Letterkonst
(1991)–E. Ruijsendaal– Auteursrechtelijk beschermdHet klassieke grammaticamodel en de oudste Nederlandse grammatica's
7.4 Syllaba/prosodia-maatklankHet prosodisch lezen vanuit de tot lettergreep verenigde letters (*prosôidia betekent toonhoogte en vandaaruit accentus) stamt reeds uit de derde eeuw voor Christus. In de ‘complete’ latere schoolgrammatica vormt het een vast onderdeel. Daar waar de grammatica meer als taalkundige taalbeschrijving dan als propaedeuse (⇒ triviumgrammatica!) in algemeen taalonderwijs wordt gezien, komt de prosodia niet voor. We zien de lettergreep dus wel altijd behandeld of aangestipt, maar verder hangt het van het type grammatica af, hoe de lettergrepenleer zich uitbreidt tot, tevens inleiding is in de versleer. Door de geschiedenis heen zien wij het onderdeel Syllaba/Prosodia verschillend geplaatst en omschreven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De begrippen en indelingen die in dit deel van de grammatica aan de orde komen, zijn de volgende:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De prosodie lijkt een onderdeel uit het Latijnse taalonderwijs, dat moeilijker te plaatsen is. De lettergrepen kunnen onder orthografie worden besproken en de daarmee samenhangende klassieke voordrachtskunst in proza en versleer komt door het dynamisch accent en door rijm minder logisch over in de volkstaalgrammatica. In sommige grammatica's worden de accenttekens erbij behandeld, overeenkomstig de situatie in de Latijnse grammatica. In feite heeft Leupenius in zijn zeer summiere prosodia nog het meest vernieuwend gehandeld door daar het beginsel van het afbreken in aan te stippen (naar woord- of klankbeginsel). Met name de Twe-spraack en Van Heule hebben, vasthoudend aan het klassieke model, de modernisering gezocht in bespreking van het rijm. De onderwerpen en de inhoud ervan zijn globaal als volgt:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een gemeenschappelijk ‘model’ valt uit de bovenstaande middelen (gelegd naast de resultaten van de hier niet genoemde werken) niet te halen. Soms beperkt men zich tot de lettergrepenleer - die een enkele keer onder orthographia valt - vaker worden lettergrepen en ‘maatklank’ tezamen behandeld, waarbij ogenschijnlijk naar willekeur enkele andere onderwerpen worden betrokken, die horen tot wat Baratin & Desbordes 1986: 215vv en Baratin 1989: 200vv ‘la troisième partie de l'Ars grammatica’ noemen.Ga naar eind457 Ofschoon niet voor honder procent te bewijzen valt dat Leupenius geen metriek of rijm zou toevoegen als hij een volledige schoolgrammatica op het oog had gehad in plaats van een ‘discussiegrammatica’, moet anderzijds worden gezegd dat zo'n in het oog lopend onderwerp niet zomaar ongenoemd kan blijven. Men mag aannemen dat met Leupenius' werk de verdietsing van de indeling van de grammatica een nieuwe fase inging: die van een driedeling letter - woord - woordgroep/zin. Het is een indeling die bij Moonen voortgezet zal worden. Met deze ontwikkeling wordt de grammatica niet langer als deel 1 van het trivium gezien, als propaedeuse in een sermocinale leergang, maar meer als een taalbeschrijvingsmodel in moderne zin. Die ontwikkeling zou toch gekomen zijn, zij is nu echter ontstaan door de onmogelijkheid rijm en andere ontwikkelingen in de volkstaal op dit gebied natuurlijkerwijs op de lettergreepbehandeling te laten volgen. Deze onmogelijkheid speelde in op de desintegratie van het trivium. Wij hebben immers altijd meer gekeken naar de logische aansluiting van de versleer op orthoepeia, dan naar de gedachte dat de versleer om propaedeutische redenen vast in de grammatica's kon worden aangestipt. De leestekenleer, aansluitend bij de uitspraakleer, hoort vanuit zo'n redenering in alle grammatica's aanwezig te zijn of te blijven. Dat is niet het geval bij de Twe-spraack, wel bij Van Heule 1625/1633, Kók 1649 (ged. in het An-hangsel), Leupenius 1653 (Letterstippen). In andere grammaticale werken is dit punt moeilijk te beoordelen vanwege incompleetheid of specifiek doel. De aristotelische opbouw van elementa tot grotere gehelen wordt beslist niet losgelaten, al verliest de lettergreep als tussenstation aan waarde. Het is op dit soort | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
punten dat men onderdelen uit de Latijnse grammatica los moet laten en vanuit het klassieke model eigen wegen moet inslaan. |
|