een huisartsenpraktijk in Amsterdam vertrok het gezin Debrot in 1948 naar de Antillen, waar Debrot eveneens een huisartsenpraktijk opende, maar al gauw geheel in het politieke leven ondergedompeld werd. Na diverse politieke functies op de Antillen en in Nederland, werd hij in 1962 (op zestigjarige leeftijd) de eerste Antilliaanse gouverneur - een functie die hij tot na de uitbarsting van ‘Dertig mei 1969’ vervulde, waarna hij zijn laatste levensjaren in het Rosa Spier huis in Laren doorbracht.
Dit zijn enkele uiterlijke levensfeiten. De biograaf gaat het voornamelijk om innerlijke drijfveren. Dan leren we Cola Debrot kennen als kosmopoliet of universalist, die thuis is in vele talen en culturen. Spaans is zijn moedertaal, Papiamento de taal van zijn vader en Nederlands is de onderwijstaal. Verder krijgt hij op school de normale bagage aan vreemde talen, maar Engels is de taal van zijn vrouw en wordt de nieuwe thuistaal, Frans leest hij veel en spreekt hij goed. Debrot verkeert veel en graag in Parijs en is zeer bevriend met Céline. Hij heeft verschillende culturen geheel geïnternaliseerd. Hij is wegens geboorte en opvoeding vertrouwd met de Antilliaanse, maar hij heeft zich de Europese cultuur geheel eigen gemaakt. In de jaren dertig werkt Debrot mee aan het tijdschrift Forum, waarin hij onder meer het klassiek geworden Mijn zuster de negerin publiceert. In 1940 behoort hij tot de oprichters en is hij theoretisch woordvoerder van Criterium. Hij publiceert in de jaren veertig nog enkele poëziebundels, een novelle en de dikke roman Bewolkt bestaan. Met dat werk kan hij zich rekenen tot de bekende literatoren in Nederland. Zodra hij terug is op Curaçao werpt hij zich in de organisatie van het culturele leven en propageert hij de culturele zelfwerkzaamheid als noodzakelijk tegenwicht tegen het dan net opgerichte Nederlandse Sticusa. Hij is degene die zich als een van de eersten rekenschap geeft van wat de Antillen op literair gebied hebben voortgebracht. Door middel van talrijke lezingen en artikelen van diverse omvang zoekt hij naar het karakteristieke van een eigen Antilliaanse literatuur.
‘Cola Debrot is zich steeds sterk bewust geweest, deel uit te maken van een wereld die uit innerlijke tegenstellingen bestaat. Hij was vooral daarin Antilliaan, dat hij de cultuurmenging, de creolisering, waarvan hij maatschappelijk gesproken het produkt was, als een persoonlijke erfenis heeft aanvaard,’ aldus Oversteegen in het Voorwoord van het tweede deel. Deze culturele veelzijdigheid laat zich het best symboliseren met Debrots geliefde metafoor van het kristal: ‘Mijn eenheid der verscheidenheden is niet die van de bol, waarin de verscheidenheden in de eenheid worden opgeheven, maar die van het kristal, waarin de verscheidenheden elkaars schoonheid weerkaatsen en onzegbaar verhoogen.’ (Geciteerd uit deel 1, pagina 330-331) Biograaf J.J. Oversteegen is in die geest van Cola Debrot zelf zó te werk gegaan dat hij de vele facetten laat schitteren die Debrots beschreven leven rijk is. De actualiteit en het belang van Cola Debrots visie wordt steeds duidelijker nu elk land en elk individu door de mondialisering steeds meer multiculturele invloeden ondergaat en verwerkt.