Letterkonst
(1991)–E. Ruijsendaal– Auteursrechtelijk beschermdHet klassieke grammaticamodel en de oudste Nederlandse grammatica's
1.2 Plato (427-347)Had Plato het in de dialoog Cratylus over de oorsprong van de taal - voor ons doel belangrijk vanwege de latere aansluiting der stoïci bij Plato - in de dialoog Theaitetos en trouwens ook in De SofistGa naar eind10 is hij meer gericht op de relatie tussen denken, taal en de zaken waarover gesproken wordt. Plato gaat net als de natuurfilosofen voor hem uit van elementen, in taal *stoicheia geheten, die net als de elementen in de natuur samengevoegd kunnen worden, maar dan tot lettergrepen. De lettergrepen worden weer op hun beurt samengevoegd tot woorden. Leky 1919: 60-61 merkt over Plato's benadering van taal en woorden op: In der Parallelität zwischen Lautausdruck und Seinsauffassen liegt ein Doppeltes als notwendige Voraussetzung zum Begriffen des Vorganges der Wortbildung begründet: In Plato's eigen woorden:Ga naar eind11 Uit die elementaire dingen ontstaan dan verder samenstellingen. En zoals die samenstellingen zelf samenweefsels zijn, zo zijn ook hun benamingen samenweefsels, waaruit dan taal ontstaat. Verbinding van benamingen: dàt is immers de essentie van de taal. Teneinde kennis te krijgen van die essentie moet men een verklaring kunnen geven van die samenweefsels, of het nu letters in een lettergreep of woorden in een zin betreft. Van de benamingen van zaken constateert Plato ook dat men niet alleen van doen heeft met het enkele woord, maar ook met het samengestelde, waardoor dan het zicht op de oorspronkelijke woorden nog wel eens verloren gaat. Het dooreenspelen van de begrippen oorspronkelijk-afgeleid en enkel- samengesteld, hier nog duidelijk in de verschillende benadering diachroon-synchroon, wordt later verwarrender als de tegenstelling oorspronkelijk-afgeleid tevens synchroon benaderd gaat worden en op betekenisniveau terechtkomt. Hierop kom ik later nog terug. Socrates stelt in de dialoog Theaitetos dat de letters in een lettergreep een geheel zijn geworden, dat meer is dan de samenstelling der delen. Heeft men echter kennis van die elementen gekregen, dan kan men tot het wezen doordringen.Ga naar eind12 Deze pogingen om systeem te vinden in wat gecombineerd kan worden, in structuren, zijn de eerste om te komen tot een formele logica, d.w.z. een systeem waardoor we kunnen zeggen of combinaties correct zijn of niet.Ga naar eind13 De grondslag | |
[pagina 11]
| |
van de onderscheiding der soorten woorden moet gezocht worden in Plato's omschrijving van de betekenis van *logos, namelijk:Ga naar eind14 [...] zijn mening duidelijk maken door de stem met behulp van werkwoorden [*rhêmata] en naamwoorden [*onomata]: dat gebeurt door zijn mening op de stroom, die zich door de mond uitdrukt, te doen weerkaatsen als in een spiegel of op een wateroppervlak. Plato stelt dus uitdrukkelijk dat men wezenlijk kennis neemt van de *logos (natuur, argument, zin, propositie) als men de delen ervan (*onomata, rhêmata) kent. Men is dan natuurlijk bezig met de (taal)tekens der dingen, niet met de dingen zelf,Ga naar eind15 want Plato gaat uit van de nabootsing (*mimêma) van de werkelijkheid (*ousia). Zijn wereldbeeld wordt als het ware weerspiegeld in zijn taalkundige theorie. De ‘ideeën’ die in het denken deel hebben aan de kosmos, drukken zich uit in het bewogene (*ousia) en het bewegende (*rhêma). Men vindt dus de kosmos/de ideeën enerzijds en het denken/de taal anderzijds. Hoe moeten wij nu tegen die *onomata en *rhêmata aankijken? Zij zijn tekens (*sêmeia) die in verbinding met elkaar zin krijgen. Zij groeien in de latere grammatica's uit tot die specifieke tweedeling in de zin van subject (waarin het nomen centraal staat) en predicaat (waarin het verbum het centrum vormt). Men moet uit deze gang van zaken concluderen dat aanvankelijk, en zeker bij Plato, *onoma nog zowel substantief/nomen als subject betekent en *rhêma zowel verbum als predicaat. Hoe dicht het wezen van beide onderscheidingen - de een ‘taalkundig’, de ander ‘redekundig’ - bij elkaar ligt, laten de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van taaltheorie weer zien.Ga naar eind16 Maar Plato is het uiteindelijk te doen om een waarheidscriterium en niet om een functionaliteitscriterium:Ga naar eind17 voor dit laatste moeten wij wachten tot de Alexandrijnse grammatica zichtbaar wordt. Met het oog op de latere indeling in partes orationis moet hierbij nog opgemerkt worden, dat het latere adiectivum door Plato tot het predicaat wordt gerekend, tot *rhêma dus, omdat het evenzeer iets van het subject zegt. Men ziet hier dat men met filosofie te maken heeft, zij het dat taal en taalbeschouwing daarin een centrale rol spelen. Zoals daarstraks al gezegd is, heeft Plato's woord naast de Seinsseite nog een fonetische kant. Zo goed als het woord weerspiegeling is van een idee, zo geeft Plato in Cratylus ook het parallelprincipe van klanken apart aan. Zo schildert de ‘rho’ de beweging en de ‘iota’ het dunne (427C). Doorwerking van deze benadering vindt men tot op de dag van vandaag.Ga naar eind18 Samenvattend, in feite anachronistisch isolerend, kan men vaststellen dat Plato een mededelingeneenheid, een volzin, in zijn *logos (zinseenheid, samenhang) verdeelt in *onomata en wat daarvan gezegd wordt: *rhêmata. Daarbij vallen taalkundig gezien de ‘redekundige’ en ‘taalkundige’ benadering nog samen, d.w.z. dat *onoma, nomen, tevens subject is en *rhêma, verbum, tevens predicaat. Te gemakkelijk worden deze begrippen tegenwoordig door topic en comment weergegeven, want daarmee wordt de logische omgeving weggedacht. Als *rhêma beschouwt Plato al wat gezegd wordt over *onoma, dus ook het later onderscheiden adiectivum valt hieronder. De grote eenheid van taal en denken is | |
[pagina 12]
| |
hier duidelijk zichtbaar en werkt belemmerend voor het mee ontwikkelen van een meer empirisch gerichte belangstelling voor taal. Robins 1951: 18 stelt dan ook terecht dat [...] the first ‘parts of speech’ or word classes were isolated on logical and not formal criteria; and the logical domination of grammar has been of immense significance throughout its history right up to the present day. Naast deze filosofische benadering, dat moeten wij wel beseffen, bestaat in Plato's tijd al de studie van de geschreven taal en van de klanken: klank- en letterleer. |
|