1973
Wij hebben liefde nodig
Frank Martinus Arion
‘Wat ik het liefst wil is een Carabisch schrijver zijn’ (Frank Martinus Arion)
Toen de dertigste mei 1969 op Curaçao een aanvankelijk als protest begonnen arbeidersstaking in plundering en brandstichting ontaardde, ging een groot gedeelte van Willemstad in vlammen op. Er heerste totale verwarring, zowel bij de bestuurders als de bevolking, die geen van alle op een dergelijke uitbarsting voorbereid waren. Toen ook het bisschoppelijk paleis een prooi van de vlammen dreigde te worden, redde Frank Martinus Arion uit de daar ondergebrachte unieke bibliotheek een groot aantal zeldzame werken die hij eigenhandig in een zware kist bijeengepropt in de dichtstbijzijnde pastorie in veiligheid bracht.
Dit pregnante beeld van een auteur die temidden van chaos en ontreddering aan de cultuur voorrang geeft, is tekenend voor de houding van Frank Martinus Arion, die op dat moment bezig was met een uitvoerige bibliografie van het Papiamentu, die op het punt stond een eigen kritisch, anti-koloniaal tijdschrift Ruku te starten, en die op dat moment ook al (een voorlopige versie van) zijn eerste grote roman Dubbelspel op papier had staan.
Als de Antilliaanse Neerlandicus-auteur uiteindelijk in 1973 een uitgever gevonden heeft en de definitieve versie van zijn Curaçaose roman Dubbelspel in het Nederlands publiceert, is dat niet zijn eerste werk, noch is deze roman de eerste of laatste vertegenwoordiger van de Nederlands-Caribische literatuur. Maar hij betekent wel een van de hoogtepunten daarin, net verschenen op een cultureel breukvlak, veroorzaakt door de revolutie van 30 mei 1969.
Dubbelspel kreeg een jaar na verschijnen de Van der Hoogtprijs. De jury besloot haar rapport met de argumentatie: ‘De ingenieuze opzet van Dubbelspel en de verteltrant zijn waarschijnlijk meer geïnspireerd door de Latijns-Amerikaanse dan door de Nederlandse literatuur. Binnen onze letterkunde is Dubbelspel, juist daardoor misschien, een voortreffelijke prestatie en een bekroning ten volle waard.’ Andere critici als Jos de Roo (1980) en Aart G. Broek (1986) beschouwden de roman vanuit Caribisch perspectief. Het spanningsveld van enerzijds Nederlandse taal en Latijnsamerikaanse en Caribische cultuur anderzijds, lijkt het uitgangspunt bij uitstek om Dubbelspel te analyseren en te interpreteren.
Frank Martinus Arion gaat in Dubbelspel niet minder dan drie uiteenlopende uitdagingen met zijn lezers aan. Dat is allereerst een literaire. In feite telt Dubbelspel niet slechts één, maar niet minder dan zes hoofdrolspelers: vier mannen en twee vrouwen, allemaal verenigd rond een domino-match. Elk van deze personages bevindt zich op een cruciaal levensmoment, dat wordt in de opening al door de verteller duidelijk gemaakt, maar dat blijkt achteraf nog veel meer waar te zijn dan oorspronkelijk door de lezer vermoed kon worden.
Nadat de in het eerste deel uitvoerig beschreven voorbereidingen door elk van de spelers zijn getroffen, neemt het beschreven spel zelf al snel de vorm van een klassiek drama aan. Frank Martinus Arion heeft zelf in interviews meermalen gezegd dat hij bekende procédés hanteert om daarna de burger-lezer met nieuwe inzichten te bombarderen. Zonder moeite herkennen we de ons zo vertrouwde drie eenheden van plaats, tijd en handeling, ontdekken we vijf bedrijven - die zich van de morgen en de ochtend, via de middag en de schemering tot de echte schemering en de naspelen ontwikkelen. Vanaf het begin is er een traditionele alwetende verteller, aan het einde duikt plotseling de romantische manuscriptfictie op. Het moge duidelijk zijn dat de verteller voor de vorm van zijn verhaal rijkelijk putte uit de Europese romantraditie.
Maar inhoudelijk verloopt het ‘drama’ toch anders. Doordat de auteur niet één, maar zes hoofdpersonages koos, gaan aan het einde weliswaar personages ten onder - zoals het immers in een drama ‘hoort’ - verdwijnen andere geruisloos, maar heeft de verteller vooral de mogelijkheid de eigenlijke hoofdpersonen een positieve rol te geven. Deze gaan niet ‘dramatisch’ ten onder maar brengen hoop door middel van een in het laatste deel beschreven einde dat nieuwe mogelijkheden biedt. Nu is dat slot het minst overtuigende deel van het verhaal, wat misschien vooral veroorzaakt werd doordat de uitgever het verhaal met vijftig pagina's inkortte, zodat de ‘naspelen’ wel erg fragmentarisch gebleven zijn. Desondanks zijn deze ‘naspelen’ voor de auteur essentieel. Hoe hoog Frank Martinus Arion zelf deze ‘brandende kwestie’ van het roman-einde zit, bleek wel uit zijn in 1986 voor de S.L.A.A. gehouden lezing, waarin hij de noodzaak voor de Derde-Wereld auteur om tot een voor de lezer hoopvol en positief einde te komen aantoonde, een standpunt dat hij daarna nog diverse keren herhaalde. In Dubbelspel is het dominospel de aanleiding voor een psychologisch portret van eilandelijke personages, waarover de auteur eens zei: ik heb niet de pretentie rechtstreeks voor de arbeider te schrijven, maar ik wil wel de arbeider beschrijven.
Een tweede uitdaging is het portretteren van de gewone, alledaagse Curaçaoenaar en diens ideeënwereld. Van de vier aan de dominotafel verenigden, zijn er twee getrouwd, de twee andere hebben een verhouding met deze vrouwen, omdat de twee mannen hen niet voldoende echte liefde zouden geven. Waar Nora als echtgenote van de zijn inkomsten verkwistende taxi-chauffeur Boeboe Fiel uit economische noodzaak tot overspel met de Sabaan Chamon Nicolas komt, is het Solema als vrouw van de tamelijk welgestelde deurwaarder Manchi Sanantonio voornamelijk om haar eigen plezier en uit minachting tegenover haar man begonnen, als ze naar Janchi Pau toegaat. Dubbelspel is opgedragen ‘aan vrouwen met moed’, en het is vooral Solema die deze moed toont en die de draagster van het positieve einde van het verhaal wordt door samen met Janchi Pau ‘nieuwe hoop’ te brengen. Liefde doet aan een eigen toekomst bouwen.
De derde en laatste uitdaging betreft de politieke dimensie. Het beschreven dominospel is mede aanleiding tot een uitgebreide beschouwing van de Curaçaose politieke en maatschappelijk situatie. In negatieve zin verwoorden de personages een fel protest tegen de op het eiland economisch dominerende vreemdelingen in het algemeen en de Nederlandse kolonisators in het bijzonder. Hiermee past Dubbelspel volledig in de tijdgeest rond de dertigste mei 1969. Maar het is veel meer, omdat het in positieve zin pleit voor het eigene. Met andere woorden: we hebben liefde nodig voor wat van ons is. Dat blijkt nu op politiek niveau uit het positief waarderen van eigen economische mogelijkheden en organisatievormen. Men heeft wel eens geprobeerd de roman ook vanuit actuele partijpolitieke standpunten te lezen, maar dat lijkt me een te grote, want nooit bedoelde krachttoer.
Een van de hoofdpersonages en ideeëndragers uit Dubbelspel, Janchi Pau, karakteriseert dit essentiële gevoel tegen zijn vrouwelijke tegenhanger Solema, ‘Omdat hij van haar hield, gaf hij ineens meer om dit land... Dan was het, het kon logisch niet anders, niet onderwijs dat dit land nodig had, maar liefde! Dit gevoel, dat hij had. Want met dit gevoel kon je dingen doen. Je kon er dieren mee houden en je kon er planten mee doen groeien. Je kon er een huis mee afmaken... Hij formuleerde het langzaam voor zichzelf: “We hebben liefde nodig. We moeten meer van dit land gaan houden en meer van onze vrouwen.”’ (178) In dit romanfragment komen een aantal voor Frank Martinus Arion essentiële zaken samen: de centrale rol van de vrouw in de Caribische maatschappij, de liefde voor dat wat van je zelf is, handelen vanuit een evenwicht tussen ratio en emotie, onderwijs en kinderen. Janchi Pau en Solema breken uit de traditie en kiezen een nonconformistische toekomst op basis van een zelfgewonnen integriteit.
De roman Dubbelspel speelt op een derde zondag in november in het begin van de jaren zeventig. Er wordt kritisch op het oproer van 30 mei 1969 gereageerd. Na 30 mei 1969 is het eiland nog triester geworden omdat uiteindelijk politiek toch alles bij het oude gebleven is (136). De enige waarde van het oproer was dat de vreemdelingen nu gezien hebben dat de bevolking niet alles klakkeloos accepteert (171). Overigens was 30 mei maar een wilde drink- en brandpartij, wordt gezegd. (177) Dit standpunt is begrijpelijk omdat Dubbelspel juist wil opbouwen in plaats van afbreken. Eén van de belangrijke motieven in de roman is het bouw-motief, gesymboliseerd in de huizen van de vier hoofdpersonen.
Het negatieve van het streven naar eigenheid uit zich in afkeer van de vreemdelingen die de volle macht willen behouden (p. 244) en die tengevolge daarvan dan ook van alles wat fout gaat de schuld krijgen (p. 158). Nederlanders worden door Janchi, de hoofdpersoon die de positief leidende rol in het verhaal krijgt toebedeeld ‘apen, barbaren, onderontwikkelenden en onbeschaafden’ genoemd - een gedachte die Frank Martinus Arion in zijn tijdschrift Ruku (1969-1971) eveneens verwoordde. Nora zet zich af tegen de mensen van de Bovenwindse eilanden (346) en heeft een hekel aan alles wat blank is omdat zij alle ellende van eenvoudige mensen als zij aan deze blanken wijt. (259). Maar daarnaast krijgt met name de onproductieve Curaçaoenaar er ook flink van langs. De kritiek op Europa en de Westerse cultuur gaat gepaard met de positieve beoordeling van Afrika. (62 en 365)
Voor Frank Martinus is literatuur niet los te zien van haar maatschappelijke functie, die er een van bevrijding is: ‘Het is met de literatuur gesteld als met alle andere domeinen van het leven: ze is gebonden aan sekse, ras, klasse, godsdienst en natie. De meeste schrijvers leggen zichzelf dan ook een grote zelfcensuur op... doordat ze er niet toe komen, genoemde vooroordelen, die hun denkvrijheid beperken, op koele wijze aan een analyse te onderwerpen, om zodoende uit de gevangenis van hun geboorte te breken en werkelijk universele mensen te worden... Tot deze groep horen zeker schrijvers als Erasmus, Luther, De las Casas, Galileo Galilei, Giordano Bruno, Baruch de Spinoza, Emile Zola, Pablo Neruda, Solsjenitsjin, Gabriel García Marquéz, Sole Woyinka, Salman Rushdie en... Multatuli.’ (Amigoe 29 VI 1991) Literatuur is nooit doel op zich, maar veeleer een inspiratiebron voor handelen. Met name in de jaren na de publicatie van Dubbelspel, benadrukt Martinus het verband tussen schrijven en politiek, met het accent op de burger die hij wil veranderen en de taal van de onderliggende groepen waarbij hij wil aansluiten: ‘De bedoeling van “Dubbelspel” was kennis-overdracht. Ik wilde laten zien dat een Antilliaan een mens is met blijdschap en verdriet. “Dubbelspel” bevat een politieke boodschap, maar literatuur is geen rechtstreekse politieke activiteit, het is ook vermaak en het vereist een bepaalde training.’ (Amigoe 22 II 1980)
Zowel in de Nederlandse Antillen als in Suriname was 1973 een cruciaal jaar. De zes eilanden van de Nederlandse Antillen dreigden uit elkaar te vallen - Aruba's afscheiding die uit zou lopen op de op 1 januari 1986 bereikte status aparte begon in dat jaar echt gestalte te krijgen. Suriname vierde de honderdjarige Hindoestaanse immigratie en kende de misschien wel grootste staking uit zijn geschiedenis, die het startsein zou blijken voor de onafhankelijkheid in 1975. De scheidingslijnen tussen de bevolkingsgroepen brachten de grote trek naar Nederland op gang. Beperkte de nestor van de Surinaamse literatuur Albert Helman zich in de jaren zeventig vooral tot het herdrukken van vroeger werk, deze ingrijpende politieke gebeurtenissen werden wel literair verwoord door Bea Vianen en de bekende nationalistische dichter R. Dobru. Jonge auteurs als Gerrit Barron en Julian With maakten zich op voor hun eerste in eigen beheer uitgegeven publikaties, het borrelde en gistte van nationalistische ideeën en poëmen. Edgar Cairo stond in de startblokken voor een serie romans, Astrid Roemer eveneens.
In veel opzichten gelden de vroege jaren zeventig als startpunt van een nieuwe Nederlands-Caribische literatuur, waarop Michiel van Kempens uitspraak, ‘wie de literatuur leest, leest de geschiedenis’ volledig van toepassing is. Dat leidt tot overeenkomsten en aanzienlijke verschillen tussen de twee landen die dan allebei nog tot het Koninkrijk der Nederlanden horen. Het belangrijkste verschil is misschien wel de keuze voor de onafhankelijkheid en de taal. Suriname wordt onafhankelijk maar handhaaft het Nederlands als lingua franca tussen alle bevolkingsgroepen met hun enorme taalverscheidenheid. De belangrijkste auteurs trekken naar Nederland, waar ze losrakend van hun vaderland meer en meer tot de Nederlandse minderhedenliteratuur gerekend worden.
Op de Antillen blijft het Nederlands de officiële, maar nooit als eigen gevoelde taal. Op de drie benedenwindse eilanden domineert het Papiamentu op alle terreinen van sociaal verkeer; op de drie bovenwinden is die rol altijd al weggelegd geweest voor het Engels. De belangrijkste Antilliaanse auteurs blijven in eigen land gevestigd, zodat de echte literaire kwaliteit in de Antillen zelf zit. Al schrijven enkele in Nederland bekend geworden auteurs nog steeds in het Nederlands, de jongeren bedienen zich zonder uitzondering van de moedertalen Engels en Papiaments. Waar de Antilliaan en Arubaan momenteel zo stevig vasthouden aan hun Nederlandse staatsburgerschap, maken ze zich literair van de Nederlandse taal al sedert lange tijd los, maar in verhevigde mate sinds dertig mei 1969. Antilliaanse scholieren stellen Frank Martinus Arion nooit de stereotype vraag ‘waarom schrijft u?’, maar ‘waarom schreef u Dubbelspel in het Nederlands?’