Letterkonst
(1991)–E. Ruijsendaal– Auteursrechtelijk beschermdHet klassieke grammaticamodel en de oudste Nederlandse grammatica's
[pagina 183]
| |||||
IV Humanisme en Renaissance4.1 InleidingMet de ‘renaissance’ - de term vond ingang door Jakob Burckhardts werk Die Kultur der Renaissance in Italien (1860), maar werd met name door VoigtGa naar eind282 al eerder gebruikt met de bedoeling een moment in de Italiaanse geschiedenis weer te geven - duidt men de tijdsperiode aan (14de-16de/17de eeuw), waarin de westerse wereld op een nieuwe manier naar de wereld om zich heen keek. De collectivistische en theocentrische uitgangspunten van de middeleeuwen maakten plaats voor een meer individuele, antropocentrische gerichtheid. Dit was een geleidelijk proces; continue veranderingen krijgen door de typologieën die nodig zijn om bepaalde tijdvakken te schetsen, het karakter van een reeks kwalitatieve sprongen in de verandering. Niemand is gelukkig met deze fixatie van tijdvakken, maar dat in het ene tijdvak karakteristieken aan te wijzen zijn, die in het andere niet aanwezig waren, valt niet te ontkennen. Zelfs als De Rijk 1962Ga naar eind283 voorstelt te periodiseren ‘op grond van de in een bepaalde periode of onderdeel van een periode werkzame factoren’, waardoor aansluiting wordt gevonden bij de dynamiek van het historisch proces zelf, zelfs dan bereikt men geen overzicht, omdat de mogelijkheid van vergelijkend onderzoek van ontwikkelingsstadia dan gaat ontbreken (Weiler 1972: 3). Bezinning op deze moeilijkheden voor de historiografie is nodig, zeker als een tijdperk beschouwd gaat worden van opkomst van de volkstaalgrammatica, een ontwikkeling die gekenmerkt wordt door veel extralinguïstische factoren, ook al kan de historiograaf zich zoveel mogelijk beperken tot het relatief autonome ontwikkelingsverloop binnen het eigen gekozen onderzoeksterrein. In zijn algemeenheid kan men na de vorige bedenkingen toch zeggen dat kenmerkend voor de renaissance is de zucht naar geestelijke vernieuwing, naar een persoonlijkheidsontwikkeling zoals Dante en Petrarca die het eerst hadden aangegeven.Ga naar eind284 Dat geldt in cultureel, maar evenzeer in staatkundig-politiek opzicht. Het is de tijd van de vorming der nationale staten en daarbij behorend de opkomst van de volkstaal.Ga naar eind285 De opkomst van de steden en stadstaten in West-Europa wordt daarbij door veel geschiedschrijvers als een van de belangrijkste kenmerken van de renaissance gezien. De burgers van de stad met hun wereldse belangen en burgeridealen hadden het middeleeuwse contemplatieve ideaal niet meer. In de kunst werd de nieuwe ontwikkeling in die tijd nog het helderst verwoord door Vasari (Levens | |||||
[pagina 184]
| |||||
van de beroemdste schilders [...], 1550). De kunsten, zegt hij,Ga naar eind286 worden geboren, stijgen tot grote hoogte, gaan ten onder, net als de mensen. Het ‘oude’ in de schone kunsten is volgens hem de Byzantijnse en Griekse wereld, een overlevering van de klassieke wereld maar ontdaan van de oorspronkelijke ziel. Het ‘moderne’ is voor hem de gotiek, product van de barbaarse middeleeuwen. Het ‘antieke’, dat dus tegenover oud en modern werd geplaatst, kon men vinden in die beweging die haar inspiratie vond in de werkelijkheid van mens en natuur zoals de antieke wereld dat had gedaan. Twee belangrijke aspecten van de renaissance zijn inmiddels naar voren gebracht: de losmaking van het verleden, de wetenschappelijke en religieuze veranderingen enerzijds én de herwaardering van het antieke verleden der Romeinen en Grieken anderzijds, met de filologisch-taalkundige interesse die daardoor weer opkwam. De term humanisme duidt op dat tweede aspect: het streven de waarden der antieke cultuur opnieuw tot leven te brengen in de overtuiging dat in de antieke mens het ideaal van het mens-zijn was bereikt.Ga naar eind287 Dat gerichtheid op verleden én toekomst één tijdsstroming, de renaissance, kon zijn, beredeneert een van de bekendste beschrijvers van dit tijdvak, Eugenio Garin, als volgt:Ga naar eind288 De terugkeer naar de Ouden treedt het eerst naar voren: dit gebeurt omdat de cultuur op dat moment verouderde waarden had en niet met de mensen was meegegroeid. Door de weg der Ouden te vervolgen, vond men de mens en de werkelijkheid terug. Die terugkeer naar de Oudheid had twee reacties:
In die tweede reactie werd de renaissance de grondlegster van de huidige vorm en inrichting van de wetenschap, van wat in de discussie uit de tijd zelf scientia heette. De humanisten vervulden in de overdracht van die antieke of klassieke waarden de sleutelrol doordat ze zich gaandeweg toelegden op de educatieve kant van de overdracht. In het opnieuw bereikbaar maken van de oude beschaving ontwikkelde zich wederomGa naar eind289 de filologie en daarbij kwam de filologisch gerichte grammatica op. Taalbeheersing - maar nu van het zuivere Latijn - speelde in de opvoeding van nieuwe generaties een hoofdrol; geen wonder dat men teruggreep op de retorisch-literair gerichte grammatica uit de Romeinse periode en op Quintilianus en Cicero. Het was weer de beurt aan de ‘auctores’. Wij kunnen, en dat zal straks bij de verdere bespreking blijken, het humanisme karakteriseren als een pedagogisch gerichte beweging, die vooral uitmuntte in de taalwetenschap, maar door haar filologische arbeid een veel breder doel wilde bereiken: uiteindelijk de overdracht en verdere ontwikkeling van de klassieke leergang, de encyclopaedia. Uit de Hellenistische periode herinneren wij ons nog de grammatikoi, die figureerden in een opvoedingsideaal waarin de taal de eerste plaats innam. Dat ideaal streefden de humanisten na. Zij speelden een instigerende rol in het tijdperk van technische en sociale vernieuwing dat wij renaissance noemen (Pfeiffer 1976: 52). |
|