Letterkonst
(1991)–E. Ruijsendaal– Auteursrechtelijk beschermdHet klassieke grammaticamodel en de oudste Nederlandse grammatica's
6.2.1 Berlaimont (1568) en Hyperphragme (1576)In 5.3.1 is reeds Noël van Berlaimont genoemd met zijn Vocabulare (1536). Dit werk werd in gewijzigde vorm in 1568Ga naar eind407 uitgebracht: een deel van de tekst werd vervangen door Coniugaisons, règles et instructions met werkwoordsvervoegingen in het Frans, Italiaans, Spaans en Nederlands, en Corte instructie inhoudende de maniere om wel te leren pronunceren ende te lesen, welke beide teksten van Gabriel Meurier waren. Uit het grote aantal drukken op te maken (ruim tweehonderd, in verschillende Europese steden) was dit werk een ongekend succes. Steeds dichter nadert het gespreksboekje annex woordenlijst de grammatica. Van Pierre Anastaise Hyperphragme (de Zuttere) verscheen in Rotterdam in 1576 Eene forme ende maniere der coniugatien in Nederduytsch ende Fransoys/ om alderhande verba ende redenen te leeren veranderen in verscheyden manieren/ tijden/ ende mit onderscheyden personen [...]. Gegeven wordt de vervoeging van verscheidene Nederlandse en Franse werkwoorden, de verbuiging van naamwoorden, gevolgd door een woordenlijst en regels ‘om te leeren spreken het Fransoys’. | |
[pagina 284]
| |
6.2.2 Peeter Heyns' Cort onderwys (1571/1605)Ook in de Nederlanden zijn dus de vreemdetalengrammatica's te vinden onder de eerste beschrijvingen van de volkstaal. Steeds dichter benaderen zij de serieuze grammatica of delen daarvan. Uit 1571 kennen wij Cort Onderwijs van de acht deelen der fransoische tale door Peeter Heyns schoolmeester in den Lauwerboom. Aanvankelijk was de enig overgebleven druk de uitgebreidere uit 1605, Cort ondervvijs, Van de acht deelen der Fransoischer talen/tot nut ende voorderinghe der Nederlandscher Jonckheyt, van Meester Peeter Heyns en duidelijk ‘van nieus oversien/vermeerdert ende verbetert’. Dibbets (1983) wijst op twee katernen van de eerste druk in het museum Plantin-Moretus, die wat het overeenkomende gedeelte betreft de uitbreiding der definities, een toenemende vernederlandsing van de terminologie en een uitgebreidere indeling tonen. Het betreft hier alleen een etymologia, geen spelling, prosodie of woordgroepenleer. | |
BesprekingUit het schematische overzicht (zie schema 1) komt een vertrouwd beeld van het klassieke kenmerkensysteem naar voren, het WAM-model (woordsoorten-accidentiamodel, Luhrman 1984: 22) met wat weglatingen. De definities en toelichtingen zijn in Cort onderwijs 1571Ga naar eind408 aanzienlijk beknopter. Een voorbeeld: CO 1571: De Namen zyn tweederley, Substantifs ende Adiectifs. Wat de indelingen betreft, maakt het geen verschil. Van de buigbare woordsoorten zijn de definities (1605): Noms zijn luydsels/daermen mede noemt alle lijflijcke/sichtbaere ende tastelijcke/ooc onlijflijcke, onsichtbare ende ontastelijcke dingen/diemen met sekere Articulen buyghen oft vervallen mach/ende daer men tot een merck-teeken eens Naems/als Artijckel voor mach stellen un, een/ oft une, eene [...]. | |
[pagina 285]
| |
Conjonctions zijn luydsels die mede noch ghedeclineert noch geconjugeert en worden/ maer dienen om verscheyden Namen/ Woorden/ Spreucken ende sinnen t'samen te voeghen ende by een te schickene. (G2v) De opneming van concreta en abstracta bij de naamwoorden is als categorie te herleiden tot de laatromeinse en middeleeuwse grammatica's evenals het syntactisch criterium van combinatie met het lidwoord, dat wij vrij algemeen in de volkstaalgrammatica's zien. Heyns wijst het lidwoord ook aan als determinator van naamval en getal, maar presenteert het niet als zelfstandige woordsoort. De beschrijving van de naamvallen sluit aan bij de overgeleverde benadering van Donatus en Priscianus, maar bevat in feite mede een goed deel syntaxis. De Nominativus is ‘de noemingh eens persoons/ oft van eenich dingh dat yet doet oft lijdt’. In dit gedeelte van de vormleer is veel syntaxis terug te vinden: de volgorde in de zin, de afhankelijkheid van het werkwoord, de semantische verbindingen. Het zal nadien in het onderdeel syntaxis worden gebracht, maar dient hier waarschijnlijk bevredigend het praktische vreemdetalenonderwijs. Geen woord over de vorm, maar zeer interessant is het feit dat in de paradigmata slechts gewerkt wordt met drie naamvallen, nominativus, genitivus en dativus, want, zegt Heyns: Hoewel datter ses vallen zijn/ so en worden nochtans de Namen daer na niet ghebogen/ maer behouden allesins eenderley eyndinge [...].(B3v) Het ligt voor de hand aan Van Heules grammatica uit 1633 te denken, waarin dezelfde handelwijze wordt gevolgd. Het adjectief krijgt een uit de dialectica afkomstige definitie en wordt verder syntactisch bepaald. In het pronomen is de klassieke vervangings- en verwijzingsgedachte terug te vinden. De tijd ontbreekt in de definiëring van het verbum en het participium is als klassieke woordsoort aanwezig. Zeer uitgebreid is de editie 1605 op het punt van geslachten der naamwoorden. Vanaf het werkwoord is vergelijking niet meer mogelijk, maar opvallend is de aanwezigheid van een apart hoofdstukje ‘De Vervoeghinge des behulpsamen Woords’. De invloed van de editie 1571 op de Twe-spraack staat buiten kijf, zoals Dibbets 1983: 98 laat zien. Even aantoonbaar heeft de editie van 1605 invloed van de Twe-spraack ondergaan. Verder laat het werk zijn sporen na in de opvattingen van De Hubert en Van Heule, met name 1633. Dat het werkje schatplichtig is | |
[pagina 286]
| |
aan eerder verschenen Franse grammatica's, zegt de auteur zelf al in de inleiding (o.m. Estienne en Meigret 1550). De invloed van deze eerste partiële Nederlandstalige grammatica, die weliswaar het Nederlands niet als hoofdonderwerp heeft en een schoolboek is om Frans te leren, mogen wij niet onderschatten, zij het dat niet de methodiek of het model, maar meer de daadwerkelijke aanpak van de beschrijving en de verdietsing van vele vaktermen de grootste verdiensten zijn geweest. Bepalend is tevens het onderbrengen van woordvolgordekwesties en regimen bij de woordsoorten, wat door andere grammatica's via de syntaxis wordt gebracht. Deze op zichzelf logische ordening is alleen bij de vreemdetalengrammatica's waargenomen. | |
6.2.3 Andere grammatica'sIn de tweede helft van de zestiende eeuw verschijnt de eerste vreemdetalengrammatica van het Engels, met weinig eigen vorm en speciaal schatplichtig aan de Coniugaisons: The coniugations in Englishe and Netherdutche, according as Gabriel Meurier hath ordayned the same, in Netherdutche, and Frenche//De coniugatien in Engelsch ende Nederduytsche/also de selve door Gabriel Meurier, in Nederduytsche ende Franchoyse/zijn gemaackt ende gheordonneert (Leiden 1586) van de hand van Thomas Basson, die Engels gaf aan o.m. Jan van Hout, Jan van de Does jr. en Jacob Walraven. Het is niet toevallig dat deze grammatica verschijnt in het Leicesterse tijdvak, waarin de verbindingen met Engeland vragen om meer kennis van de talen over en weer. Uitspraak en vervoegingsparadigmata vormen daartoe de voornaamste inhoud, waarmee opnieuw een partiële grammatica verschijnt. De al genoemde Jacob Walraven bracht een Engels-Nederlandse editie van The honourable reputation of a souldier [...], dat als tweede titel meekreeg De eerweerdighe achtbaerheyt van een soldener [...] (Leiden 1586)Ga naar eind409 en eigenlijk weer tendeerde naar de vroegere gespreksboekjes: intensief contact met de sprekers van de andere taal, uitspraakregels kennen, alsmede de voornaamste grammaticale richtlijnen. In de zeventiende eeuw breidt het repertoire vreemdetalengrammatica's zich uit. In het verlengde van Basson ligt een nu in Engeland verschenen grammatica van het Nederlands, The Dutch schoole master. Wherein is shewed the true and perfect way to learne the Dutch tongue [...]. Collected by Marten le Mayre, professor of the said tongue, dwelling in Alchurchlane. Het werkje stamt uit 1606 en heeft als inhoud:Ga naar eind410 voorwoord, uitspraak diftongen en meerlettergrepige woorden, uitspraaklijstje, vervoegingen, bijwoorden, voorzetsels, dialogen en gebeden en plaatsen uit de bijbel. Een apart werkje is het in 1612 verschenen Schryf-kunst-boeck (in Amsterdam gedrukt), dat een voortzetting vormde van de oude zendbrieftraditie (zie 5.2.2 en 5.2.6) en waarin men kon leren ‘hoe men velerhande sendt-brieven ofte missiven/ die lieden van middelen staet (ende sonderlinghe de cooplieden) dienende: sal leeren dichten ende ordentlijcken by gheschrift stellen’ en die ‘Alsoo wel in | |
[pagina 287]
| |
Duytsghe/ als in Fransoysger spraken’ gesteld was. Het publiek wordt hierin ook expliciet aangeduid, waarmee het werkje ook geheel in de renaissancetraditie past. Gedichten en brieven met stijlaanwijzingen vormen na het spellinggedeelte de hoofdmoot. Zendbrievenboekjes en gespreksboekjes zijn aan de orde van de dag. Van Gabriel Meurier verschijnt de zoveelste druk van het zeventalige woordenboek met dialogen en uitspraakleer van vier talen (o.m. in 1616):Ga naar eind411 Colloquia et dictionariolum septem linguarum, Belgicae [...]//Colloquien oft tsamensprekinghen, met eenen vocabulaer in seven spraken, Nederduytsch [...]. Het werk van de beroemde Comenius mag hier niet vergeten worden. In Amsterdam verschijnt in 1643 weer een druk van zijn Janua linguarum [...] (1615), dat nieuwe onderwijsmethoden introduceert in de vorm van de directe methode: in verhandelingetjes van eigentijdse snit en begrijpelijk voor de jeugdige leerlingen worden woorden in hun context geleerd. De editie van 1643 heeft een Latijns en Nederlands register. In 1646 verschijnt in Amsterdam: The English schole-master [...]//De Engelschen school-meester ofte eenighe regulen/ en behulpselen/ waerdoor d'ingeborene Nederlanders/ in een corten tydt/ geleert konnen worden d'Engelsche taele/ te lesen/ verstaen/ ende spreken. Waer door d'Engelschen oock beter geleert mogen worden/ inde kennisse van de Neder-duytsche taele/ als door eenige vocabularen of andere Duitsche en Engelsche boecken/ diese tot noch toe tot dien eynde oyt gehadt hebben. Dit werkje komt al weer in de buurt van de grammatica met de behandeling van: letters en uitspraak, meerklanken, lettergrepen, alle woordsoorten, syntaxis en dialogen. Nog interessanter wordt de Engelse grammatica, An English grammar, een Engelsche grammatica, Om perfect de Engelsche Tale te leeren, die Henry Hexham in twee talen vooraf laat gaan aan zijn Engels-Nederlandse woordenboek, waarvan de titel luidt: A copious English and Netherduytsch dictionarie, composed out of our best English authours. With an appendix of the names of all kind of beasts, fowles [...]. As also a compendious grammar for the instruction of the learner.// Het werk werd herdrukt in 1648, 1658, 1660, 1672, 1678. Net als bij Heyns het geval was, is ook in deze grammatica de andere taal de leidraad, waardoor het neutrum ook hier ontbreekt. Voor het overige zien wij een behoorlijk compleet schema (zie schema 2) en een uitgebreid verdietste terminologie. Ook hier zijn lang niet alle indelingen en termen gebruikt, maar uit het schema valt te lezen dat het klassieke accidentiamodel trouw is gebruikt of bekend is verondersteld. | |
BesprekingHexham brengt de vier hoofddelen van de grammatica: letter, syllabe, woort, syntaxis (speech). | |
[pagina 288]
| |
In het onderdeel letter (littera) staat - vanzelfsprekend gezien het type en de plaats van verschijnen - de uitspraak voorop; van uitgebreide indelingen is geen sprake. De letter wordt gebracht als ‘een Element van waer de Syllaben ende Woorden hare beginselen nemen’ (Iir), een aristotelisch klinkende benadering. In het onderdeel ‘Van de Syllaben’ komen de combinaties van de letters ter sprake en dus ook de diphtongen, een gewone plaats in de klassieke opbouw, maar afwijkend ten opzichte van latere grammatica's. In het onderdeel woort (etymologia) zijn de definities van de woordsoorten als volgt: Particles zijn sekere Ledekens, die men gewoon is voor Naem-woorden te stellen, soo Appellatijf als Proper, ofte Eygen, ende deze Particles zijn, A, An, Een, Eene, Eenen; The, De, Den, Het. (Ii2v) Apart worden behandeld de ‘vier deelen des Spraecks’ (partes orationis!) die Indeclinabel of Onbuygelick zijn: Een Adverbium ofte By-woordt, is een deel des Spraecks, om Werck-woorden, Lydende woorden, ende Naem-woorden dies te beter te helpen beduyden, ende te verklaren. (Mmr) Allereerst valt op, dat het participium wel wordt aangekondigd als aparte woordsoort, maar bij de behandeling van de woordsoorten eigenlijk ‘verdwijnt’ in het werkwoord; er is ook geen definitie van: het leidt al een papieren bestaan. Het lidwoord daarentegen is wel aanwezig, al is de definiëring ervan pover en ontbreekt een indeling in bepaald en onbepaald. Wel komen toepassingsgebieden in aanmerking, die wij onder de accidentia kunnen scharen: buyginge, geslachte, getal. De formulering komt dicht bij die van Van Heule 1633. Het naamwoord wordt volstrekt klassiek behandeld: De Namen worden aengemerckt in hare Buyginge, Hoedanigheydt, Vergelijckinge, Geslacht, Aert, Getal, ende Figuyre. (Ii2) Hexham lijkt enigszins schatplichtig te worden aan Van Heule 1633. In het schema (2) is voorts de verdere indeling te zien, die beantwoordt aan de opzet van Van Heule. In de naamvallen (met uitzondering van gen. masc. sing.) kan Hexham alleen maar de functie zoeken en de syntactische omgeving: De Genitivus [wordt bekent] door Of [...]. | |
[pagina 289]
| |
In de definiëring van het pronomen pakt Hexham niet de vervangingstaak (pro), maar de verwijzing (‘paene significat’, Donatus), waarmee hij aansluit bij Valerius en Despauterius en anderen. Drie accidentia worden erbij vermeld, die betrekking hebben op vormverandering. Een indeling in personalia, demonstrativa, relativa wordt op één lijn gezet met derivativa, bij nader inzien in eerste instantie een benaming voor possessiva en een onnauwkeurigheid, aangezien hier twee indelingscriteria dooreen gebruikt worden. Uitgebreide paradigmata doen recht aan het type grammatica. De omschrijving van het werkwoord lijkt als twee druppels water op Van Heules formulering uit 1633: ‘beteykent eene werkinge/ die gedaen of geleden wort/ of geschiet’ (79/80), waarbij de neutra verder conform Van Heules formulering ter sprake komen. Ook het paradigma van de hulpwerkwoorden, gebracht ten behoeve van de perifrastische werkwoordstijden, sluit geheel aan bij Van Heule 1633. Eveneens sluit de presentatie van de onbuigbare woorden aan bij Van Heule, al gaat Hexham, terecht, minder ver. Het geven van veel voorbeelden is in een vreemdetalengrammatica belangrijker dan in een moedertaalgrammatica. Op dit gedeelte volgt de interpunctie, in andere werken meestal later geplaatst. ‘Van de Engelsche Syntaxis, ofte Constructie’ besluit deze in het woordenboek gevoegde grammatica. Achtereenvolgens worden behandeld de combinatie van adjectief en substantief, pronomina en substantiva of pronomina, lidwoord en substantief, verba. Een vreemdetalengrammatica als deze toont het vigerende model, aangezien zij louter beschrijvend is ingesteld. In dit werkje kunnen we het grootste deel van de bekende grammatica's uit die tijd terugzien.
Na de Dutch-tutor (London 1659), met wederom de onderdelen: uitspraak, meerklanken, lettergrepen, alle woordsoorten, syntaxis, bijbelplaatsen, dialogen, brieven en woordenlijst (zie Maas 1977), verschijnt in datzelfde jaar een Spaanse grammatica van Arnoldus de la Porte, [...] Spaenschen grammatica [...], in een Nederlands-Spaans woordenboek, waarin alleen orthographia en etymologia vertegenwoordigd zijn. Een drietalige versie van dit soort beknopte spraakleer, Frans, Engels en Nederlands, is Willem Beyers The right instruction of three languages, French, English and Dutch [...]//De rechte onderwyzinge [...] (1661), dat enigszins een Wat-en-Hoe-karakter heeft. Van de vele soortgelijke werkjes die er gedurende de tweede helft van de zeventiende eeuw nog verschenen, wil ik nog een enkele noemen en voor het overige verwijzen naar Maas 1977. Het zijn de Fransche letterkonst [...] en La vraye introduction à la langue Françoise van Thomas la Grue (Amsterdam 1671 en Dordrecht 1675), Grammaire Flamande van Philippe la Grue (Amsterdam 1684) met de vier hoofddelen inclusief prosodie en stijlfiguren, Edward Richardsons uitgebreide Anglo-Belgica (1676/77) dat aansluit op Hexham.Ga naar eind413 | |
[pagina 290]
| |
6.2.4 BesluitOfschoon ik niet alle werken heb vermeld.Ga naar eind414 kan geen twijfel bestaan over de activiteiten op het gebied van de vreemdetalengrammatica's, zelfstandig of als aanhangsel bij een woordenboek. Kenmerkend voor dit type grammatica is de volstrekte aansluiting bij het model van de Latijnse triviumgrammatica van laatromeinse of humanistische snit. Even kenmerkend is de ijver waarmee de termen, het liefst zo letterlijk mogelijk, vertaald worden. Is van de spraakkunst van Heyns uit 1571 zelf invloed uitgegaan, de latere spraakkunsten hebben zelf geknutseld of termen overgenomen van voornamelijk de Twe-spraack, De Hubert, Van Heule. In hun verschijning, als leergrammatica voor vreemde talen, hebben zij een Nederlandse versie van de Latijnse terminologie ongemerkt naar voren kunnen schuiven en hebben zij zeker continuerend gewerkt voor wat het Latijnse model aangaat. De vernieuwing zou moeten komen in of na de eerste Nederlandse grammatica. |
|