Letterkonst
(1991)–E. Ruijsendaal– Auteursrechtelijk beschermdHet klassieke grammaticamodel en de oudste Nederlandse grammatica's
1.7 Apollonius DyscolusDe Alexandriër Apollonius Dyscolus leefde in de tweede eeuw. Afgezien van een kort verblijf in Rome bracht hij zijn hele leven in zijn geboortestad door. Hij schreef een omvangrijk oeuvre, waarvan helaas het meeste verloren is gegaan. Men is er vrijwel zeker van dat het op zijn minst twintig titels omvatte en handelde over allerlei vragen op het gebied van grammatica en Griekse dialecten. Overgebleven zijn de verhandelingen over pronomina, adverbia, conjunctiones en het belangrijke werk over de syntaxis/compositio partium orationis. Al is het werk zelf geen opzienbarende vooruitgang in zijn tijd, de invloed op later tijd is zeer groot geweest, omdat het een eerste samenvatting was van de Griekse resultaten op het gebied van grammaticale constructies van woorden. Het werk van Priscianus (6de eeuw) laat zich niet goed waarderen zonder de wetenschap dat hij zeer veel verschuldigd is aan Apollonius en ook diens zoon Herodianus; men treft zelfs vele letterlijke vertalingen bij hem aan. Het is het enige geschrift over de syntaxis uit deze periode dat ons is overgebleven. In het voorgaande is aangegeven, dat in de eerste eeuw voor Christus uit de verschillende taalbenaderingen een bewuste taalbeschouwing bezig was te ontstaan. Aan Apollonius kan men deze ontwikkeling duidelijk zien: hier is een taalkundige aan het woord, meer dan een dialecticus of filoloog. usus en analogia zijn de gereedschappen waarmee Apollonius voortwerkt op de stoïsche grondslagen, de grondslagen van redenering en de delen waaruit deze dienen te bestaan. Binnen het zich ontwikkelende taalkundige kader is Apollonius steeds beschouwd geweest als grondlegger van de syntaxis. Dit is natuurlijk maar betrekkelijk, zeker voor wie de geschriften der stoïci bekend zijn. Het is echter een feit dat de oudste Romeinse geschriften die onder de invloed van de stoïci stonden, | |
[pagina 59]
| |
niet tot die praktische bruikbaarheid van het stilistisch-retorisch (lexis)niveau kwamen. Zoals Dionysius Thrax een eerste, bruikbare vormleer presenteerde, zo schiep Apollonius Dyscolus een systematische syntaxis. Het zoeken naar een gemeenschappelijk systeem achter alle constructies, ook achter de onregelmatige, laat hem de taalkundige opvolger der stoïci zijn. | |
Verdeling in rededelenIn de eerste hoofdstukken van de syntaxisGa naar eind93 worden de rededelen nog eens opgesomd en wordt de reden aangegeven van die plaatsing, een hiërarchische indeling dus die bij Dionysius niet voorkomt. Het nomen komt op de eerste plaats, omdat het de wezens (*sômata) uitdrukt. De stoïci benaderden het woord in zijn verschijningsvorm, omdat dat de lichamelijke, waarneembare vorm was van de onbestemde *ousia (substantia). Dionysius Thrax had het in plaats daarvan over rem corporalem aut incorporalem en noemde deze filosofische tweedeling niet. De volgende grammatici hadden het alleen over *ousia, wat duidelijk maakt, dat men met het specifiek stoïsche begrip niet goed raad wist en er een verschuiving plaats ging vinden. Apollonius merkte dat ook de pronomina teruggaan op de *ousia, via aanwijzing of vertegenwoordiging. Het nomen betekent echter het wezen via hoedanigheid; het pronomen verwijst alleen maar en geeft daarmee ook alle bijkomende zaken weer. Kort samengevat komt het hierop neer: nomen betekent substantia + qualitas, terwijl de stoïci ervan uitgingen dat het nomen er pas was via qualitas. Het handelt dan steeds over het nomen in het subject. Het pronomen vervangt in hun redenatie het nomen, maar dan de *ousia daarvan en niet de qualitas. Met zijn verschuiving in die verhouding als boven geschetst, brengt Apollonius de aristotelische materia-formaverhouding binnen, die de stoïci niet bedoeld hadden. Maar de stoïci konden ook geen gronden vinden om het pronomen van het nomen te onderscheiden, juist omdat zij het nomen alleen qualitas lieten zijn. Apollonius gebruikt de combinatie van de twee aristotelische begrippen ten behoeve van grammaticale onderscheidingen, veel meer streeft hij niet na. Volgens Steinthal (II, 109) is met ‘corpus aut res’, ‘substantia’, ‘substantia met qualitas’ of ‘qualitas’ alleen hetzelfde beoogd. Apollonius verdeelt de nomina in individuum en commune (qualitas) en vervolgt met de kenmerken species, genus, figura, numerus en casus. Hij laat, net als Dionysius, weer species (nu geen kenmerk meer maar indeling) volgen met proprium, adiectivum enz. Het werkwoord komt op de tweede plaats, omdat het de actieve of passieve staat van de nomina uitdrukt. De verhandeling over het werkwoord is verloren gegaan,Ga naar eind94 al heeft men via een scholiast de definitie grotendeels menen te kunnen vaststellen (‘een rededeel dat door aparte vormen de tijd, het handelen of ondergáán, personen en getallen uitdrukt’Ga naar eind95); het is duidelijk dat hij daarmee op de lijn van Dionysius Thrax zit. Apollonius stelt echter dat modi, numerus en tempus in feite bij de personen horen en niet wezenlijk tot het werkwoord. Het wezen van het werkwoord is het weergeven van een handeling, zoals een naamwoord een zaak weergeeft. Daarom ziet Apollonius in de infinitivus het | |
[pagina 60]
| |
wezenlijke van het werkwoord. Dit doet heel stoïsch aan: de term *rhêma werd door de stoïci immers gereserveerd voor de infinitivus (in de definitie heet het werkwoord ook indeclinabile!), en voor de finiete werkwoordsvorm zagen wij de term *katêgorêma. De kenmerken zijn aansluitend bij Dionysius genus activum, passivum, medium; ook transitief en intransitief komen ter sprake), persona, tempus (waarbij duratief en perfectief aspect ter sprake komen), modi (5) en coniugatio. Wat de modi betreft: Apollonius noemt de infinitivus *onoma rhêmatos (nomen verbi). Losmaken van het finiete verbum doet hij de infinitivus echter niet. Dat gebeurt wel met het participium, dat na het verbum op de derde plaats komt. De stoïci hadden het tot het nomen gerekend, de Alexandrijnen maakten er een aparte woordsoort van, hetgeen bij Dionysius Thrax tot uitdrukking komt. Net als de infinitivus kan het participium, dat noch nomen noch verbum is, in de plaats komen van alle andere modi. Dan volgt het *arthron, het artikel, dat betrekking heeft op nomen en participium en niet wezenlijk anders benaderd wordt dan bij Dionysius Thrax. De pronomina relativa vallen hier dus ook onder. De verhandeling over het pronomen is vrij compleet overgeleverd. De verbondenheid met het nomen is al besproken. De definitie van het pronomen is vergeleken met die van Dionysius Thrax wel uitgebreider maar niet per se treffender: een woord dat in de plaats gesteld wordt van een naamwoord, dat bepaalde personen vertegenwoordigt, dat naamval en getal heeft, terwijl het geen vormen heeft om de geslachten uit te drukken. Zij worden verdeeld in demonstrativa en relativa (*deiktikai, anaphorikai); de eerste twee personen zijn demonstrativa, de derde is beide. Pronomina zijn zeer verwant aan het postpositieve artikel. De grenzen liggen ongeveer als bij Dionysius Thrax. De zesde woordsoort is het voorzetsel. Ook Apollonius verdeelt die in de ons bekende woordsoort (vrij voorkomend) en wat wij nu voorvoegsels zouden noemen. Zij vielen bij de stoïci nog onder de verbindende woorden (*prothetikoi sundesmoi), wat vanuit hun syntactische benadering een precieze onderscheiding was. Bij Dionysius was het al een aparte woordsoort. In de definiëring van het adverbium (*epirrhêma) sluit Apollonius zich in principe bij zijn voorgangers aan, d.w.z. een indeling naar betekenis en kenschetsing als een soort adjectief bij het werkwoord (stoïsch!). Tot slot volgt coniunctio (*sundesmos), dat slechts de taak heeft de woorden te verbinden. In aanvulling op Dionysius Thrax vestigt Apollonius de aandacht op het onbuigbare en in aanvulling op de stoïci stelt hij dat het voegwoord betekenis heeft (weliswaar geen zelfstandige betekenis: *sussêmainei). Het aantal van verschillende soorten conjuncties wordt opgevoerd; men ziet ze precies zo terug bij Priscianus. Tot zover de door Apollonius gehandhaafde verdeling der woordsoorten. Over zijn verhandeling over de syntaxis valt echter nog het een en ander te zeggen, | |
[pagina 61]
| |
omdat hiermee een onderdeel aan de ‘technai’ wordt toegevoegd, dat hen in onze ogen enigszins completeert, gezien de latere grammaticavorm. De syntaxis van Apollonius Dyscolus handelt in aansluiting op de stoïsche lexisgrammatica meer over het combineren van woorden, woordconstructies, dan over de indeling van gedachteneenheden en het is deze vorm van syntaxis die men in de Latijnse grammatica voortgezet ziet en die de inhoud is van het klassieke begrip syntaxis. De beschouwingen van zinnen als uitdrukking van gedachten blijven het terrein van de dialectica. | |
syntaxisDe Syntaxis (*peri suntaxeôs tôn tou logou merôn) is verdeeld in vier boeken: de syntaxis der articuli, pronomina, pronomina derde persoon en verba, en indeclinabilia. In het eerste boek (A) treft men eerst het al besproken aantal en de ordo van de rededelen. Vervolgens de definiëring van het artikel en het gebruik ervan. Apollonius onderscheidde prae- en postpositief artikel, waaronder het latere relativum. In dit onderdeel van de syntaxis, evenals bij het pronomen, komt een belangrijk begrip ter sprake: de functie van ‘het betrekken op een reeds genoemde persoon’ (*hê anaphoraGa naar eind96), het relatieve element dus. Het vooropgeplaatste artikel deelt de constructie van het nomen met verbum of participium. Als het nomen wordt weggelaten, vervangt het dat, maar wordt dan pronomen. Het nageplaatste, postpositieve artikel vereist een ander werkwoord. In zo'n geval hebben wij niet meer met een enkelvoudige zin te maken. Apollonius gaat het gebruik van het artikel na voor infinitief, nomina, participia en pronomina. Hij kijkt waar het weggelaten wordt of verdubbeld, ziet overeenkomst met het adverbium, gaat de declinatie na. Ook de constructie met het werkwoord wordt besproken. Bij de behandeling van de articuli zijn heel wat aspecten van de syntaxis aan de orde gekomen, grotendeels op het gebied van de woordgroepenleer, maar wel degelijk ook op het gebied van de zinsleer (enkelvoudige, samengestelde zin; object bij het werkwoord, passieve zin enz.). Het tweede gedeelte bevat een samenvatting van de theorie over het pronomen. Er wordt ingegaan op de constructies met pronomina en vooral de enclitica krijgen veel aandacht. Pas in het derde gedeelte na de behandeling van *autos komt Apollonius te spreken over de syntaxis in het algemeen. Hij stelt dàn ook in syntacticis de kwestie der onregelmatigheid aan de orde:Ga naar eind97 Wij moeten dus precies uiteenzetten wat de onregelmatigheid veroorzaakt en daarvoor moet men zich niet beperken tot de overeenkomst in voorbeelden van figuren, zoals sommigen deden die het luidruchtig hadden over soloecismen, zonder de reden ervan te geven; want als men de samenhang niet begrijpt, zijn alle voorbeelden vergeefs. Barbarisme wordt aangegeven als een fout ten aanzien van een woord apart, soloecisme echter (in de vertaling van Spiegel) Wanschicklyckheid,Ga naar eind98 als een fout ten aanzien van de verbinding van woorden, een fout tegen de ‘samenvoeghing’. Zo kan een nominatief in zijn eentje geen zin vormen, wél met een verbum, als dat verbum tenminste geen aanvulling van een casus obliquus behoeft (bijvoor- | |
[pagina 62]
| |
beeld *houtos blaptei - tina). In een antwoord kan het werkwoord van de oorspronkelijke vraagzin erbij gedacht worden. Sluit een aanduiding niet aan op de werkelijkheid (bijvoorbeeld ‘hij’ over een vrouw), dan kan evengoed de zin in orde zijn. Het gaat bij de soloecismen dus om de betrekkingen tussen de woorden onderling en niet die tot de buitentalige wereld. Hierin herkennen wij duidelijk het zoeken naar de ratio der constructies, zonder verdere verbindingen. Niettemin is de hele betoogtrant dialectisch van opzet, een voortzetting van de gedachte der lekta, en uiteindelijk erop gericht aansluiting bij de logica te verkrijgen. Apollonius behandelt de convenientia: pluralis bij pluralis, d.w.z. als ze echt bij elkaar horen zoals onderwerp en gezegde, bijvoeglijke bepaling, waartussen dan gerust andere woorden kunnen staan: naamval, getal en geslacht dienen overeen te komen. Bij verba worden ook persoon en tijd in dit kader aangevoerd. De infinitivus heeft niets te maken met personen en getallen en kan dus overal bij aansluiten. Bij participia treft men niet het onderscheid van persoon aan. Opnieuw loopt Apollonius nomina, verba en adverbia langs en keert terug naar getallen en naamvallen van de nomina. In het algemeen wordt geen expliciet onderscheid gemaakt tussen convenientia en regimen. Expliciete, in regels geformuleerde onderscheiding ziet men evenmin ten aanzien van ordo, al komen de problemen ervan wel ter sprake (bijvoorbeeld prae- en postpositieve articuli, enclitica, anastrophe bij partikels), echter vooral vanuit inversio bekeken. Maar, en nu komen wij op een belangrijk punt, Apollonius is wél druk bezig met de logische ordo. Hij wilde blijkens het begin van de syntaxis de taal een nabootsing laten zijn van de innerlijke handelingen van het denken. Vandaaruit stelt hij voorop dat het volledige oordeel (*autotelês logos) vóór alles twee elementen omvat, nomen en verbum, waarop de andere rededelen volgen, logisch gebaseerd, zoals hiervoor al is aangegeven, op de aristotelische beschrijving met zijn accidentia.Ga naar eind99 De partes orationis hebben het woord als onderwerp, de syntaxis de betrekkingen tussen woorden. Maar overeenkomst, onderschikking e.d. zijn niet verder filosofisch uitgewerkt en blijven op lexisniveau. Van het regimen-gedeelte is vrijwel alleen dat van de naamvallen over; wijzen en tijden zijn er niet meer. Apollonius gaat de betrekkingen tussen de naamvalsvormen en werkwoordsvormen na: activum + object en passivum + *hupo, het passieve onderwerp bij de verba sentiendi en vervolgens de naamvallen: genitivus (weergaven van eigendom), dativus (behoren aan), accusativus (al eerder ter sprake gekomen, nu in combinatie met infinitivus bekeken, waarbij het vergeleken wordt met nominativus = verbum finitum). Frede 1977: 7vv karakteriseert Apollonius' benadering van de syntaxis juist als hij zegt: Apollonius Dyscolus in the introduction to his syntax [...] tells us that to each word there corresponds an intelligible (*noêton) such that, in a way, it is these intelligible items which are the elements of the meaningful sentence. In feite stelt Apollonius dat: | |
[pagina 63]
| |
[...] corresponding to each word there is an element in the lekton; in putting the words together we put the elements of the lekton together, i.e. construct a lekton. En daarin zit de aansluiting bij het terrein van de dialectica, de grammatica van het lekton, de beschouwing van de gedachte-eenheid. Tot zover een impressie van wat er in de syntaxis (de lexissyntaxis) aan onderwerpen behandeld is. Op details ben ik niet ingegaan, omdat het voor ons doel te ver zou voeren, terwijl het het hier geschetste overzicht niet duidelijker maakt. Wat ik wilde aangeven, was het soort onderwerpen en de menging van richtingen. Apollonius behandelt de syntaxis breder dan zijn voorgangers hadden gedaan. Onder die voorgangers, waarmee Apollonius polemiseert, valt waarschijnlijk Tryphon (1ste e. v.C.) te plaatsen, die door Apollonius meermalen genoemd wordt. Ofschoon Tryphon veel geschreven heeft, onder meer over de syntaxis, is er te weinig van zijn werk over om er iets van de kunnen zeggen. Datzelfde geldt voor Dionysius Halicarnassus en andere grammatici van naam. Wij moeten hierbij ook aantekenen, dat Cicero en Quintilianus al vóór Apollonius bezig waren met problemen van woordorde. Veel meer valt te zeggen over de invloed die Apollonius op anderen, met name de Romeinen, heeft gehad. Maar niet alleen Apollonius, ook zijn zoon Aelius Herodianus (2de e.) moet hier genoemd worden als groot compilator van de dan bestaande kennis omtrent taal. Van Herodianus is op grammaticaal gebied onder meer bewaard gebleven *Peri monêrous lexeôs. De voornaamste figuur die voor verdere verbreiding van Apollonius' denkbeelden heeft gezorgd, is Priscianus, die zijn methode en doctrine zover overnam dat zijn Latijnse syntaxis zelfs met de constructies met articuli begon! |
|