Letterkonst
(1991)–E. Ruijsendaal– Auteursrechtelijk beschermdHet klassieke grammaticamodel en de oudste Nederlandse grammatica's
[pagina 228]
| |
4.5 De Renaissance voorbijVoor de schets van de achtergronden van onze oudste grammatica's heeft het geen zin in te gaan op de verdere ontwikkelingen op theoretisch terrein en op de leerplanontwikkelingen en de toepassing ervan in de zeventiende eeuw, aangezien in het kader van deze geschiedschrijving vooral de nieuwe bloei van de klassieke filologie en de grammatica die binnen dat kader geproduceerd werd, van belang wordt geacht. Voor de vooral vanuit klassiek oogpunt bijzonder interessante en enerverende ontwikkelingen op onderwijsterrein zij verwezen naar het voortreffelijke overzicht van Dolch (1971: 266vv). Vanuit de werken van Despauterius en Clenardus is, via de theoretische en grammaticale vernieuwingen van Scaliger, Ramus en Sanctius de gang naar de renaissance gemaakt. Geconstateerd is dat humanistisch gevormden als Valerius als het type humanist worden gezien dat de ‘orbis artium’ van de renaissance in zich droeg. Er is ook geconstateerd dat het humanisme zich binnen de renaissance langzamerhand verengde tot filologie. Dat humanisme beleefde in onze contreien echter een ongekende nabloei. In de zeventiende eeuw sloegen alle disciplines nieuwe wegen in, nadat ze in de eeuw ervoor door het humanisme gegrondvest waren. De exacte wetenschappen, het is al uitgebreid gezegd, namen de leiding. Het humanisme van deze eeuw, zo zegt Rademaker 1981 (xix), is een gerijpt humanisme; het pionierswerk is gedaan. Maar de humanisten bewogen zich nu op allerlei terreinen. In de Republiek was de Gouden Eeuw in aantocht: de vruchten van onze vrijheidsstrijd werden geplukt. Cultureel gezien kregen de Nederlanden nu een centrumpositie. Overal vandaan kwamen studenten hiernaartoe, wat geleerden weer stimuleerde. De stichting van de Universiteit in Leiden (1575) markeerde een nieuw tijdperk (Sandys I: 300vv, Pfeiffer: 124vv, Verburg: 423 en vele andere historiografen zijn het daarover eens). De grote geleerden werden daar (voordien in Leuven, nadien in Amsterdam) aangetroffen. Wat de taalwetenschap betreft: er is reeds gesproken over theoretische vernieuwingen enerzijds en een zich enigszins bezijden de stromingen voortzettende schoolgrammatica anderzijds. De invloed op de schoolgrammatica van de zijde van het rationalisme blijft beperkt, ook al omdat die schoolgrammatica bleef figureren in humanistische kringen en omdat de filologen de bloeiendste tak van de taalwetenschap vormden. In de noordelijke Nederlanden verbleef een reeks van befaamde classici, onder wie mannen als Dousa, Lipsius, J.J. Scaliger, Paulus Merula, Baudius, Scriverius, Vossius, F. Junius, Perizonius, Heinsius: een greep door de tijd heen, waarbij nog niet eens de wereldberoemde leerling van Scaliger genoemd is: Hugo Grotius. Voor de grammatica van Vossius, die in de Lange Landen én daarbuiten zoveel gezag had, wordt besproken, wil ik nog even stilstaan bij een merkwaardige figuur: Scioppius oftewel Kaspar Schoppe (1576-1649), omdat diens werk, even- | |
[pagina 229]
| |
als dat van bijv. Thomas Hayne (Grammatices latinae compendium, 1640), zo duidelijk in het verlengde van vernieuwers als Sanctius en Ramus ligt. In 1628 verscheen zijn Grammatica philosophica, maar zijn naam blijft ook voortbestaan als de heruitgever van het werk van Sanctius (Minerva Sanctiana sive commentarius de Linguae Latinae causis, ipsi etiam Ciceroni, Varroni, Quintilliano ignotis; een taak die Perizonius na hem op zich nam) én van Varro's De lingua latina. Traditie en vernieuwing! Wat vooral opvallend is voor de geschiedenis van het grammaticamodel is het schematische. Zoals men tegenwoordig de eenvoudigste mededeling via pijlen en schemaatjes doet, zo bood Scioppius het publiek accolades. Inhangend tussen Scaligers aristotelisme en Sanctius' ellipsentheorie enerzijds en de logicale grammatica anderzijds, doet Scioppius een gooi naar een allesoverheersende tabellistiek, zoals Verburg (1952: 420) treffend opmerkt, een tabellistiek waarin hij bijna ongemerkt de klassieke grammatica uit de humanistische traditie verwerkt. Ik laat, omdat het werk een neiging tot zichtbaar schematiseren vertoont, die wij heden ten dage in andere vorm opnieuw aantreffen, de inleidende tabel zien, gevolgd door de indeling van het nomen. Vooraf moet nog worden opgemerkt, dat Scioppius de humanistische vierdeling van de grammatica hanteert zoals die in zijn tijd figureerde: passerende aandacht voor ‘orthoepeia’ (zo genoemd vanuit de visie dat de grammatica een ‘ars rectè loquendi’ is) en prosodia (een halve bladzijde die slechts de taak van verwijzen krijgt). Wij zien een schematiek à la Ramus. In feite valt er buiten de accolades om niet zoveel nieuws te melden als Scioppius zelf wel wilde, en het loont de moeite het werk naast dat van Vossius te leggen: als men de verschillende vorm van mededelen wegdenkt, valt het met de vernieuwing nogal mee, een feit dat zich vaker in de taalkundegeschiedenis voordoet. Padley (1976: 117) verwoordt een en ander als volgt: His Grammatica philosophica is a curious mixture of formal word-class definitions, Ramistic dichotomies, and semasiological treatment of most of the secondary prints of grammar. [...] his work is thoroughly contemporary in its attempts to equate grammar and logic, in its straining of language to fit logical requirements and in its explanation of anomalies by means of ellipse. (117) Formalisme is wel ongeveer de karakterisering voor grammatici als Scioppius, Hayne e.a. Formalisme is in toenemende mate sindsdien de doodlopende weg gebleken van de logicale grammatica, zoals paradigmatisme dat van de filologische grammatica is. Maar eerst ter illustratie de schema's. | |
[pagina 230]
| |
Tabula prima | |
[pagina 231]
| |
Tabula IIEtymologia Nominis. Wat wij in deze schema's kunnen waarnemen, is een geformaliseerde benadering die de bedoeling heeft grammatica en logica op één lijn te brengen. Anomalieën horen daarin niet thuis en Scioppius misbruikt de ellipstheorie om deze anomalieën weg te werken. Maar ook bij Scioppius zien we de algemene tendens van de zeventiende-eeuwse grammatici: de gang naar een semantische definiëring van de grammaticale begrippen ten koste van de op vorm gebaseerde definitie. Dat is de consequentie van de weg naar de logica, die wederom is ingeslagen, nu via de onderliggende ratio van de taal en - zoals steeds - met behulp van de aristotelische logica, een weg waarop wij Scioppius aan het begin ontmoeten. Het duidelijkst is dat te zien in de syntaxis. Scioppius gaat uit van de taal, rationaliseert de zinsbouw tot een abstract model van twaalf grondregels en past dat wederom toe op de taal. De zinnen die niet kloppen, worden aangevuld via een nu principieel toegepaste ellipsistheorie.Ga naar eind351 |
|