Raciale meervoudigheid - multi-culturaliteit
Lonnio raakt intiem bevriend met de rijke, creoolse stadsjongen Orlando en de eenvoudige, maar zeer intelligente Javaanse districtsjongen Karsilan. Na de Mulo gaan Lonio en Karsilan naar de AMS en Orlando gaat naar de Kweekschool, maar alle drie zijn ze van plan later voor verdere studie naar Nederland te vertrekken. De koloniale school voedt hun Eurocentrisme:... we veroordelen alles wat we zelf hebben en verafgoden alles wat Hollands is...
Leo Henri Ferrier schrijft dat de lerares Nederlands het werk van Albert Helman ter lezing aanbeveelt, maar dat wordt nu in Atman scherp veroordeeld, want: ‘We lezen dat Negers - met een kleine “n” geschreven - op de grond slapen, dat ze lui zijn. Van Hindostanen, die alles weten van de klassieke Indiase literatuur, van Javanen die niet bestaan en van Chinezen die handelen. (...) We vinden er voedsel en bevrediging voor onze eigen valse superioriteitsgevoelens. Daarom is het zo echt. Het is ook zo Hollands. Zo zou een Hollander ook schrijven over Suriname.’ [71] Verderop in het verhaal volgt een specifieke veroordeling van Helman's bekendste boek, de historische roman De stille plantage: ‘Ook waren we het met vele anderen eens (...) dat het boek, dat Helman over Suriname heeft willen schrijven, maar niet verder gelezen moest worden. Daar leven Negers in die slaven zijn en dat ook blijven, Hindostanen die panie uitdelen aan wandelaars en dan ook nog strofen uit de klassieke Indiase literatuur reciteren terwijl de slokjes water door de Europese keel van deze wandelaar, luisteraar, naar binnen glijden. In dat boek bestaan er geen Javanen en is Suriname een land vergeten door de god van de schrijver.’ 159
Naast Helman was er in die tijd nog niet veel anders in het Nederlands geschreven. Tegenover deze afwijzing van de literaire traditie stelt Ferrier de noodzakelijke individuele zelfaanvaarding en een multiculturele maatschappelijke eenheid. Hij ontkomt daarbij niet aan een cliché door de javaan Karsilan al bij voorbaat als ‘een grote eenheid, die hij immer blijven zal’ te beschrijven. Orlando's eenheid wordt aanvankelijk belemmerd door zijn homosexuele geaardheid die hij in de loop van het verhaal echter volledig blijkt te aanvaarden. Het is een belangrijk nevenmotief in het verhaal geworden, dat ook Lonnio's tussenpositie beïnvloedt omdat deze in Orlando's homo-sexualiteit betrokken raakt. Hij geeft aanvankelijk toe maar wijst Orlando later resoluut af; intussen heeft hij dan al een drietal herero-sexuele ervaringen opgedaan.
Het schoolse Eurocentrisme moet aanvankelijk plaats maken voor protest en een pleidooi voor een integratie met Latijns-Amerika: ‘Ik begon te schrijven, gaf het hele verleden in mensen en plaatsen Spaanse namen, laadde alles met haat.’ [151] Maar na een crisis wordt de ware multiculturaliteit van Suriname gevonden in een samengaan van wat creools en hindostaans is: ‘Ik bestudeerde de klassieke Indiase werken. Ik zocht naar zoveel mogelijk Afrikaanse literatuur. Ik probeerde beter te verstaan wat er in Afrika gebeurde. Het kon niet alleen India zijn. India kon in mij nieteen hogere superioriteit zijn.’ [155] Of nog ruimer: ‘We hebben het over de relaties die Suriname zou moeten aanknopen met al die culturele centra, die voor een totaal cultureel leven in Suriname noodzakelijk zijn. Afrika, India, Indonesië, Caraibisch Gebied en Latijns-Amerika. Wat er nu gepresteerd wordt, is inderdaad maar een opgedrongen, onnatuurlijke eenzijdigheid.’ [151] Naarmate het verhaal zijn einde nadert, roept het een visioen van eenheid op, waarin ‘alles, Hindostaans, Afrikaans, Javaans, in welke willekeurige volgorde dan ook, mijn aandahct moest trekken. Dat ik hoe dan ook van een totaliteit wilde uitgaan, een totaliteit, die allen in Suriname toch vormen?’ 165/166
De apotheose volgt dan met: ‘Handel overeenkomstig je geweten. Ken je Atman, dan zul je pas ook werkelijk kunnen delen in de schone harmonie van het leven in Suriname, waar allen één zijn. Echt één. (...) Word één met alles in je en je zult een nog hogere vrede kunnen zien... Zoek in alle mensen de liefde. Je zult die ook vinden, want alle mensen zijn en horen bij dat grote Ene, dat is. Besef de vergankelijkheid van je lichaam, dat de ene keer zwart is en dan weer licht, je haar dat kroes zijn kan en ook glad kan liggen. (...)
Zo doet Leo Henri Ferrier in zijn debuut van 1968 verslag van zijn ontdekking dat het in die tijd zo dominante herkomstdenken eenzijdig is en dat de ware Surinamer multicultureel naar afkomst en actuele positie is. Zoals zijn grootvader zet Lonnio voet aan wal in Nieuw-Amsterdam, Maar met een nieuwe boodschap: het oude denken in tegenstellingen en groepen moet vervangen worden door een denken in eenheid. Dat was nogal revolutionair in een tijd dat creolen claimden de ware Surinamer te zjn, dat hindostanen en Javanen hun culturele overzeese verleden angstvallig koesterden... Als symbool van de nieuw ontdekte eenheid fungeert het vervallen huis, dat Lonnio wil kopen en opknappen en maken tot een mulicultureel ‘thuis’ voor iedereen. Tevens is de muziek voor hem een symbool van deze eenheid: ‘Telkens als ik Afrikaanse ritmen, Indiase variaties, Indonesische instrumenten, meen te horen of de Latijnsamerikaanse naam zou kunnen noemen, is alles weer zo'n geheel dat ik besluit maar diep te luisteren. Goed te luisteren om beter te verstaan.’ [175] De prachtige kanna-bloem als symbool van liefde en eenheid komt op een paar essentiële plaatsen in het verhaal voor. Op de terugweg van het district Commewijne en Nieuw-Amsterdam naar Leonsberg en de stad, legt Lonnio de rode kanna die hij heeft meegenomen in het water, op de plek waar Commewijne en Suriname samen in de Oceaan uitmonden. Lonnio streelt de stroom en zijn hand doet geen pijn meer, hij kan zijn vingers weer normaal bewegen en zal zijn pianostudie kunnen voortzetten. Suriname heeft hem genezen.