Eglentiers poëtens borst-weringh(1619)–Theodoor Rodenburg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XIV. Quid sentiam ostendere malim quam loqui. Toonen doet blijcken. AL is't zo dat de tonge smeeckt, en minn'lijck vlayd, Met çierzelen van woorden afbeeld 'sherten meenen, En dat de milde spraeck, al wat de tongh wil, zayt Zo kander zijn bedroch onder des tranens weenen: Maer als de daedt en woorden komen over een, Door't open hert zo ken het qualijck zegghen neen. Vorige Volgende