Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 324] [p. 324] Aan de Wijse en Konstrijcke Iuffrouw Catharina Questiers. CAtrina 'k heb noit brein, noch pen in rijm versleeten, Dies bid' ik, bergh mijn dicht, voor d'ooge van Poeëten, 'k Versoek maar als Schoolier, van u een wijzer les. Gy weet Gods Kerke viert, vandaagh u Patroones: Een Maaght, als ghy, begift met 's Hemels wijse gaaven, Wiens heiligh Lighaam is, van d'Engelen begraaven: Zy bracht veel Martelaars tot Godt, door staal en vier, Dit Hooghtijt nodight u, kom Dochter van Questier. (Begaaft met konst, en deught) en help de stasi vieren, Zoo zegen Godt u geest, tot glory der Questieren. Zoo komt u vroom gemoet, noyt kettery te naar. Zoo wort u ziel gevoet met Godt, van Godts Altaar: Die Hemels-offer-dis, daar Godt door Priesters handen, Een offer-vier ontsteekt, dat nimmer sal verbranden, [pagina 325] [p. 325] Daar 't ketterdom voor gruuwt, en bant Gods offer wegh, Acht Priester, noch Propheet, al quam Melchisedech. Wilt daar u wijse geest, ten offer, aan besteeden, U geest, die (Vondels mondt, met reden-rijcke-reden, Van vlyery gespeent, verheft door sijn gedicht, Een Goddelijk Poëet, die 't Christendom verlicht, Tot wonder voor dees eeuw', en troost in onse daagen, Die 't schier vervalle volk, door God spraak weet te schraagen, Die zoo veel zielen spijst, met Hemels oorbanket.) Doorluchte wijse Maagt, die op zijn Choorsank let: U wijsheydt was het waart, al wiertze aangebeeden, Noit sprak u schrandre tong', berispelijke reeden. Maar zagt, de Maagt die bidt; Dat niemant haar belet, Gemartelde Catrien, verhoort doch haer gebedt. A.H. Vorige Volgende