Eglentiers poëtens borst-weringh
(1619)–Theodoor Rodenburg– Auteursrechtvrij
[pagina 377]
| |
Humana sumus.BEziet de wereld wel met al heur vise-vazen,
Vol grillen, vol bedrogh, vol zotte apery,
Vol valsche treken, en vol kindse zotterny,
En hoe heur wispeltueren na heur grillen razen,
Hoe listich dat zy weet te leyden all' heur dwazen,
Ghereeckst te hoop aen schakels van heur slaverny,
Bedrijvend' op't tooneel de zotste boertery,
Dan doch de werelds-kenners nimmer en verbaezen,
Vermits hun is bewist de ylheyt van heur aert,
De bobbel-bellings-gaven, en heur snoode kuuren:
Dies achten zy de wereld niet een vesel waert:
Ten aenzien dat heur rancken niet en kunnen duuren.
Wat is de Wereld doch? een schaeuw, een damp, een roock,
En is de wereld zulckx, zo zijn't de menschen oock.
|
|