Jeugdwerk 1884-1892

[p. 23]

Tweede reeks

[p. 25]

Wijding.aant.

Aan U gewijd mijn liederen en zangen;

Aan U gewijd al wat ik droom en dicht,

Aan U de klanken, die mijn lier ontvloeiden,

Al zijn ze U onwaardig, schitternd licht.

Zij zijn de vrucht van vele moeilijk' uren;

Zij zijn de vrucht van menig reine traan,

Gij ook, nietwaar, weet wat het is te weenen -

En daarom waag ik het en bied z' U aan.

Uw geest bezielde mij in al mijn streven,

Gij schonkt mij vuur, gij gaaft mij moed en kracht

Gij waart het licht dat m' op de steilste paden

Steeds tegenblonk, zoo helder, toch zoo zacht.

En nu kom ik tot U, en aan uw' voeten

Leg ik mijn boekske, vol van vreugd' en smart:

Wat ik U bid: o wilt het niet versmaden,

Want daardoor, daardoor braakt ge mij het hart.

Voltooid 24 September 84
Noordwijk.