Cola Debrot
Als Criterium-redacteur had Cola Debrot bekendheid verworven met zijn literair-theoretische artikelen en diverse verhalen. In 1946 verscheen de novelle Bid voor Camille Willocq, waarin Debrot een drievoudige binaire positiebepaling uitwerkte: een metafysische in de tegenstelling geloof en rede, een culturele tussen Europa en Amerika, en een persoonlijke tussen burger of kunstenaar. Wat Debrot in zijn polemiek met Gerard Knuvelder in Ars et vita theoretisch had uitgewerkt in die zin dat het kunstwerk tegenstellingen verzoent, bracht hij ook in literaire praktijk, samengevat in de zin ‘Ik bewoon geen vast gebied, ik reikhals naar de aarde als ik in de hemel en naar de hemel als ik op aarde ben.’ In ieder mens huizen verschillende tegenstrijdig lijkende mogelijkheden en persoonlijkheden.
Met Bid voor Camille Willocq schreef Debrot een verhaal over een dichter die bedelmonnik wordt en een monnik die zich onder de nieuw aangenomen naam dr Londenning, tot een bekend chirurg op Fifth Avenue ontpopt. De twee hoofdfiguren Camille Willocq en Lucien Nox (let op de naamgeving!) beschreef J.J. Oversteegen in zijn Debrot-biografie als ‘verscheurde zielen die op verschillende wijzen de wanhoop trachten te overwinnen, maar daarin slechts slagen door te kiezen voor tijdelijke levensvormen, het schrijverschap, het kloosterleven, zwerven als bedelmonnik of zich verschuilen achter de gevel van de maatschappelijke respectabiliteit.’
De onrust, de levensangst, het innerlijk dualisme blijft Camille achtervolgen, de onzekerheid over ‘het ver-dragende onherroepelijk besluit dat hij had genomen om de weg te kiezen, mogelijk naar Amerika, mogelijk naar Afrika of Azië, in ieder geval verweg van het onvergetelijk Europa.’ (205)
In de grote roman Bewolkt bestaan, die speelt in de jaren twintig en dertig, zijn de broers Oscar en Ferdinand Bournouille en oom Anton ‘tragische afstammelingen van een uitstervende familie op het eiland’. Het volksgeloof wil dat verkoop van een plantage drie doden van familieleden eist. Nadat plantage Miraflores inderdaad verkocht wordt, pleegt Oscar zelfmoord en sterven ook Anton en Ferdinand. Op een gegeven moment ‘vereenzelvigt’ de schrijver zich met het romanpersonage als hij schrijft dat Ferdinand op veertienjarige leeftijd naar Nederland was gegaan, waarna de verteller vervolgt dat hij daar jarenlang heimwee naar het zuiden had gekoesterd.
Cola Debrot was al in de jaren dertig met Bewolkt bestaan begonnen. De aandrift zou de constatering geweest zijn dat Curaçaos harmonische cultuur van de eeuwwisseling aan het verbrokkelen was. De hoofdpersonages zijn steeds op weg en leven tussen twee culturen, de Europese en de Caribische. Het zijn ontwortelden, de broeder Bournouille uit Curaçao, Constant Redin uit Guadeloupe, Carlota Campbell uit Venezuela; displaced persons die vanuit hun tijdelijk verblijf in Europa terugverlangen naar hun geboorteland, waar zij echter ook alleen in de marge kunnen leven. Het op het eerste oog zeer fragmentarische karakter, zoals het leven nu eenmaal is, blijkt in het kunstwerk dat de roman is een hecht doortimmerde structuur te vormen. Ook hier intensiveert kunst de tegenstellingen en verzoent ze tot een systeem van hogere orde.
W.R. Menkman had nogal wat bedenkingen tegen de dikke roman, waarin volgens hem veel geschrapt had kunnen worden. Hij zag bij Debrot een ‘neiging tot contemplatie, zelfkritiek en Weltschmerz’. Wat de grondgedachte betreft, sloot hij bij een uitspraak van Debrot zelf aan: een synthese tussen de humanistische en de religieuze levensopvatting. ‘Men kan in dit boek ook iets anders lezen. En wel, dat Westindische jongelieden, die, in hun eigen omgeving daarop slecht voorbereid, naar de Europesche wereld overgebracht worden, gevaar loopen geestelijk in verwarring te geraken; maar, dat zal wel niet des schrijvers bedoeling geweest zijn.’
Henk Dennert verwijt Cola Debrot een ‘on-Antilliaans zijn’, want ‘het tropische element treft men bij Debrot zelden aan’. Hij is Europees, waardoor het persoonlijk accent verloren is gegaan. Hij wijt dit gemis aan Debrots langdurig verblijf in Europa en de academische vorming daar. Dennert ontwaart somberheid, ontgoocheling, een zoeken naar iets wat op aarde onbereikbaar is, een verlangen naar rust dat de Caribische eilanden zouden kunnen geven.
De grote belangstelling voor Debrots werk in Nederland werd niet gespiegeld op Curaçao. Cola Debrot gold in de jaren veertig nog als een Antilliaanse schrijver in Nederland; hij publiceerde immers bij Nederlandse uitgevers in Nederlandse tijdschriften die gelezen werden door Nederlandse lezers. Voorzover men van Antilliaans-katholieke zijde aandacht aan Debrot besteedde, was dat met argwaan. Hendrik de Wit veronderstelt dat deze ‘geringe waardering’ nog steeds het gevolg was van de beschreven ‘rassentegenstelling’ in Mijn zuster de negerin van 1935.