Eglentiers poëtens borst-weringh
(1619)–Theodoor Rodenburg– Auteursrechtvrij
[pagina 425]
| |
Ferio.HOe valschelijck mis-oord'len de verwerde zinnen,
Die waenen dat Cupido wezen zoud' een God:
De ieughden niet alleen, maer gryzert broeyt hy zot,
En maecken gheen verschille tusschen liefd' en minne.
Maer noemen minne liefd; vermits dat zy bevinnen
Hoe vleeschelijcke lust hun terght om lusts genot,
Dus draeght dit loose wicht de sleutel van het slot
Huns lockende bekoor, om liefde t'overwinnen
Door lock-lusts kies-koorts-tocht. gesproten uyt het beeld
Van dartelijck verkies, en prickelende geylheyt,
Doch lust zo dartelt niet, of na-beklagingh teelt
Noch grooter wroeging, mits 't verlies des Zielens heylheyt,
Zijn schicht een yder treft, doch niet als liefdens God,
Maer gh'lijck een sno-Cabouter-wulpse-minne God.
|
|