Letterkonst
(1991)–E. Ruijsendaal– Auteursrechtelijk beschermdHet klassieke grammaticamodel en de oudste Nederlandse grammatica's
[pagina 245]
| |||||||||||
5.1.1 De situatie in de verschillende Europese landen | |||||||||||
ItaliëZonder aan één bepaalde factor al te eenzijdig de voorkeur te geven, is het aannemelijk te achten dat ontwikkelingen die met overkoepelende termen als humanisme, renaissance en reformatie worden aangeduid, een klimaat hebben geschapen dat de opkomst van de volkstaal wenselijk en zelfs noodzakelijk maakte. De basis voor de discussie over de opwaardering van de volkstaal werd onder meer gelegd door Dante in zijn De vulgari eloquentia (1304), waarin zoals Weisgerber 1948 het formuleert de Entdeckung der Muttersprache plaatsvond. In deze door het scholastisch denken beheerste periode stelt Dante voor de eerste maal het primaat van de moedertaal met de eenvoudige constatering dat die taal de taal is waarmee wij de wereld leren kennen. De belangstelling voor de moedertaal, die vele geleerden èn daarnaast vele liefhebbers heeft beziggehouden, paste wonderwel bij de nationalistische pogingen de eigen taal aanzien en waardigheid te geven. Het punt van de verwantschap met het Latijn gaf de Italiaanse discussie over de volkstaal een volstrekt eigen karakter. Alleen in Italië kon men zeggen dat de volgare, de volkstaal, geen moderne taal was, maar een corrupte vorm van de oude taal, het Latijn. De Toscanen hadden daarbij het grote voordeel dat de beroemde ‘trecentisti’ in hùn dialect hadden geschreven, waardoor de questione della lingua voornamelijk een discussie tussen Toscanen en niet-Toscanen werd. Het is een ontwikkeling die overigens allerminst specifiek Italiaans te noemen is. Een soortgelijke tegenstelling speelde in diverse landen. Wij kunnen daarin zelfs een ‘universale’ zien als het gaat om de omstandigheden bij de opkomst van een overkoepelende eenheidstaal. In de vijftiende eeuw gaat Leone-Battista Alberti ertoe over het ‘Italiaans’ daadwerkelijk te gebruiken in zijn wetenschappelijk werk. In de ‘proemio’ tot zijn Della famiglia (1437) breekt hij een lans voor het (Toscaanse) Italiaans met een verwijzing naar soortgelijke ontwikkelingen bij de Romeinen. In reactie op Bruni's stelling dat de volkstaal in principe ‘ongrammaticaal’ was, moet Alberti omstreeks 1443 (volgens Tavoni 1982 tussen 1437 en 1441) de Grammatica del- | |||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||
la lingua toscana hebben geschreven,Ga naar eind359 de oudste grammatica in de Italiaanse volkstaal en daarmee in enige West-Europese taal. In de machtsstrijd tussen de verschillende dialecten c.q. cultuurcentra wordt een nieuwe stap gezet als Bembo in zijn Prose della volgar lingua (1516 gereed, 1525 gedrukt) als niet-Toscaan kiest voor het Toscaans, vanwege de grote prestaties der trecentisti, die het Toscaans de zuiverheid en sierlijkheid hadden gegeven die nodig waren om de kwaliteiten van het Latijn te evenaren en een nieuwe standaardtaal te creëren. Samenvattend kunnen we zeggen dat in Italië typisch Italiaanse en algemene factoren een rol hebben gespeeld bij de ontdekking, opwaardering en beschrijving van de volkstaal. Specifiek voor Italië is de historisch-taalkundige situatie in de vorm van de verhouding tot het Latijn. Ook typerend is de vroege aanwezigheid van gezaghebbende boni auctores. In de levende taal kon men vervolgens verschillende lagen aantreffen, van hoftaal tot de taal van het volk; in het algemeen kan men zeggen dat de Italianen het voordeel van een geletterde bovenlaag hebben gehad. Voorts hadden met name de opkomende technische vaktaal en de muziek nieuwe vaktermen nodig waarin het Latijn niet meer kon voorzien. | |||||||||||
SpanjeOok in Spanje ontstond ‘der nationalsprachliche Humanismus’ (Bahner 1984: 95) die zich als opgave stelde een nationale standaardtaal na te streven, vanuit de overtuiging dat die taal gelijkwaardig was aan het Latijn en dat in feite de nationale communicatie daarom vroeg. Al heel vroeg verscheen de eerste Spaanse grammatica: in 1492. Als men Alberti's werk (1443) niet zou meerekenen - en dat deed men lange tijd niet - dan kon Spanje zich beroemen op het bezit van de oudste Westeuropese volkstaalgrammatica. Het jaar van verschijnen, daar is iedereen het over eens, had niet symbolischer gekund: het is het jaar waarin met de verovering van Granada de Moren definitief hun macht in Spanje verliezen én het jaar dat Columbus de Nieuwe Wereld ontdekt! De eerste grammatica na de Gramática castellana van 1492 komt pas in 1550 uit! In de tweede helft van de zestiende eeuw verschijnt er nog een tiental grammatica's, een magere oogst vergeleken bij Italië. | |||||||||||
FrankrijkIn tegenstelling tot de Italiaanse situatie was er onder de Franse dialecten geen natuurlijke leider door aanwezigheid van boni auctores. De opkomst van het dialect van het Ile-de-Francedistrict had meer te maken met politieke en juridische verhoudingen (Kukenheim 1932: 205). Daardoor kreeg men aanvankelijk zelfs met drie taallagen te maken: men schreef Latijn, sprak in hogere kringen het ‘centrale’ Frans en verder thuis het plaatselijke dialect. Geen gezaghebbende boni auctores dus, wel de alles overheersende aanwezigheid van de Grands Rhétoriqueurs, die de geleerdentaal bleven hanteren. Een aantal facetten heeft de specifiek Franse situatie mede bepaald: de innige contacten met Italië en de culturele invloed daarvan op de discours van die tijd; het feit dat het ‘centrale’ Frans langs politieke weg tot stand kwam en niet via | |||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||
grote schrijvers; de overheersende aanwezigheid van de Grands Rhétoriqueurs; de belangrijke rol in het begin van de vreemde-talengrammatica's van Engelse origine; de rol van het Frans als ondersteuning van de Latijnse grammatica, nog geruggesteund door het standpunt van Vives in deze; en de rol van de opkomende nieuwe wetenschapstakken en technische ontwikkelingen. De oudste grammatica van belang - een vreemdetalengrammatica! - staat op naam van de Engelsman Palsgrave en in 1531 verschijnt de in het Latijn gestelde grammatica van Dubois. De beide belangrijkste Franstalige grammatica's zijn vervolgens van de hand van Louis Meigret (1550) en Robert Estienne (1557). | |||||||||||
DuitslandEen vijftal factoren bij het ontstaan van volkstalige grammatica's in Duitsland springt in het oog. In de eerste plaats het vroege ‘officiële’ gebruik van het Duits, nodig voor het politieke verkeer met de burgers. Schrijfvoorschriften en formulaeboekjes vullen in de vijftiende eeuw de abc-boekjes aan. De afstanden tussen de dialecten houden het succes van die ontwikkeling op nationaal vlak echter tegen. Belangrijk voor de discussie op nationaal niveau en voor de aandacht van wetenschappelijke zijde voor de volkstaal is vervolgens de aandacht van de humanisten voor het Duitse verleden geweest. Daarin zijn verschillende punten te onderscheiden:
Voor de latere ontwikkelingen heeft de hervorming een doorslaggevende rol gespeeld:
Op praktisch niveau valt een toenemend gebruik van de volkstaal in wetenschappelijke geschriften (op medisch en astronomisch gebied) en in de lessen en colleges te constateren. Bij dit alles heeft een toenemend nationalisme een moeilijk te meten, maar nauwelijks te onderschatten rol gespeeld. | |||||||||||
EngelandOfschoon de factoren die in de ontwikkeling van de grammatica in andere landen een rol hebben gespeeld, ook in Engeland terug te vinden zijn, kent Engeland een eigen ontwikkeling in het begin door de grote gebondenheid aan het Frans, waardoor vanaf de dertiende eeuw grammatica's van het Frans, gespreksboekjes en vocabularia het besef van ‘moderne talen’ hebben aangewakkerd. | |||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||
In de zestiende eeuw zien wij de discussie over de volkstaal beginnen als Thomas More een pleidooi voor de volkstaal houdt in zijn Utopia (1516). De discussie gaat voort met de vertaling van het Nieuwe Testament; de humanisten gaan de taalvergelijking betrekken in de wetenschappelijke discussie; de invloed van cultureel nationalisme wordt zichtbaar in etymologische werken. De woord-voor-woordvertalingen in Latijnse grammatica's ten behoeve van de schoolkinderen en de grote Latijnse grammatica's van eigen bodem met volledige vertaling zoals Lily's grammar leiden uiteindelijk tot de eerste Engelse grammatica van het Engels (Bullokar 1586). Er is een glijdende schaal van het gebruik van de volkstaal bij Parvula (1481) tot later ‘Lily's grammar’ en de grammatica van Bullokar, die volledig gebaseerd is op ‘Lily's grammar’. Wat is precies het criterium op grond waarvan men de geschiedenis van de volkstaalgrammatica laat beginnen? In Engeland is dat niet zo gemakkelijk te vinden, al zijn de verschillende stadia van het ontstaan van de volkstaalgrammatica wel te onderscheiden. Typisch Engels blijft de rol die de traditie van de vreemdetalengrammatica's blijft spelen, zoals onder meer te merken is aan de verschillende Latijnstalige grammatica's van het Engels. De zestiende eeuw mag, afgezien van tijdsverschillen en verschillen in ontwikkelingen, gezien worden als de tijd van de doorbraak van de volkstalen in West-Europa. De aanloop tot deze ontwikkeling moet men zoeken qua tijd in de eeuwen daarvoor en qua oorsprong in Italië. Daar vond de ‘Entdeckung der Muttersprache’ (Weisgerber 1948) plaats, toen Dante het primaat van de moedertaal stelde. In Italië ontstond nadien de ‘questione della lingua’, de discussie over de status van de volkstaal, die al veel elementen bevatte die later in andere landen terug te vinden zijn.Ga naar eind360 Was in Italië naast nationalistische tendensen echter ook sprake van een bijzondere band met het klassieke verleden, van een ‘Wiederbelebung und Neugestaltung der römischen Sprachideologie’ (Apel 1980: 160), in Frankrijk, en sterker nog in de niet-Romaanse landen, verschoof het centrum van de discussie naar nationalistische gevoelens en praktische noodzaak vanuit technische ontwikkelingen en intensere contacten tussen de verschillende taalgebieden, overigens mede door de voorbeeldwerking van Italië. Overal bleek de strijd ten behoeve van de volkstaal een bewustzijnsstrijd te zijn, omdat de volkstaal zonder uitzondering al (veel) eerder op allerlei niveaus werd gebruikt, en een waarderingskwestie, zoals met name het godsdienstig element in de kwestie aantoont. Hetzelfde beeld laten de NederlandenGa naar eind361 zien, zij het dat nadere beschouwing van de ontstaansgeschiedenis van de Nederlandse variant in het Westeuropese gebeuren ook eigen trekken laat zien, die haar tot typisch Nederlandse geschiedenis maken. | |||||||||||
5.1.2 De stand van zaken in NederlandEr is de laatste decennia veel studie verricht op historiografisch terrein. De belangrijkste Nederlandse grammatica's uit de periode 1560-1700 zijn uitgegeven en/of uitgebreid bestudeerd (door o.m. Caron, Hellinga, Zwaan en Dibbets); het denken over de volkstaal in genoemd tijdperk is beschreven (door o.m. Van den | |||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||
Branden, Peeters, Dibbets en Klifman); nieuwe terreinen zijn ontgonnen, waarbij ik in het bijzonder denk aan de historiografische problematiek (m.n. Peeters 1982a, Peeters 1988, Klifman 1983 en Le Loux-Schuringa 1984), bronnenonderzoek (o.m. Bostoen 1985), aan bestudering van voorafgaande uitingen in de volkstaal (zie o.m. Van der Wal 1988), aan verbindingslijnen met andere landen en taalgebieden (o.m. Dibbets, Smith), aan onderzoek naar hier vigerende modellen van de Latijnse grammatica (Verburg 1982, Luhrman 1984), aan aparte bestudering van de terminologie uit dat tijdvak (Ruijsendaal 1989), aan de bestudering en beschrijving van het moeilijk toegankelijke werk van Montanus (door o.m. Hulsker), aan achtergrondonderzoek in de zin van biografieën, persoonlijke ideeënontwikkelingen enz. (zie o.m. Van den Branden 1967, Dibbets 1968, Rademaker 1967/1981, Peeters 1988), aan het ‘Nachleben’ van onze oudste grammatica's (o.m. Schaars 1988). Hiermee is in ieder geval een indicatie gegeven over de bedrijvigheid op voornoemde terreinen. In dit hoofdstuk wil ik eerst een overzicht geven van de externe geschiedenis van de grammatica, om in het volgende hoofdstuk te komen tot beschouwing van de verschillende grammaticamodellen uit die tijd zelf (interne geschiedenis), op grond waarvan wij ons een voorstelling kunnen maken van de veranderingen die het model onderging bij de overname ervan uit het Latijn. In de geschiedschrijving met betrekking tot de opkomst van de volkstalen zijn culturele, sociale, nationale en religieuze motieven genoemd, stuk voor stuk factoren in het proces van opwaardering van de volkstaal, die inmiddels algemeen bekend mogen worden verondersteld en die ook voor het Nederlandse taalgebied gelden. Dijksterhuis (1959) haalt nadrukkelijk nog een andere factor naar voren, als hij stelt dat buiten de (naar beneden toe afgesloten) universiteit door de technisch-wetenschappelijke ontwikkelingen een toenemende behoefte aan technische termen ontstond. Die nieuwe ontwikkelingen moesten voor iedereen toegankelijk zijn, zo was in Italië al door Pacioli en Peretto betoogd.Ga naar eind362 Er zou immers een groot tijdverlies wegvallen als men niet eerst een vreemde taal zou hoeven leren om kennisoverdracht mogelijk te maken. Spreiding van kennis en behoefte aan nieuwe termen blijken, zoals in de volgende paragraaf duidelijk zal worden, in alle sectoren van de maatschappij aanwezig. |
|