Eglentiers poëtens borst-weringh(1619)–Theodoor Rodenburg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 317] [p. 317] XIII. Apparet dissimulatus Amor. Ick ken niet veynzen. HEt glinsterende licht men qualijck ken vermorsen, Of yewers dringd het uyt, hoe zeer men 'tlicht bewaert, De heymelijcke quel die lieve lievers torsen: Desgh'lijckx hoe zeer geheelt, werdt noch gheopenbaert, Hoe stom de tongh verstomt, en schreumt de quel te klaghen, De ooghen zonder spreken melden wel het knaghen. Vorige Volgende